Lukas De Vos

De aantrekkelijke banaliteit van het goede

Lukas De Vos Europakenner

Als Hannah Arendt de onbeschrijflijke banaliteit van het kwaad herkende in de zaak Eichmann, dan doet Nikos Panyotopoulos, een ongewoon Grieks talent met al vier eerdere romans op zijn actief, net het omgekeerde voor wat goed en zeker te behouden is.

Nikos Panayotopoulos, Handschrift. Amsterdam, De Geus 2017, 158 blz.

Als Hannah Arendt de onbeschrijflijke banaliteit van het kwaad herkende in de zaak Eichmann, dan doet Panyotopoulos (° 1963), een ongewoon Grieks talent met al vier eerdere romans op zijn actief, net het omgekeerde voor wat goed en zeker te behouden is. Dat zijn schijnbaar futiele jeugdherinneringen. Je betrapt er je op dat je parallellen trekt met je eigen jeugd, al is Panayotopoulos een generatie jonger (maar wel meer gebonden aan een verstard land dat het kolonelsbewind pas in 1974 de deur kon wijzen, en op de ontwikkelingsschaal ver achter West-Europa aanhinkte).

De korte, nauwelijks ademende herinneringen aan zijn vader, broer, moeder en buren, riepen bij mij eerder de vaste regelmaat op van mijn grootvaders landelijke rust en kleine verstoringen, en aan de armoede waarin een groot gezin hier tot wasdom kwam. Maar juist omdat die 67 tekstjes, soms niet meer dan een notitie zonder verhaal, zo vlak zijn, winnen ze door hun autenticiteit en eenvoud aan levenskracht.

Dat is precies waar Panayotopoulos op focust. Wat herinner je je nog uit je kindertijd ? Niet de waarheid, wel het beeld dat zich in je geest en herinnering gevormd heeft.

Ik zou dit boek nooit lezen “tussen twee bushaltes of treinstations in”, zoals de achterflap marketeer ons probeert te overtuigen. Simpel is niet haastig, of een tussendoortje. Het is juist door ze alle tezamen rustig te lezen (ik heb drie keer opnieuw heet water in mijn bad laten lopen) dat je een helder beeld krijgt van een kleine gemeenschap die nog altijd bestaat. Ik herkende ze in Pella, de vroegere hoofdstad van Filippos van Macedonië en van Alexander de Grote, nu een verlaten ruïne, met één straat en een paar taverna’s, die goedkoop, overdadig, vriendelijk en onbegrijpelijk (vanwege alleen Griekskundig) zijn. Daar sprak een behulpzame handelsreiziger me aan, zomaar in een wit plastieken kuipstoeltje in een geïmproviseerde tuinbar. Waar ik vandaan kwam. Wat ik vond van de toestand in Griekenland. Of we solidair waren. Brede glimlach toen ik hem alle steun toezegde tegen de burokraten die nooit verder dan een Hilton of een Marriott reisden. Ouzo hier, ouzo daar, ja ik zag er veel dat jaar. Ik had ook veel tijd.

Dat slome, dat koppige geloof in eigen kunnen, dat rustgevende van een vaste overtuiging en van fataliteit, het boetseert een wereld die voor het internettijdperk gemeengoed was. Panayotopoulos doet een pakkende poging om dat verleden vast te houden en door te geven, tegen beter weten in. Hij doet dat aan de hand van de duizenden foto’s die zijn vader ooit maakte (en zelf nergens op de foto stond) met een Russisch toestel, dat liefderijk werd omgedoopt tot het Zorgenkindje. “Je hoefde het maar een klein beetje schuin te houden, of er kwam aan de bovenkant al rook uit – absoluut niet beangstigend natuurlijk”. De schrijver erfde het toestel, maar kreeg er een Nikon bovenop. Van familie in Amerika natuurlijk. Maar de oude Griek bleef gefascineerd door de mogelijkheden van de technologie. De zoon van Panayotopoulos bekeek zijn Olympustoestel met een hooghartig snuiven, maakte “twee of drie foto’s en liet de camera vervolgens links liggen”. Dat was even slikken voor de man. Hij begreep: “Hoe dieper het verleden zit, des te groter wordt de drang om de kleine beetjes en brokjes ervan in leven te houden”.

Dat is precies waar Panayotopoulos op focust. Wat herinner je je nog uit je kindertijd ? Niet de waarheid, wel het beeld dat zich in je geest en herinnering gevormd heeft. De reden waarom hij zijn bundeltje opent met een veelbetekenend citaat van Tom Waits: “I’ll tell you all my secrets, but I’ll lie about my past”. Nochtans zijn de contouren waarmee vooral de vaderfiguur afgelijnd wordt haarscherp. De man was trots, ouderwets, nieuwsgierig, en tevreden in zijn beroep bij de telefoonmaatschappij. Zijn grootste triomf was het aantal telegrammen dat hij mocht rondbrengen (en een fooi kreeg). “Op zijn vijfenvijftigste was hij nog geheel vitaal, maar had wel al zijn tanden verloren, afgezien van een paar vooraan in zijn mond”.

Waarom hij twee gelige hoektanden liet staan na de behandeling is ook de schrijver nooit duidelijk geworden. Toch een hamvraag. Na het plaatsen van een gebit was hij uitermate goedgeluimd. “En lelijker dan ooit. Zijn nieuwe tanden zagen er verschrikkelijk uit: ze waren spierwit, loodrecht en met een oogverblindende glinstering, maar tegelijkertijd ietwat langwerpig”. “Een hondshaai”. Hij wou alleen nog glimlachen, maar die lach “was bedreigend voor ons”. Het zegt veel over de patriarchale manier waarop een Atheens gezin uit de buitenwijken kon functioneren. Vader beval, moeder voerde uit. Ook als het op slaag aankwam. Emoties kwamen nooit over de lippen, de jongens liepen liever van huis weg dan op het haaiengebit te moeten zien.

Panayotopoulos had zijn vader dan ook danig teleurgesteld door bewust te falen op zijn toelatingsexamens voor de universiteit. Een kind dat zijn trapauto ontnomen wordt na bonje met zijn jonger broertje, dat een gruwelijke afkeer had van oom Yorgos, de kapper die maar één coupe toepaste, “compleet kaal” met “een klein plukje op je voorhoofd”, dat seks moest halen uit schilderijen van Delacroix, dat spijbelde en meteen over de knie werd gelegd met een elektrisch snoer, ach, het roept zoveel herkenbare wrevel voor dat verleden op dat het ontroerend wordt. Iets ouder ontwikkelt hij een voorliefde voor film, en die niet zoals ik naar Elvis Presleydraken of westerns ging kijken, maar tevreden moest zijn met Pavlos Melas of Wat heb je in de oorlog gedaan, Thanakis ? (ja, kunst van eigen bodem met eigen geschiedenis, zoiets als De Leeuw van Vlaanderen en Mira).

Toch was de reden van zijn verhangenheid onweerlegbaar en overtuigend: “De eerste film die ik persoonlijk in de bios had uitgezocht was er een van Nikos Panayotopoulos”. Zijn naamgenoot, je zou voor minder. Zeker als vertaler David Cohen behulpzaam in een voetnoot noteert: “De regisseur van De Luiaards in het Vruchtbare Dal”. De man stierf in 2016, kort voor Handschrift op de markt kwam. Film in goede en kwade dagen. Want zo verloor de schrijver zijn lief omdat hij twee keer na elkaar Apocalypse Now wou zien.

Handschrift is een buitengewoon warm boekje, met mildheid en vergevingsgezindheid voor de zonden der vaderen, en met oog voor details die vaak alleen in je dromen terugkomen.

Ik weet eigenlijk niet wat het meest aandoenlijk is in de bundel: de jeugdkiekjes in korte broek en witte sok, de Opel Olympia van oom Mimis of de vissersboot van oom Yannis (de helft van de mannelijke familie droeg de naam van de grootvader), een drankgelag op ongemakkelijke stoeltjes onder de bomen of Panayotopoulos als soldaat op oefening. Of de flitsen van herinneringen, verguld of verzwaard door de omstandigheden waarin ze opduiken.

Het meest gevoelige stukje vind ik “Ashes to ashes”. Hoe de asse van Lewis clandestien werd uitgestrooid in de Atlantische Oceaan en op zijn geliefde eiland Nisiros. Om een bizar detail: “De as was opgeborgen in een tupperwarebakje” (waar al die demonstratie-avonden al niet goed voor zijn), “omwikkeld met een plastic zak en ingeklemd tussen wat ondergoed van Milena”. Is er een mooiere weg naar de verstrooiing denkbaar ? (Wel voor Milena: zij is woedend “omdat ze stellig geloofde dat het een buitengewoon slechte en onrechtmatige grap was geweest van Valéry, de tweede vrouw van Lewis”. Die op haar beurt geraakt is omdat ze op meer erfenis had gerekend). Die kleinheid, die zo buitengewoon menselijk is, daarom moet je Panayotopoulos lezen. Want daarna gaan de treuzelaars, zoals dat hoort bij een begrafenis, duchtig eten. Een verse zeebrasem. En zie, het beest is mens geworden. “We deelden de kop met Giovanni. Terwijl ik naar hem keek en de systematische manier bestudeerde waarop hij zijn klauwen aflikte, kon ik niet ontkomen aan de gedachte dat we in hem onze te vroeg overleden vriend hadden teruggevonden”. Ik kon niet ontkomen aan de spiegelgedachte, de jonge Panayotopoulos was mijn jeugdig ik geworden, die namens zijn vader alle begrafenissen van zijn kennissen moest afdweilen (en nooit voor de laatste wijwaterzwiep mocht terugkeren, terwijl vader aan de Duvel zat).

Handschrift is een buitengewoon warm boekje, met mildheid en vergevingsgezindheid voor de zonden der vaderen, en met oog voor details die vaak alleen in je dromen terugkomen. En die zou ik dan moeten lezen tussen “twee Atheense metrolijnen in” ? Teveel bescheidenheid van Panayotopoulos (van wie ik me afvraag waarom zijn naam niet gewoon met een j geschreven wordt, en de ou niet gewoon oe kan zijn – de Franse en Engelse hebbelijkheden zijn mee in de namen verwerkt). Te weinig durven aan te voelen dat elke jongen of meisje door dat proces van coming of age en losmaken van de ouders heen moet. Maar van zo’n vanzelfsprekendheid dat je jezelf afvraagt: waarom heb ik mijn eigen verleden niet zo in kaart gebracht ? Panayotopoulos doet je het zweepje vergeten en je ouders in ere herstellen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content