Stavros Kelepouris

‘De angst voor soumission is echt, en hij snijdt diep’

Stavros Kelepouris Journalist Knack.be

Het huizenhoog probleem voor de pleitbezorgers van de multiculturele samenleving: de angst voor de dominantie van islamitische nieuwkomers en hun cultuur heeft zich genesteld in de feestzalen van Vlaanderen.

Als Bart De Wever tweet, is het doorgaans met venijn. Vorige week was het alweer prijs: bij een cynisch commentaar over het hoofddoekendebat trapte De Wever na met een verwijzing naar Soumission, het recentste boek van de Franse auteur en polemist Michel Houellebecq. Daarin verhaalt Houellebecq hoe de Franse Vijfde Republiek van binnenuit, via de wegen van de democratie, wordt overgenomen door een streng islamistische partij. Het hoofdpersonage geldt als een pars pro toto voor de Franse maatschappij, en staat naar de nieuwe realiteit te kijken met het politiek bewustzijn van een kleuter.

De titel van de roman is daarom een magistrale double entendre: is het de moslimpartij die zich meester maakt van de maatschappij en de Fransen onderdrukt, of zijn het net de autochtone Fransen die zich láten onderdrukken?

De angst voor soumission is echt, en hij snijdt diep

Sinds de publicatie van het boek is ‘soumission’ dan ook synoniem geworden voor de naïviteit van een linkse groep die met dure woorden als godsdienstvrijheid en mensenrechten het graf van haar eigen maatschappij delft en niet ingrijpt op het moment dat een nieuwe groep de eigen normen en waarden onder druk zet. De Amerikaanse alt-right spreekt in die context van cucks, Thierry Baudet heeft het over oikofobie: om het de nieuwkomer zo makkelijk mogelijk te maken moeten onze eigen gebruiken eraan – en daarom heeft Sinterklaas plots geen Zwarte Piet maar wel een Roetpiet.

Terwijl de linkerzijde van het politieke spectrum nog steeds zoekt naar een positief integratiediscours dat nazindert, is de gemiddelde Vlaming de afgelopen jaren opgeschrikt door videobeelden van een kalifaat dat – althans naar eigen zeggen – in naam van Allah de vreselijkste gruweldaden pleegde, filmde en als propaganda verspreidde. Wanneer de bommen zich verplaatsten van Irak en Syrië naar de aankomsthal van Brussels Airport, is een knop omgeslagen.

Daar schuilt het huizenhoog probleem voor de pleitbezorgers van de multiculturele samenleving: de angst voor soumission, de vrees om overvleugeld te worden door een moslimgemeenschap die haar islamitische wetten tot dominante maatschappijstructuren weet te verheffen, is reëel. En hij is veel breder verspreid dan schimmige fora waarop alt-rightjongeren elkaar fake news en protserige memes toeschuiven. De angst heeft zich genesteld in de feestzalen van Vlaanderen, gecultiveerd door de vermogende Vlaming.

In het centrum van Gent hield de lokale N-VA-afdeling gisteravond een gespreksavond met de Belgisch-Iraanse vrouwenrechtenactiviste Darya Safai, die bekend gemaakt heeft bij de verkiezingen kandidaat te zijn voor de partij. Safai vertelde het verhaal van haar jeugd in Iran, hoe vrouwen er op korte tijd een diepgaande onderdrukking moesten doorstaan, en hoe ze vanuit een snel ontluikend activisme andere oorden opzocht en zich uiteindelijk in ons land vestigde. Haar achtergrond verraadt waarom Safai geen greintje begrip heeft voor Belgische vrouwen die zeggen uit eigen keuze een hoofddoek te dragen: hoe kan een kledingstuk dat in haar thuisland het symbool werd van de totale uitvlakking van de vrouw hier opeens een statement van persoonlijke identiteit worden?

Ook al is het verhaal van Darya Safai stilaan gemeengoed in Vlaanderen, de aanwezige N-VA-sympathisanten hingen aan haar lippen – nog het meest wanneer de activiste sprak over de manier waarop ze in bepaalde Belgische gemeenschappen dezelfde door godsdienst en cultuur gelegitimeerde onderdrukking van de vrouw ziet terugkomen.

De vragen naderhand spraken boekdelen. Over het onbegrijpelijke standpunt van de katholieke onderwijskoepel, die de hoofddoek op school wil toelaten. Over de onbereidwilligheid van vele Marokkaanse en Turkse jongeren om zich op school in te zetten. En over de onvermijdelijke grote confrontatie. De vraag van de keurige, in een elegante blauwe outfit uitgedoste vrouw was doodeenvoudig: wanneer de moslims tegen ons in opstand komen, wanneer er gestreden moet worden, zullen de gematigde moslims zich aan onze kant scharen? Ze beantwoordde de vraag zelf: ‘Ik denk het niet, hoor’. Van alle kanten van de zaal steeg een instemmend ‘nee, natuurlijk niet’ op.

Dit was geen publiek van reactionaire extreemrechtse militanten die een cultuurmarxistisch complot vermoeden of zich beklagen dat er een bruine in de wijk is komen wonen. Het waren gegoede, bezorgde mensen uit de stedelijke burgerij, hoofdzakelijk maar niet uitsluitend blanke mannen en vrouwen boven de veertig die op een vrije donderdagavond naar het centrum van een grootstad afzakten om een Belgisch-Iraanse activiste te horen praten over onze normen en waarden.

Reken daarbij dat Gent Antwerpen niet is. Van de ‘feitelijke apartheid’ die Bart De Wever in zijn stad ontwaart, is in Gent geen sprake. In bijvoorbeeld de volkse buurt Brugse Poort wonen allochtone gezinnen samen met rasechte stroppendragers en jonge ingeweken koppels die aangetrokken worden door de betaalbare woningen. De buurtwerking toont er dat de sociale kringen van allochtonen en autochtonen niet strikt gescheiden zijn. Maar ook in Gent is de angst blijkbaar neergedaald.

De linkerzijde mag dan wel blijven hameren op de superioriteit van de multiculturele samenleving, intussen heeft een grote en groeiende groep mensen mentaal een stap verder gezet. Het schrikbeeld is bij hen springlevend, en dat kan wel eens fataler zijn voor het maatschappijbeeld van de zogenaamde Gutmenschen dan politiek wanbeheer van het Agentschap Integratie en Inburgering.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content