Björn Rzoska (Groen) over het kamp van Lokeren en de mythevorming over de collaboratie

Na de oorlog: 'De frustraties van vier jaar ontbering culmineerden in haat en agressie tegen vermoedelijke collaborateurs.' © Uit de privé-collectie van familie Willems
Jan Lippens
Jan Lippens Freelancejournalist

In tijden van terreurdreiging vallen er stevige lessen te trekken uit de naoorlogse geschiedenis van collaboratie en repressie. Dat vindt Groen parlementslid Björn Rzoska. ‘Ik herken in ons huidige politieke klimaat mechanismen die ook in de collaboratie en repressie hebben gespeeld.’

Björn Rzoska is fractieleider van Groen in het Vlaams Parlement en gemeenteraadslid van Lokeren. Als historicus verdiepte hij zich in de repressie en collaboratie. Hij onderzocht het interneringskamp van Lokeren waar enkele duizenden verdachten van collaboratie werden opgesloten. In 1999 publiceerde Rzoska daar al een boek over. In Opgesloten tussen zwart, wit en grijs beschrijft hij nu op basis van nieuwe archiefstukken de kampgeschiedenis van 1944 tot 1947, gelardeerd met veel gegevens over de geïnterneerden zelf.

Björn Rzoska: ‘De Vlaamse Beweging en de Vlaams-nationalisten hebben hardnekkige mythes geweven rond dat kamp, waardoor het een symbool van de onrechtvaardige, harde repressie werd. Dat klopt gewoon niet. Het kamp bleef lang onder de radar omdat historici geen toegang kregen tot de archieven. Dat ondervond ik zelf toen ik in de jaren negentig onderzoek deed. Het wetenschappelijk onderzoek heeft lang in de kinderschoenen gestaan. Dat had wellicht te maken met het grote taboe dat daar op rust. Het boek van professor Luc Huyse over de collaboratie en repressie ( Onverwerkt verleden, verschenen in 1991, nvdr) zorgde voor een doorbraak. Mijn boek bouwt daarop voort, nu je wel volop in de archieven kunt duiken.’

Vlaams-nationalisten noemden het kamp zelfs de universiteit van lokeren.

Waar zat dat grote taboe? Bij Belgische overheden die misstanden van de repressie toegedekt wilden houden?

Björn Rzoska: Dat speelde zeker mee, maar ook voor veel geïnterneerden en hun familie was het taboe. Ik heb mensen gesproken die niet in het circuit van de Vlaams-nationalisten zaten en ook liever niet herinnerd werden aan het feit dat ze als verdachte in dat kamp hadden gezeten.

Het kamp is vrij snel afgebroken. Was het een smet op de stad Lokeren?

Rzoska: Er werden tal van redenen gegeven om het af te breken. De houten barakken waren kort na de sluiting openbaar verkocht. Alleen de bakstenen gebouwen waren gebleven en werden onder andere als kippenkwekerij gebruikt. De site was verwilderd en moest plaatsmaken voor noodwoningen, ondanks de druk van VU-parlementariërs om er een soort memoriaal van te maken. Er was ook de vrees dat Lokeren een bedevaartsoord zou worden voor Vlaams-nationalisten en alles wat met de repressie te maken had.

Ligt dat oorlogsverleden vandaag nog altijd zo moeilijk?

Rzoska: Ja, ik kom in de Wetstraat nog altijd mensen tegen die over dat oorlogsverleden puur in clichés denken. Clichés die al lang door wetenschappers van tafel zijn geveegd. De taboes blijven doorwerken.

Wat zijn de clichés over het kamp in Lokeren?

Rzoska: Ik vind het onvoorstelbaar dat men nog altijd doet alsof iedereen in dat kamp een oorlogsmisdadiger was. Er zat een kleine minderheid misdadigers, maar lang niet iedereen had boter op het hoofd. We gaan behoorlijk krampachtig om met dat verleden. Ik zag dat in mijn eigen familie. Mijn grootvader aan vaderskant vocht met de geallieerden en mijn grootvader aan moederskant was oostfrontstrijder en werd na de oorlog in het kamp van Lokeren opgesloten. Ik herinner me als kind welgeteld één familiediscussie over dat oorlogsverleden. Er werd vooral over gezwegen. Dat was de modus vivendi.

Sommige familieleden vinden het niet goed dat mijn boek die periode oprakelt. Ooms en tantes zijn als kind op bezoek geweest bij hun vader toen hij in dat kamp opgesloten zat. Dat moet op hen een blijvende indruk hebben gemaakt. Ik begrijp die gevoeligheid, maar dat houdt me niet tegen om de zaken op te schrijven zoals ik ze zie.

Na de oorlog heeft mijn grootmoeder het heft in handen genomen. Zo is mijn grootvader bijvoorbeeld nooit lid van het Sint-Maartensfonds geworden. Het blad Berkenkruis kwam niet in huis. Hij mocht van mijn oma één keer per jaar een vriend zien waarmee hij aan het oostfront had gevochten. Dat was het.

Collaborateurs meldden zich soms zelf in Lokeren, want in dat kamp waren ze veiliger dan op straat.
Collaborateurs meldden zich soms zelf in Lokeren, want in dat kamp waren ze veiliger dan op straat.

De politieke wereld vindt nog altijd geen modus vivendi rond de repressie?

Rzoska: Nee. Het opkomende Vlaams-nationalisme – in 1954 werd de Volksunie opgericht – heeft van het repressieverhaal een krachtige motor gemaakt om kiezers te werven. Door die politisering is het nu te laat voor een soort collectieve verzoening in dit land.

Eind 2014 heb ik als parlementslid geprobeerd om met een officiële verzoening een streep onder dat verleden te trekken. Ik heb daarvoor van verschillende kanten flink op m’n kop gekregen. Net in die periode kwam de N-VA in de federale regering en deed Laurette Onkelinx in de Kamer meteen die forse uitspraak: ‘Het geluid van de laarzen weerklinkt in de regering van het land.’ Een onvoorstelbaar domme verklaring. Mevrouw Onkelinx had beter wat meer historisch onderzoek gelezen. Ik besefte meteen dat het heel gevoelig lag. Dat zal niet meer veranderen, denk ik.

Waarom niet?

Rzoska: De meeste betrokkenen zijn overleden, de politieke relevantie van het thema verdwijnt. Wat overblijft, is een soort agree to disagree. We moeten leren leven met die kloof. Verzoening kan alleen nog van onderuit groeien, denk ik.

Is de politieke relevantie ook weg voor Vlaams-nationalistische partijen zoals de N-VA?

Rzoska: Ze hebben verkozenen die de voorgeschiedenis van hun eigen partij nauwelijks kennen. Toen de N-VA pas in de regering zat, brak een rel uit over de aanwezigheid van Theo Francken en Ben Weyts op het verjaardagsfeestje van Bob Maes. Veel collega’s in het Vlaams Parlement wisten niet eens wie Bob Maes was. (Hij was medeoprichter van de extreemrechtse militie VMO en later VU-parlementslid. Maes zat wel in de cel, maar werd nooit veroordeeld voor collaboratie, nvdr).

Uit uw boek blijkt dat 60 procent van de verdachten van collaboratie in het kamp van Lokeren nooit is veroordeeld, maar er gemiddeld wel 158 dagen vastzat.

Rzoska: Veel mensen zijn uiteindelijk vrijgelaten omdat ze nauwelijks iets hadden mispeuterd. Lidmaatschap van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) volstond bijvoorbeeld al om opgesloten en gestraft te worden. Veel zaken waren ook niet te bewijzen. Mensen die vrijkwamen, werden soms wel op een andere manier gestraft, bijvoorbeeld met intrekking van hun burgerlijke en politieke rechten.

Het is inderdaad opvallend dat mensen behoorlijk lang in het kamp zaten. Vergeet niet dat de eerste drie, vier maanden na de opening van het kamp bijzonder chaotisch waren. Duizenden mensen werden opgepakt en daarbij hadden verzetslui en lokale overheden relatief vrij spel. Kampbewakers kwamen uit het verzet of waren bijvoorbeeld verplicht tewerkgesteld geweest in Duitsland. Dat was om problemen vragen.

Dirigent en Vlaams-nationalist Gaston Feremans houdt zijn koor in de maat tijdens een misviering in de kapelbarak.
Dirigent en Vlaams-nationalist Gaston Feremans houdt zijn koor in de maat tijdens een misviering in de kapelbarak.

De regering in ballingschap in Londen wilde zo snel mogelijk greep op de toestand krijgen, maar ze werd in eigen land niet echt vertrouwd. Ze wilde de bevolking tonen dat ze krachtdadig optrad en dat niemand die in de oorlog fout was geweest, zijn straf zou ontlopen. Zonder de regeringsmaatregelen waren wellicht op straat veel meer doden gevallen. In Frankrijk zijn ongeveer tienduizend mensen wederrechtelijk geëxecuteerd. In ons land naar schatting 110. Dat zijn er 110 te veel, maar het viel dus relatief mee. Er heerste in die eerste maanden een machtsvacuüm.

Politici en Justitie wilden met massale arrestaties dat vacuüm vullen?

Rzoska: Ja, er was een oververhitting van de rechtsstaat. In totaal zijn er in heel België zo’n 70.000 mensen opgepakt en opgesloten. Collaborateurs meldden zich soms zelf in Lokeren, want in dat kamp waren ze veiliger dan op straat. Ze waren opgelucht toen ze werden opgesloten. De volksrepressie was soms schrikbarend hard. Er staat een foto uit een lokaal blad in het boek waarop je zo’n mensenmassa op straat in actie ziet. Roepende en schreeuwende mensen met vertrokken gezichten. De frustraties van vier jaar ontbering culmineerden in haat en agressie tegen vermoedelijke collaborateurs.

De mythe van de harde repressie is in die korte chaotische periode ontstaan?

Rzoska: Ja, die eerste maanden zijn door Vlaams-nationalisten opgeblazen tot de hele periode van repressie. Dat klopt gewoon niet. Na die eerste maanden kwam er een min of meer genormaliseerd gevangenisregime. De leefomstandigheden waren wel hard, er waren problemen met hygiëne en voeding. Eén keer was er een opstand wegens gebrek aan rantsoenen. Rijkswachters hebben toen hardhandig ingegrepen en daarbij zijn tientallen gewonden gevallen. Maar de mythe zit ook aan de andere kant. In tegenstelling tot wat men graag suggereert, was de rechtsstaat in die eerste maanden níét goed georganiseerd.

Uit uw boek blijkt dat de straffen voor collaborateurs nogal meevielen.

Rzoska: Dat er alleen maar zeer strenge straffen zijn uitgesproken, is ook deel van de mythe. De strafmaat viel doorgaans mee, maar dat belet uiteraard niet dat mensen er soms een levenslang trauma aan overhielden.

Staat het bloeiende culturele leven in het kamp niet haaks op die mythe van harde repressie?

Rzoska: In Lokeren zaten Vlaamse intellectuelen als schrijver Filip De Pillecyn, letterkundige Jozef Goossenaerts, componist Gaston Feremans en jurist Remi Piryns opgesloten. Er werden lezingen georganiseerd, taallessen gegeven, muziek en toneel gespeeld, teksten en gedichten geschreven, tekeningen van het kampleven gemaakt. Vlaams-nationalisten noemden het kamp zelfs de universiteit van Lokeren. Maar de Vlaamse Beweging framede dat wel helemaal anders: het verhaal was dat de repressie de Vlaamse intelligentsia wilde breken, maar dat ze zelfs opgesloten in een kamp zo veerkrachtig waren dat dat niet is gelukt.

Het boek Opgesloten tussen zwart, wit en grijs. Het kamp van Lokeren (1944-1947) van Björn Rzoska (Uitgeverij Doorbraak) wordt voorgesteld op 9 maart in Lokeren. Diezelfde dag is er ook een colloquium over het thema. Meer info op www.Doorbraak.be
Het boek Opgesloten tussen zwart, wit en grijs. Het kamp van Lokeren (1944-1947) van Björn Rzoska (Uitgeverij Doorbraak) wordt voorgesteld op 9 maart in Lokeren. Diezelfde dag is er ook een colloquium over het thema. Meer info op www.Doorbraak.be

Was het trauma van de repressie groter bij die lagere sociale klassen dan bij de intellectuele collaborateurs?

Rzoska: De militaire en paramilitaire collaboratie zat vooral bij de arbeidersklasse. Zij hadden de wapens opgenomen. Bij de intellectuelen ging het doorgaans over politieke, culturele of administratieve en economische collaboratie. Het trauma zat ongetwijfeld bij allemaal, maar de intelligentsia hebben er hun politieke motor van gemaakt.

De collaborateurs hadden in Vlaanderen dus zelf de geschiedschrijving in handen en ze hebben hun collaboratie vrij snel als puur ideologisch geduid. Alles wat in de concentratiekampen van de Duitsers is gebeurd, hielden ze bewust buiten beeld. Wetenschappelijk onderzoek heeft daar uiteindelijk een groothoeklens op gezet en dat was voor veel collaborateurs bijzonder confronterend. Het moet niet gemakkelijk te verwerken zijn als je beseft dat je als minuscuul klein radertje toch hebt meegedraaid in een systeem dat de Holocaust heeft georganiseerd. Dat is heel wat anders dan toegeven dat je ideologisch gecollaboreerd hebt.

Het uiteindelijke doel van het kamp was heropvoeding en reïntegratie.

Rzoska: Dat lijkt mij compleet mislukt. Men wilde van de collaborateurs weer goede vaderlanders maken. Maar van welk vaderland? Daar zit een opvallend groot verschil met Wallonië, waar die herintegratie wel is gelukt omdat Franstalige collaborateurs België wél aanvaardden als vaderland. De Vlaamse collaborateurs hadden geen Belgisch vaderland. Vergeet niet dat zowat de hele Vlaamse Beweging en de Vlaams-nationalisten zich in de collaboratie hadden gestort omdat ze een zelfstandig Vlaanderen hoopten te realiseren.

Artikel 1 van de N-VA-partijstatuten is de onafhankelijke republiek Vlaanderen. Dat artikel wortelt nog altijd in de collaboratie?

Rzoska: Klopt, maar hoeveel partijleden of kiezers zouden die historische link nog kennen? Bart De Wever hoor je daar zelden of nooit nog over. Hij lokt zijn kiezers met andere thema’s. Hoe dan ook, die collaborateurs lieten zich niet heropvoeden tot fiere Belgen. Het is maar de vraag of je überhaupt dat soort heropvoeding moet proberen. Men blijft dezelfde fouten maken.

U doelt op wat vandaag in gevangenissen met geradicaliseerde moslims en Syriëstrijders gebeurt?

Rzoska: Ja. Je moet mensen hun fundamentele ideeën of geloofsovertuiging niet proberen te veranderen, maar ze een aantal waarden leren delen over democratie en burgerschap. Wat ze geloven, kun je toch niet uitwissen. Dat geldt ook voor geradicaliseerde gevangenen vandaag. Leer ze democratische spelregels aanvaarden en laat ze voor de rest vrij in hun geloofsovertuiging. Op die basis kun je perfect beschaafd samenleven.

Björn Rzoska (Groen) over het kamp van Lokeren en de mythevorming over de collaboratie

Speelden bij de collaborateurs niet vooral politiek-ideologische motieven en bij geradicaliseerde moslims in eerste instantie hun godsdienst?

Rzoska: De Waalse collaboratie kwam bijvoorbeeld vooral uit conservatief-katholieke hoek en Vlaamse oostfronters gingen het goddeloze bolsjewisme bestrijden. Ook bij de collaboratie speelden religieuze motieven. Mijn grootvader die naar het oostfront trok, was een diepgelovige katholiek. Hij bad zelfs voor de juiste lottocijfers. (lacht) Een aantal motieven van toen speelt dus ook vandaag een rol. We moeten leren uit ons verleden, maar dat doen we niet.

De centrumrechtse federale regering neemt vandaag ook repressieve maatregelen. U ziet parallellen met de repressiewetgeving van na de oorlog?

Rzoska: Veiligheid is een basisrecht, maar we moeten uitkijken dat al die maatregelen niet opnieuw voor oververhitting van de rechtsstaat zorgen. Daar zijn aanwijzingen voor. Denk bijvoorbeeld maar aan het plan om de regels voor huiszoeking te versoepelen om illegalen op te pakken. Het is misschien wat kort door de bocht, maar na een groot incident of aanslag belijden we telkens weer uitdrukkelijk de waarden van onze democratische liberale rechtsstaat. Wel, die belijdenis mag je een paar maanden na de feiten niet op de helling zetten met verregaande maatregelen die zowel onze vrijheden als onze privacy aantasten.

Die maatregelen worden vaak door Vlaams-nationalistische excellenties als Jan Jambon en Theo Francken voorgesteld. Staat dat niet haaks op de Vlaams-nationalistische mythe over die harde repressie?

Rzoska: Inderdaad, ik vraag het me ook af. Maar ik denk dat het vandaag te maken heeft met één specifieke godsdienst. Elk tijdsgewricht heeft blijkbaar een zwart schaap nodig. Vandaag is dat de islam. Ik heb uit mijn onderzoek geleerd dat je nooit mag veralgemenen. Politici als Jambon, Francken en Onkelinx hebben zich daar al aan bezondigd. In de politiek gaat het vandaag zeer bits toe. De empathie voor wie anders denkt, is weg. Dus ja, ik herken in dit politieke klimaat mechanismen die ook in de collaboratie en repressie hebben gespeeld. Vroeg of laat betalen we daar de prijs voor, want veel mensen zijn dat harde gekibbel onder politici beu. Alles wordt geframed, elke komma of halve zin. De repressiemythe was een sterk staaltje van framing dat bovendien heel lang heeft gewerkt bij de achterban van de Vlaams-nationalisten: alles is altijd de schuld of de fout van anderen. Waar eindigt dat?

Björn Rzoska

– 1973: geboren in Sint Niklaas

– 1996: licentiaat geschiedenis aan de UGent

– 1998-2001: onderzoeksassistent Ufsia

– 1999: boek ‘Zij komen allen aan de beurt, de Zwarten, over het kamp van Lokeren’

– 2001-2003: directeur cultureel centrum De Fabriek

– 2006: gemeenteraadslid Lokeren

– 2009-2013: ondervoorzitter Groen

– 2013: lid Vlaams Parlement

– 2014: fractievoorzitter Groen in het Vlaams Parlement

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content