Dirk Draulans

De kat is geen killer

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Dat katten de populaties van onze tuinvogels zouden bedreigen, is ecologische onzin.

Mensen hebben niet veel nodig om door middel van wilde extrapolaties drastische conclusies te bereiken, die nergens op steunen. Het gebeurde in de naweeën van een bericht over het pleidooi van een Nieuw-Zeelandse bioloog tegen de groei van de kattenpopulatie in zijn land.

Nu is Nieuw-Zeeland inzake katten een speciaal verhaal, omdat de diertjes er pas vrij recent geïntroduceerd zijn als vriend van de mens, terwijl er op het eiland nogal wat inheemse soorten leven die niet aangepast zijn aan de aanwezigheid van vinnige rovers, zoals een papegaai die niet kan vliegen. Zulke zeldzame dieren zijn uiterst kwetsbaar voor katten.

Maar om dat te vertalen naar een dramatische invloed van katten op tuinvogelpopulaties in ons land is een grote brug te ver. Er is een duidelijk stijgende trend in het aantal katten in België, tot ongeveer 2 miljoen momenteel. Maar ook algemene tuinvogels, zoals mezen en merels, doen het zeker niet slecht. Wat bizar is in het licht van de veronderstelling dat katten onze tuinvogelpopulaties zouden decimeren.

De ecologische waarheid is dat tuinvogels tegen een stootje kunnen, en dat ze reageren op een verhoogde druk van de aanwezigheid van katten, bijvoorbeeld door meer jongen te produceren. Een mezenkoppel kan tien jongen krijgen, waarvan er slechts een paar lang genoeg leven om zelf aan jongen te beginnen. Het gros gaat onderweg verloren, vooral omdat ze opgegeten worden. De verliezen worden gecompenseerd door naarstig voortgeplant in het volgende seizoen.

De doorsnee luie huiskat vangt per jaar gemiddeld een twintigtal prooien, wat in totaal voor ons land 40 miljoen slachtoffers zou betekenen – maar daar zijn veel muizen bij. Er zijn natuurlijk meer vogeltjeseters, zoals eksters die er ook al van beschuldigd worden tuinvogels te elimineren, en sperwers die gelukkig zo talrijk geworden zijn dat ze ook in onze tuinen jagen. In Engeland is berekend dat een derde van de jonge mezen en roodborsten die uitvliegen, door katten gepakt wordt.

Dus als mensen hun katten ’s nachts binnen houden, of een belletje aanbinden om het jagen te bemoeilijken, is dat lovenswaardig, maar het is niet nodig om de vogelstand hoog te houden. Katten steriliseren is uiteraard nuttig, maar vooral vanuit het standpunt van dierenwelzijn, van het vermijden dat er te veel katten op straat en in asielen terechtkomen.

De mens heeft trouwens een grotere invloed op de vogelstand dan de kat, omdat hij niet gewoon wat jonge exemplaren weg vangt, maar biotopen zo aantast dat ze niet meer geschikt zijn voor vogels. Er is lang gedacht dat de teloorgang van onze huismus op het conto van de kat moest worden geschreven, maar het zo grondig isoleren van onze huizen dat mussen niet meer onder dakgoten kunnen, zal in deze context belangrijker geweest zijn.

Als katten al een effect op ons ecosysteem hebben, zal dat op populaties van zeldzame dieren zijn, zoals op de grond broedende weidevogels: kieviten, grutto’s en tureluurs. Het broedsucces daarvan is zo laag dat er graag naar een hoge graad van roofgedrag op de kwetsbare kuikens wordt gewezen. De vos is dan een voor de hand liggende schuldige, maar eigen observaties wijzen uit dat avontuurlijke katten soms tot een kilometer diep in zo’n weidevogelgebied kunnen doordringen en er ook actief bestookt worden door de vogels. De oudervogels vallen dan vanuit de lucht als een echte stuka zo’n kat aan (maar dat heeft niet altijd het gewenste effect).

Milieubewuste mensen hameren tegenwoordig ook op de hoge ecologische voetafdruk van het houden van een hond of kat. Een middelgrote hond heeft hetzelfde effect op het milieu als een terreinwagen, een kat als een kleine stadswagen, vooral omdat ze door hun baasjes als echte vleeseters worden beschouwd.

Sommige mensen proberen ze ‘vegetarisch’ te voeden en claimen dat het geen effect op hun welzijn heeft, maar de meesten blijven steken in de oude gewoonte van vleesbrokken. Nochtans, een recent artikel in het wetenschappelijke topvakblad Nature toont aan dat een van de essentiële verschillen tussen het genoom van hond en wolf, het feit is dat de hond genen gekregen heeft die het mogelijk maken om zetmeel te verteren. Wat impliceert dat het niet nodig is, zelfs niet vanuit genetisch oogpunt, om de hond als een pure carnivoor te blijven labelen.

Of dat ook voor katten geldt, moet nog blijken.

Dirk Draulans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content