Alexander Casier

‘Ons hoger onderwijs is geen instrument voor totale gelijkheid’

Alexander Casier Politiek Secretaris LVSV Nationaal

‘Hoe wenselijk is een samenleving waarin zelfs intellectuele capaciteiten niet noodzakelijk een criterium zijn voor het behalen van een diploma’, vraagt Alexander Casier van het LVSV zich af. Hij reageert daarmee op een opiniestuk van Line De Witte (Comac) die stelde dat ‘de jacht op de eeuwige student enorm asociaal is’.

Ons hoger onderwijs is flexibeler dan ooit tevoren, studenten zijn assertiever dan ooit tevoren (getuige de cijfers over het aantal examenbetwistingen), en in vergelijking met de meeste Europese landen wordt er een zeer beperkte individuele investering gevraagd. De intensiteit van studiebegeleiding aan Vlaamse universiteiten en hogescholen heeft proporties aangenomen die ondenkbaar waren in de periode waarin onze ouders hoger onderwijs volgden. Toch is het voor de linkerzijde van de studentenbeweging nog ruim onvoldoende, getuige het opiniestuk van Line De Witte, waarin zij o.m. stelt dat studenten zelf weinig tot geen verantwoordelijkheid dragen voor een mislukking in het hoger onderwijs (de schuld ligt bij een gebrek aan ondersteuning), en ze onze universiteiten en hogescholen ervan beschuldigt bewust een (al dan niet gedwongen) politiek te voeren van ‘selectie en elitarisering’.

Intellectuele capaciteiten

Wie de evolutie van ons hoger onderwijs in de voorbije halve eeuw een beetje beheerst, moet allereerst vrij snel inzien dat zo’n uiteenzetting behoorlijk onzinnig is.

‘Ons hoger onderwijs is geen instrument voor totale gelijkheid’

Hoewel de nieuwe slaagcriteria van de KU Leuven (o.m. slagen voor minstens dertig studiepunten in het eerste jaar en het invoeren van toelatingsproeven) inderdaad behoorlijk streng zijn, vormt dat niet de kern van de discussie. Waar het in essentie om gaat, is de vraag hoe wenselijk de evolutie zou zijn naar een samenleving waarin zelfs intellectuele capaciteiten niet noodzakelijk een criterium hoeven te zijn voor het behalen van een diploma aan de universiteit of hogeschool, maar louter de afweging of de overheid wel genoeg belastinggeld heeft geïnvesteerd in een gefaalde student.

“Studies wijzen- niet verbazingwekkend – uit dat studenten die meer ondersteuning genieten, ook hogere slaagkansen hebben”, stelt de auteur in haar stuk. Wél verbazingwekkend is de nietszeggendheid van die bewering. Het is als zeggen dat we allemaal rijker zullen zijn nadat de ECB geld heeft bijgedrukt. Die stelling zegt niets over de waarde van dat geld, net zoals de bewering van de auteur niets zegt over de waarde van een diploma en de competenties van de houder ervan, als ‘meer ondersteuning’ betekent dat zijn/haar handje van begin tot einde moet worden vastgehouden, en er vooral geen enkele individuele investering tegenover mag staan.

Subsidies voor feestjes, terwijl onderzoek ondergefinancierd is

Voor alle duidelijkheid: er zijn problemen met de financiering van ons hoger onderwijs. Maar de vraag of er wel voldoende middelen zijn is daarbij compleet ondergeschikt aan de vraag of het geld dat vandaag wordt geïnvesteerd, wel efficiënt wordt aangewend. Aangezien er voor private initiatieven weinig tot geen ruimte is in het Vlaamse onderwijslandschap (concurreren met gesubsidieerde scholen is onbegonnen werk), zijn we voor ons hoger onderwijs volledig aangewezen op de overheid.

‘Het is jammer voor gelijkheidsfetisjisten, maar de universiteit is een plaats waar intellectuele elites worden gevormd’

De intellectuele eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat er vandaag in heel wat sectoren, uit pure noodzaak, al efficiënter met belastinggeld wordt omgesprongen dan in vroegere periodes, maar dat betekent niet dat bepaalde domeinen niet worden overgefinancierd (of onnodig worden gefinancierd). Om maar een klein voorbeeld te geven: dat er jaarlijks een paar honderdduizend euro aan subsidies worden uitgedeeld aan studentenverenigingen om hoofdzakelijk feestjes te organiseren (alsof we niet creatief genoeg zijn om zelf sponsoring bijeen te zoeken), terwijl wetenschappelijk onderzoek in bepaalde domeinen ondergefinancierd is, kan vragen oproepen. En wat het onderwijspersoneel betreft: een (zo objectief mogelijke en regelmatige) werklastmeting zou wellicht geen slechte zaak zijn, in plaats van het natte vingerwerk waarmee nu wordt gesnoeid in de onderwijsbudgetten.

‘Centrum voor maatschappelijke gelijkheid’

'Ons hoger onderwijs is geen instrument voor totale gelijkheid'
© Belga

Dat elke vorm van individuele investering in het (hoger) onderwijs uit den boze is voor COMAC (iets wat ter linkerzijde ook wel misleidend een strijd voor ‘gratis’ onderwijs wordt genoemd), werd reeds duidelijk in een eerdere discussie, op deze site.

Ook onze visie op de functie van een universiteit of hogeschool blijkt behoorlijk fundamenteel te verschillen. Eerder dan een centrum van kennis en wetenschap voor individuele ontplooiing en intellectuele onderscheiding, krijg ik de indruk dat het hoger onderwijs voor radicaal-linkse jongeren in de eerste plaats een instrument moet zijn om alle mensen gelijk te maken. Hoe jammer het ook is voor de gelijkheidsfetisjisten onder ons, de universiteit is van oorsprong een plaats waar intellectuele elites, met alle soorten overtuigingen en standpunten, worden gevormd.

Wie die functie wil aanvechten, kan er beter voor pleiten om de term ‘universiteit’ te schrappen en te vervangen door ‘centrum voor maatschappelijke gelijkheid’. Effectief iets bijleren wordt dan wel een soort positieve externaliteit, ondergeschikt aan het hogere ‘ideaal’: mensen gelijk maken, met alle consequenties die daarbij horen.

Lat moet laag liggen

En zo dreigt de radicaal-linkse studentenbeweging stilaan te verzanden in een discours waarin niet alleen individuele, financiële investeringen in het hoger onderwijs onbestaande zijn (een standpunt waar iedereen met een heel beperkte macro-economische kennis maar met een groot hart zich nog in zou kunnen vinden), maar waarin de lat ook zodanig laag moet worden gelegd (en er in zodanig veel begeleiding moet worden voorzien) dat eigenlijk enkel mensen met een ernstige mentale beperking niet in staat zullen zijn om een diploma hoger onderwijs te behalen.

'Ons hoger onderwijs is geen instrument voor totale gelijkheid'
© Belga

Welke meerwaarde (als dat woord überhaupt nog mag worden gebruikt) dat aan onze samenleving biedt, is nog maar zeer de vraag. Als de motivatie om hoger onderwijs te volgen zogezegd wordt gefnuikt door een jaarlijks inschrijvingsgeld van €890, zal die wellicht nog veel harder afnemen door een totale diploma-inflatie, behalve bij een kleine groep studenten die enkel een paar jaar gesubsidieerd wil feestvieren.

Onderwijs is geen hobby

Vóór men de liberale jongeren ervan gaat beschuldigen (dat zou niet voor het eerst zijn): neen, niemand wil terug naar een tijd waarin hoger onderwijs slechts betaalbaar was voor een kleine groep jongeren met rijke ouders, en de rest na zijn/haar veertiende verjaardag richting de arbeidsmarkt werd geduwd. En neen, niemand vindt dat je na een slecht semester (of een slecht academiejaar) maar meteen van de universiteit moet worden gegooid.

Waar de radicaal-linkse jongeren echter dringend mee moeten worden geconfronteerd, is hun selectief voluntaristische kijk op staatsonderwijs, alsof het om een soort hobby gaat waar onbeperkt geld tegenaan moet worden gegooid, waarin iedereen quasi onbeperkt eens alle richtingen moet kunnen uitproberen, waarin een diploma amper enige onderscheidende waarde heeft en waarin mislukkingen zowat iedereens schuld zijn, behalve die van de student zelf.

Ik kan slechts hopen dat COMAC een even voluntaristische visie ontwikkelt op de verantwoordelijkheid van de middenklasse en het grootkapitaal om – via belastingen – dat onderwijs te financieren. Tot die dag zal ik de radicaal-linkse jongeren alleszins moeilijk van ideologische rechtlijnigheid kunnen beschuldigen in het onderwijsdossier.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content