Peter Dedecker (N-VA)

‘De Belgische vakbonden wanen zich verheven boven het volk, alsof zij als enige weten wat goed is voor de mensen’

Peter Dedecker (N-VA) Kamerlid voor N-VA

‘De Belgische vakbonden staan de economische ontwikkeling van ons land in de weg’, schrijft Peter Dedecker (N-VA). Hij antwoordt hier op een stuk van Lars Vande Keybus van de ABVV-studiedienst. Die had geschreven dat vakbonden de economie wel ten goede komen.

Twee weken geleden stelde Lars Vande Keybus van de ABVV-studiedienst op deze pagina’s dat vakbondslidmaatschap goed is voor de economie. Eigenlijk ben ik het voor een deel met hem eens. De beste tegenvoorbeelden zijn evenwel de Belgische vakbonden. Ik bezorg hem hier graag een antwoord.

Beste Lars,

Bedankt voor je uitgebreide tekst vorige week over de vraag of vakbonden goed zijn voor de economie en lidmaatschap dus fiscaal gestimuleerd moet worden. Ik beken, eigenlijk ben ik het deels met je eens: vakbonden kunnen zeer positief zijn voor de economische ontwikkeling van een land. De Belgische vakbonden zijn evenwel het beste tegenvoorbeeld.

Jij vertrekt vanuit een internationale vergelijking met buitenlandse voorbeelden en een vergelijking op Europees niveau. Dat is appelen met peren vergelijken. De economie van de grote Europese Unie valt niet te vergelijken met het kleine België. Maar vooral projecteer je landen met een constructieve vakbondsstructuur en -cultuur op de Belgische situatie met verzuilde vakbonden in een onderlinge concurrentiestrijd. Inherent hiermee toon je eigenlijk de inhoudelijke zwakte aan van de Belgische vakbonden.

Ik ga dus graag in op je argumenten en uitnodiging tot debat, en bezorgen je en passant een summiere illustratie van de schade aan onze economie die aangericht wordt door de Belgische vakbonden.

1. Een hogere loonkost is niet positief voor de Belgische economie

Uit je Europese vergelijking stel je dat daar waar vakbonden het sterkst staan, de winsten van de toekomstige economische vooruitgang onderling beter verdeeld zijn. Dat je het hebt over de toekomstige economische vooruitgang luidt al een voorafname in op wat nog moet komen, een manier om nu al uit te geven wat er nog niet is en mee de oorzaak is van onze historische staatsschuld op de kap van de komende generaties. Maar kom, laten we dat even buiten beschouwing laten.

Je kijkt hier vooral naar het loonaandeel, dat voor een vakbond (uiteraard) zo hoog mogelijk moet zijn. Dat is evenwel een eenzijdige benadering op korte termijn, meer gericht op afgunst dan op groei. De belangrijkste vraag is immers of de economie erop vooruit ging en de werknemers er in totale loonmassa per capita op vooruitgingen. Als de economie sterk groeit en het loonaandeel iets minder, kunnen alle werknemers samen er nog altijd beter op vooruitgaan dan bij een kleinere economische groei met groter loonaandeel.

‘De Belgisce vakbonden wanen zich verheven boven het volk, alsof zij als enige weten wat goed is voor de mensen’

In jouw Keynesiaanse benadering zijn de lonen datgene wat de motor achter economische groei aandrijft. Hogere lonen verminderen misschien de winsten voor ondernemingen, maar zorgen volgens jou dankzij een grotere binnenlandse consumptie voor een veel grotere boost aan diezelfde winsten. Voor de grote landen en de Europese Unie als geheel valt daar wat voor te zeggen. In grote landen gaat immers een groter deel van de binnenlandse productie naar binnenlandse consumptie, zoals terecht gesteld wordt in de door jou aangehaalde studie van de internationale vakbondskoepel. Diezelfde studie rept echter met geen woord over België. Je mag die conclusies voor grote landen en de eurozone dan ook niet zomaar toepassen op het kleine België.

België is immers een kleine en open economie, met een veel groter aandeel in- en export. De industrie staat traditioneel sterk in halffabricaten die geëxporteerd worden en deels terugkomen in een afgewerkt product. Versterking van de koopkracht komt in het kleine België voor een groter deel dan in grote landen te goed aan buitenlandse bedrijven die hier een sterke afzetmarkt vinden, zeker als onze producten duurder worden dankzij de door jou gepropageerde hogere loonkost. Een vermindering van de loonkost heeft daarentegen meteen een groter effect op onze export: onze producten worden (relatief) goedkoper dan buitenlandse concurrenten. En die concurrenten, dat zijn onze belangrijkste handelspartners: de buurlanden. Allen (op het VK na) opererend binnen de eurozone, dus zonder de mogelijkheid om de munt te devalueren zoals vroeger.

Gentse haven

Laat me dat illustreren met een voorbeeld: Arcelor Mittal Gent aka het voormalige Sidmar in mijn geliefde Gentse Haven. Een geïntegreerde staalproducent met vandaag 4.700 directe personeelsleden, maar verantwoordelijk voor een veelvoud aan jobs in dienstverlenende bedrijven en studiecentra zoals OCAS. Moederbedrijf Arcelor Mittal is het grootste staalbedrijf ter wereld met een marktaandeel van 8% en vooral . Met zo’n klein marktaandeel en een product dat verkocht wordt op een wereldmarkt die vooral afhankelijk is van China, ben je prijsvolger: je kan de prijs van je product niet verhogen of je betaalt dat meteen in een dalende omzet. Hetzelfde geldt voor de grondstoffen, ijzererts en steenkool, die via het kanaal Gent-Terneuzen aangevoerd worden uit heel de wereld en waar het bedrijf dus (op de eigen mijnen na) ook prijsvolger is. Het enige wat daartussen zit, zijn loon- en energiekosten. Op beiden scoren we slecht. Een stijging van de loonkost, bvb door een indexverhoging, zal niet meteen resulteren in een stijgende vraag naar het product: zelfs al kopen de Belgen iets meer auto’s met Gents staal, dan nog zal de impact uiterst beperkt zijn.

De impact op de kosten is er echter wel en meteen. Met prijzen voor grondstoffen en eindproduct waarop men geen invloed heeft, kan een stijgende loonkost alleen maar opgevangen worden door het met minder personeel te gaan doen. Gelukkig zijn de Gentse werknemers bijzonder productief om dat nog enigszins op te vangen, maar een verhoging van de loonkost is duidelijk geen goed nieuws voor diegenen wiens job erdoor op de helling komt te staan.

‘Een (sociaal gecorrigeerde!) indexsprong klinkt misschien niet plezant op korte termijn, maar deze solidariteit zorgt er wel voor dat we er met z’n allen beter van worden.’

Een verlaging van de loonkost (of een kleinere stijging dan in onze buurlanden) maakt onze producten dan weer goedkoper, vergroot de export, creëert groei en jobs. Net daarom zet de huidige regering zo sterk in op die competitiveit. Volgens de Nationale bank is de indexsprong zo al goed voor 33.000 nieuwe jobs, de tax-shift (die dankzij de besparingen op de overheidsadministratie eerder een tax-cut is) doet daar volgens dezelfde economische bollebozen nog eens 64.500 jobs bovenop. Een (sociaal gecorrigeerde!) indexsprong klinkt misschien niet plezant op korte termijn, maar deze solidariteit zorgt er wel voor dat we er met z’n allen beter van worden. Samen met de tax-shift zijn dat in totaal 97.500 mensen die hun inkomen sterk zien toenemen, 97.500 gezinnen met een extra kostwinner, 97.500 uitgespaarde uitkeringen die niet meer moeten gefinancierd worden door de werkende mensen. Volgens de Nationale Bank zal het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen door de federale regeringsmaatregelen alleen al toenemen met 2,4%. Het betere economische klimaat zal in z’n geheel zelfs voor 114.000 nieuwe jobs zorgen volgens de Nationale Bank.

Ik hoef wellicht niet te vermelden dat uw vakbond zich hevig verzette (en blijft verzetten) tegen de indexsprong en de tax-shift.

2. Ideologische vakbonden vs toekomstgerichte vakbonden

In je stuk wijs je graag naar de goede economische prestaties van de Scandinavische welvaartstaten en hun sterke vakbondstradities, in het bijzonder op vlak van syndicalisatiegraad, het percentage werknemers dat lid is van een vakbond. In België ligt dat inderdaad hoog, dankzij de door jou geroemde fiscale stimuli rond de 50%. Finland, Zweden en Denemarken halen percentages van 70%. In de jaren ’90 bedroeg het lidmaatschap in Zweden zelfs 80%. En neen, wij vinden dat helemaal geen angstaanjagend gegeven, percentages van 70% en meer: een sterke vakbond kan een zeer goede zaak zijn, en zou dat moeten zijn. Zweden en Denemarken bewijzen dat, maar België is alweer een schitterend tegenvoorbeeld.

De Zweedse bonden zijn nauw gelieerd aan de sociaaldemocratische partij. In Denemarken was de LO lange tijd verbonden aan de sociaaldemocratische partij, maar sinds 2003 zijn die banden helemaal verbroken en is de LO, net als de collega’s van de FTF en AC onafhankelijk van enige politieke partij. Het zijn eerder partijneutrale vakcentrales.

‘De onderlinge op korte termijn gerichte concurrentiestrijd maakt de Belgische vakbonden blind voor het welzijn van de gehele bevolking op langere termijn.’

In België daarentegen zijn de verzuilde bonden elk aan een andere partij gelieerd, waarbij de groene partij als kaper op de kust het electoraat van de groene vakbond probeert aan zich te binden. De onderlinge op korte termijn gerichte concurrentiestrijd maakt de Belgische vakbonden blind voor het welzijn van de gehele bevolking op langere termijn, terwijl net dat laatste de focus is van de Scandinavische bonden.

De prioriteiten van de Belgische bonden zijn zeer sterk gericht op steeds hogere lonen (telkens hoger dan de index), hogere uitkeringen, vooral niet langer werken, handen af van het brugpensioen, geen beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, sterk verzet tegen interimarbeid (want interimkrachten zijn geen lid van de traditionele centrales en ondermijnen hun macht en gezag in de bedrijven), geen besparingen in dit platbelaste land, vooral meer ambtenaren aanwerven, hoog minimumloon en vooral een zeer sterke ontslagbescherming. Vooral die laatste twee zaken zijn een bescherming voor wie vandaag een job heeft, maar een absolute rem op het creëren van nieuwe banen. Je zou het een gebrek aan solidariteit kunnen noemen, een bescherming van de “haves” (diegenen die vandaag een job hebben die niet in gevaar is) ten koste van de “have-nots” (diegenen die geen job hebben en er een zoeken) en een gebrek aan solidariteit met diegenen die opdraaien voor de kosten van een royaal systeem met de vroegste uitstapregelingen van de Westerse landen. Een systeem dat geneigd is tegen de klippen te lopen.

Deens model

De Scandinavische bonden redeneren anders, op een economisch duurzame en sociale manier, en worden daar gezien de ledencijfers ook voor beloond. Terwijl de Belgische bonden zich verzetten tegen interimarbeid en de nieuwe flexijobs in de horeca, is het Deense flexicurity-model met steun van de bonden gebouwd op flexibele contracten met soepel ontslagrecht en een sterk activeringsbeleid met een (hoge) werkloosheidsuitkering die beperkt is tot twee jaar. Toenmalig premier Rasmussen beperkte de uitkering in 2010 van vier naar twee jaar, een hervorming waarvan de nieuwe socialistische premier Helle Thorning-Schmidt prompt stelde dat ze op het ingeslagen pad zou verdergaan, met ook verdere lastenverlagingen voor bedrijven. Werkzekerheid staat voorop, niet jobzekerheid. Elk jaar verandert een kwart van de Denen in de privésector van job. Gezien de hogere uitkering hebben ze geen schrik om heel even zonder werk te zitten, en vakbonden zetten er meer dan bij ons in op opleiding voor ontslagen werknemers. De pensioenleeftijd gaat tegen 2030 omhoog naar 68 jaar, met steun van de vakbonden die bij ons blijven staken tegen een verhoging naar 67 tegen datzelfde jaar 2030. Het contrast is groot. Het resultaat: een Deense werkloosheid van 6,2 procent versus 8,6 in België, waarbij in Denemarken de arbeidsmarktparticipatie van 55-plussers op 65,2 procent ligt tegenover 43,8 procent in België.

Denemarken volgde hier het Zweedse voorbeeld. Ook in Zweden verlaagde men de lasten voor bedrijven en is de werkloosheidsuitkering beperkt, zelfs tot 300 dagen, minder dan een jaar dus. De ongelijkheid was hierdoor in Zweden wel toegenomen, maar werd er niet groter dan in België. Meer zelfs, dankzij het sterke activeringsbeleid (met meer investeringen in activering dan in uitkeringen) is het aantal mensen in absolute armoede er meer dan gehalveerd van 3% in 2004 naar 1,3% in 2014. In dezelfde periode steeg het aantal armen in België. Ook Zweden werden de hervormingen gesteund door de vakbonden. Ik citeer even Eva Oscarsson, arbeidsmarktspecialiste voor de Zweedse vakbond SACO: “Jobzekerheid is voor ons geen must, wij gaan voor tewerkstellingszekerheid. We duwen mensen richting groeiende sectoren via herscholingen en opleidingen.” Het zijn recepten die werken, die in Zweden, Denemarken en eerder in Duitsland door socialisten werden doorgevoerd, maar door de Belgische vakbonden bestreden worden.

‘Hoef ik nog te vermelden dat, ondanks dergelijke ingrijpende hervormingen en de hoge ledencijfers van de Zweedse en Deense vakbonden het aantal stakingen er zeer laag ligt?’

Het zijn recepten voor economisch herstel die niet alleen sterk gericht zijn op activering, maar ook op strenge bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Hier verzetten de bonden, de uwe op kop, zich tegen besparingen op overheidsuitgaven die in dit land 54% van het BBP uitmaken. Meer dan de helft van de welvaart wordt geconsumeerd door de overheid. Als ik het pamflet lees dat mij door uw stoottroepen overhandigd werd in aanloop naar de laatste betoging, dan lees ik bij de tegenvoorstellen zelfs nog meer uitgaven, nog meer overheidstewerkstelling (betaald door hogere lasten) en tout court meer planeconomie. Ik had gehoopt dat we die fase intussen al voorbij waren.

Hoef ik nog te vermelden dat, ondanks dergelijke ingrijpende hervormingen en de hoge ledencijfers van de Zweedse en Deense vakbonden het aantal stakingen er zeer laag ligt? In Zweden zijn er jaarlijks gemiddeld 100 stakingsdagen per 1000 werknemers, in België meer dan het dubbele. Opnieuw Eva Oscarsson: “In Scandinavië zijn er relatief weinig sociale conflicten en stakingen omdat de grote vakbonden niet ideologisch geïnspireerd zijn, zoals bij jullie in België. De vakbonden in andere EU-landen gaan vaker in conflict; wij kennen meer sociale rust en zijn daarom meer toekomstgericht.”

Vakbondslidmaatschap kan dus positief gecorreleerd zijn met arbeidsmarktparticipatie en hervormingen voor economische groei. Maar het moeten blijkbaar de juiste vakbonden zijn, vakbonden met een constructieve ingesteldheid. Vakbonden die wèl aan toekomstgericht beleid willen doen en fungeren als een motor van vernieuwing in plaats van een bron van angst en conservatisme. Zweden en Denemarken tonen aan dat vakbonden die wel aan toekomstgericht beleid doen, ruim gesteund worden door hun leden, meer dan in België.

3. Eigenbelang

In jouw pleidooi pleit je voor fiscale stimuli voor vakbonden vanuit een algemeen economisch belang. Probleem in deze is dat de Belgische vakbonden nogal sterk bezig zijn met eigen belang, ten koste van het algemeen economisch belang. Een fiscaal gunstregime voor organisaties van eigenbelang, dat is al een heel stuk moeilijker verdedigbaar.

Het gebrek aan verdediging van het algemeen economisch belang van alle burgers, hebben we hierboven al uiteengezet. Qua eigenbelang verwezen we ook al naar het verzet van de Belgische vakbonden tegen interimarbeid en de flexijobs in de horeca, gezien deze werknemers geen lid zijn van de traditionele vakcentrales en dus hun macht en gezag in de ondernemingen ondermijnen. Het beste voorbeeld is evenwel het systeem van uitbetaling van de werkloosheidsuitkering.

Dat is bij ons vooral in handen van de vakbonden. Een debat hierover stuit op voorhand op een njet uit vrees voor verlies van leden. Een goede service bij de uitbetaling van werkloosheidsvergoedingen wordt blijkbaar gezien als een belangrijke (zoniet de belangrijkste of zelfs enige) reden voor lidmaatschap van een vakbond. Dat het enige alternatief bestaat uit de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen, een overheidsinstelling met de vakbonden in de raad van bestuur, krijg je nergens in het buitenland uitgelegd. Dat is een belangenconflict van jewelste.

‘Hoe kan een vakbond nu geloofwaardig beweren voor meer jobs te zijn, als ze tegelijk vergoed wordt voor het uitbetalen van werkloosheidsuitkeringen, aan leden die vooral daarom lidgeld betalen aan diezelfde vakbond?’

Hoe kan een vakbond nu geloofwaardig beweren voor meer jobs te zijn, als ze tegelijk vergoed wordt voor het uitbetalen van werkloosheidsuitkeringen, aan leden die vooral daarom lidgeld betalen aan diezelfde vakbond? Lidgeld dat bovendien in de belastingaangifte nog eens mag afgetrokken worden van de ontvangen uitkering als “beroepskost”. Je kan het zo gek niet bedenken. Het is alleszins bijzonder nefast voor de geloofwaardigheid van de vakbonden.

Laat me opnieuw de vergelijking maken met Zweden. Daar werden de werkloosheidsuitkeringen losgekoppeld van vakbondslidmaatschap. Wat voor jou wellicht het gekst van al klinkt: de Zweedse vakcentrale TCO, die hierdoor 20.000 leden verloor op 2 maanden vond dat helemaal niet erg. Ze wilden immers helemaal niet dat mensen lid werden louter omwille van de werkloosheidsuitkering. TCO wil als vakbond een meerwaarde bieden, direct en iedere dag. Een vernieuwingsoperatie werd ingezet onder de naam “Facketförändras!”, Zweedse voor “schuif van verandering”. Een N-VA’er zou er zowaar wild van worden. Leden en niet-leden konden hun ideeën kwijt voor verandering, welke meerwaarde ze willen zien in een vakbond.

Moeilijke optie

We zien het de Belgische vakbonden nog niet te snel doen, zeker niet wat de niet-leden betreft. In tegendeel: de Belgische vakbonden wanen zich verheven boven het volk en stellen beter dan hen te weten wat goed is voor de mensen. Verkiest het volk bij meerderheid een centrumrechts beleid, dan moet dat wel een vlaag van zinsverbijstering geweest zijn en moet dat beleid kapotgestaakt worden. Niet akkoord gaan met de vakbond en toch gaan werken, is een zeer moeilijke optie. “Sommige mensen denken dat ze kost wat kost mogen gaan werken”, moet zowat dè uitspraak van 2014 geweest zijn, afkomstig van een ACV’er die de wegen in Vilvoorde blokkeerde. Nachtarbeid in de e-commerce? Voor uw vakbond kan er geen sprake van zijn. Dat ondertussen duizenden jobs verdwenen zijn naar Nederland en Duitsland, net over de grens, is geen bezwaar voor een op korte termijn en de incrowd gerichte vakbond. Het is immers de vakbond die moet bepalen waar en wanneer er mag gewerkt worden of werk mag gegeven worden, dat mag vooral het volk zelf niet doen. Aan de laatste staking kwamen zelfs doden te pas. Wat een verschil met de open Scandinavische houding, waar die vakbonden er ook voor gesteund worden.

4. Geloofwaardigheid en gedragenheid

Dat de Belgische vakbonden niet meteen bijdragen tot de economische groei in die mate dat een fiscaal gunstregime verantwoord is, is intussen al duidelijk uit bovenstaande. We hebben ons dan nog beperkt, en nog niet uitgerekend hoeveel de schade is van de vele stakingsdagen de voorbije jaren, de (wilde) stakingen bij de NMBS, de loonkostenhandicap met de buurlanden door de te strikte loononderhandelingen, het aantal mislopen jobs door het rigide arbeids- en ontslagrecht. Het zou al helpen mochten de vakbonden een constructieve gesprekspartner of zelfs motor voor hervormingen zijn, maar dat is niet het geval. Hervormingen zijn in dit land nog nooit gelukt zonder grote stakingen door alle bonden, en dan nog ging uw rode vakbond nooit akkoord. Met het ACV kan je bij momenten wel praten, met uw vakbond is dat behoorlijk zinloos want het blijft steevast “neen”, zelfs onder socialistisch bewind. Een fiscaal gunstregime voor een veto-vakbond is vooral weggesmeten geld.

Maar vooral zijn de huidige fiscale gunstregimes bijzonder slecht voor de geloofwaardigheid van de vakbond zelf. Ik geloof in een sterk middenveld dat gedragen is door een achterban. Zo is pakweg Natuurpunt een zeer geloofwaardige gesprekspartner, gezien de vele leden die ook financieel en als vrijwilliger hun volle steun betekenen, zonder enige directe return. Bij een vakbond is dat anders. Die wordt vooral gefinancierd door de bedrijven en de belastingbetaler: via het systeem van de vakbondspremies, en de fiscale behandeling van zowel de vakbondspremie als het lidgeld voor zowel werkenden als werklozen. Ik wees ook al op de afhankelijkheid via de uitbetaling van de werkloosheidsuitkering. Het zou voor de geloofwaardigheid van een vakbond zoveel beter zijn, als men daadwerkelijk kon spreken namens leden die een oprecht, vrijwillig en geheel zelf betaald mandaat geven aan die vakbond.

‘De Belgische vakbonden zullen dus moeten kiezen tussen hun geloofwaardigheid, of de eigen centen op korte termijn.’

De Belgische vakbonden zullen dus moeten kiezen tussen hun geloofwaardigheid, of de eigen centen op korte termijn. Uit het Arco-debacle, de deelname van leidinggevende ACV’ers in constructies met belastingparadijzen als Barbados en de belastingfactuur van 9,5 miljoen euro (inclusief 30% boete) voor de ACW-koepel bleek die keuze voor het ACV alvast in de verkeerde richting uit te draaien. Het protest tegen het nog maar ter discussie stellen van de fiscale privileges was evenmin hoopgevend. Aan jullie om het tij te keren en terug geloofwaardigheid op te bouwen en een maatschappelijke meerwaarde te betekenen, in plaats van te focussen op de eigen centen. Jouw buitenlandse collega’s geven het voorbeeld. Ik ben er alleszins klaar voor, en ben vragende partij voor sterke vakbonden die een positieve bijdrage leveren aan de economie en het welzijn van ons allen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content