Lukas De Vos

Wie de wereld van Luc Deflo binnentreedt, moet elke hoop laten varen

Lukas De Vos Europakenner

Aan Jou de Keuze is een beklemmende huis clos, vier verlopen figuren met een hoek af die verdacht worden van de moord op een luxehoer, en geterroriseerd worden door een nogal wansmakelijk afdreigende inspecteur.

Luc Deflo, winnaar van de Hercule Poirotprijs 2008, zoekt houvast. Sinds hij Manteau moest verlaten, waar hij 22 thrillers uitgaf rond het duo Bosmans-Deleu of rond Cel 5, had hij een onderkomen gevonden bij Borgerhoff en Lamberigts. Echt goed voelde hij zich niet, en dat was ook af te lezen aan de uitwaaierende richtingen die zijn negen thrillers daar uitgingen. Deflo experimenteerde ook met dubbelauteurschap, met zijn Braziliaanse vrouw Sormaria Marchan (Drift) of met Aloka Liefrink (Onderhuids). Allemaal one shots, en dat is met zijn overstap naar Van Halewyck niet anders.

De wereld van Deflo is het ondermaanse vol kobolden en geschminkte scharminkels. De letterkundige tegenhanger van Bosch en de oude Brueghel.

Aan Jou de Keuze is een beklemmende huis clos, vier verlopen figuren met een hoek af die verdacht worden van de moord op een luxehoer, en geterroriseerd worden door een nogal wansmakelijk afdreigende inspecteur, Peter Vergauwen. Het is me het puikje wel. Er is een naieve vrijgezel, Eddy Thienpont, die tot over zijn oren verliefd is geraakt op Francesca d’Abruzzo, “een hoer in schapenvacht”, en zich opmaakt om met haar te trouwen. Niet dat zij het weet. Er is de zelfingenomen handelsreiziger Marc Dondeyne, die zonder verpinken zijn vrouw en zijn baas bedriegt en regelrecht naar het bordeel rijdt. Er is de jaloerse Renate Quisquater, uit het milieu; zij hoopte een rijke oom aan de haal te slaan, maar die kiest natuurlijk eieren voor zijn geld, en dus voor zijn vrouw. En er is de dommekracht, elektricien Dominique Vanlommeren, die eerst klopt en dan nadenkt (maar niet te veel). Ze worden alle vier door Vergauwen onder druk gezet, tegen elkaar uitgespeeld, en tegen de wet in vastgehouden, eerst in de gebarrikadeerde ondervragingsruimte, dan – als ze erin slagen uit te breken – in de oude pastorij zelf, die hermetisch van de buitenwereld is afgesloten.

De klassieke doolhof, met duistere kamers, een angstaanjagende zolder, een verdachte badkamer, volgestouwde kelders, maar zonder ramen of uitwegen. En daar speelt Deflo op: het machtsspel tussen de vier verdachten (en de agent), de toenemende verdachtmakingen, de nijd om de verloren gunsten van de vermoorde Francesca, de vrees om door anderen verraden, murw geslagen of zelfs vermoord te worden. Want ieder van hen draagt natuurlijk zijn angsten, zijn geheimen, en zijn verongelijktheid mee. Een studie in verknipte karakters, een keten van nieuwe moorden ook, die een minder verrassend einde kent. Maar Deflo is minder geïnteresseerd in de oplossing van een misdaad als in de gruwel die hersenen benevelt, en van elke mens een even laf als brutaal roofdier maakt.

Deflo heeft altijd zijn kunde getoond in schokkende beelden, volstrekte amoraliteit, en een ten enen male ontbrekend vertrouwen in de menselijke natuur. Even sterk is zijn sfeerschepping, en het opbouwen van een ondraaglijke spanning – het is soms jammer dat er ook een oplossing moet komen. Zijn dialogen zijn rauw en volks, aangepast aan karakters die zich bewegen in de grijze zone rond de marginaliteit. Die band met de neg van de (uiteraard schijnheilige) samenleving dient eigenlijk alleen om te ontsnappen aan het burgerlijke keurslijf (eenzaamheid, geslotenheid, trouw, beroepsdwang). De wereld van Deflo is het ondermaanse vol kobolden en geschminkte scharminkels. De letterkundige tegenhanger van Bosch en de oude Brueghel. Lekker vettig, lekker incorrect, lekker stout.

Wie de wereld van Deflo binnentreedt weet dat hij elke hoop moet laten varen.

De zwakte zit hem in de onbeheerste pogingen tot humor. Daarin slaagt hij niet altijd, ook al omdat hij zeker bij inleidende verkenningen te zwaarwichtige zinnen bouwt. “Hij trok zijn zwarte terlenka over zijn magere dijen, een buik-in-broekmodel, comfortabel om te dragen door de hoge taille, goed zittend dankzij de elastische band in de tailleboord en altijd netjes want strijkvrij met een geprefabriceerde plooi over de gehele lengte van de pijpen”. Geen zelfstandig naamwoord zonder een bijvoeglijk erbij (het hadden ook nog smalle pijpen kunnen zijn), het gebruik van het onzindelijk onvoltooid tegenwoordige deelwoord, de nodeloze opsomming (want het gaat nog een tijdje zo door). Nu begrijp ik best dat Deflo zijn stijlvormen aanpast aan zijn personages, en de precieusheid van deze omschrijvingen aardig passen bij een onzeker pietje-precies dat Eddy is. Het vloekt alleen met de ramstijl die de rest van het boek overheerst.

Gelukkig vormen die zwakke bladzijden maar een klein onderdeeltje van het opgeroepen universum, dat zoals in Barbarella leeft op en zich voedt met de Mathmos, het absolute kwaad. Want dat is de drijfkracht van Deflo’s hard boiled benadering: een volstrekt illusieloos mensbeeld, waarin de slechtheid niet alleen de adem is, maar ook de finaliteit. Deflo is de meester van het labyrint. Wie eruit ontsnapt is er aan voor de moeite, hij valt in de klauwen van een nog grotere angst en afdreiging. En dat heeft hij uitsluitend aan zichzelf te wijten, omdat hij de burgerlijke codes in extreme omstandigheden doorbreekt en er aan ten onder gaat, zijn ziel opoffert om te overleven.

Het maakt van Deflo de Nietzsche van de thriller. Het kwaad is immers banaal, zoals Hannah Arendt betoogde, maar het is de bloedsomloop van het menselijk gedrag. Maar de grootste verleiding is die van Spinoza, de duivel achterna van wie zijn overheersende rol zich het beste uit in het geloof dat hij niet bestaat. Spinoza houdt voor dat de begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’ menselijke bedenksels zijn (ergo: niet bestaan). Maar of dat tot meer optimisme en blijmoedigheid leidt valt sterk te betwijfelen. Wie de wereld van Deflo binnentreedt weet dat hij elke hoop moet laten varen. Het besef daarvan, en de kritische berusting, brengen nuchterheid mee. De enige troost. Deflo weet goed dat niet iedereen achter die filosofie staat. Vandaar “Aan Jou de Keuze“.

Luc Deflo, Aan Jou de Keuze. Kalmthout, Van Halewyck 2017, 173 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content