Concordaten en pauselijke macht

Napoleon I geeft joodse burgers op 30 mei 1806 opnieuw het recht vrij hun godsdienst te beoefenen. Ingekleurde kopergravure van François-Louis Couché. Parijs, Bibliotèque nationale de France. © AKG-IMAGES

Wetten die de relaties tussen Kerk en staat vastleggen

Een concordaat is een bilaterale overeenkomst tussen de Heilige Stoel en een andere staat waardoor de juridische situatie van de katholieke Kerk in die staat wordt geregeld. Concordaten gaan over religieuze en burgerlijke onderwerpen en bieden wederzijdse garanties in verband met zaken waarin beider belang en bevoegdheid betrokken is: confessionele scholen, militaire dienst voor geestelijken, huwelijk, burgerlijke gevolgen van bepalingen van het kerkelijk recht, bijdragen van de staat om de uitoefening van de eredienst mogelijk te maken enzovoort. Tot de bekendste concordaten horen degene die ondertekend werden met Spanje (16 maart 1851), Rusland (23 december 1882), Polen (10 februari 1925), Italië (11 februari 1929; het Verdrag van Lateranen) en het Derde Rijk van Adolf Hitler (20 juli 1933). Met Frankrijk werd al in 1516 een concordaat ondertekend (koning Frans I; begin van het gallicanisme); later volgden die met Napoleon (1801 en 1813); die bleven gelden tot in 1905 de volledige scheiding tussen Kerk en staat werd afgekondigd.

Ondertekening van het concordaat tussen het Derde Rijk en de katholieke Kerk op 20 juli 1933.
Ondertekening van het concordaat tussen het Derde Rijk en de katholieke Kerk op 20 juli 1933.© WWW.BRIDGEMANART.COM

1801 CONCORDAAT TUSSEN NAPOLEON BONAPARTE EN PAUS PIUS VII

De ‘Constitution civile du clergé’, afgekondigd tijdens de Franse Revolutie, betekende een grondige wijziging van de verhoudingen tussen het Vaticaan en Frankrijk. De paus tekende verzet aan. In Frankrijk zelf werden priesters die de eed niet aflegden, niet alleen ‘contrarevolutionair’ genoemd, maar ook vervolgd. Tegelijk werd de ‘constitutionele Kerk’ door velen niet als legitiem beschouwd. Het land was hierdoor diep verdeeld. Toen hij aan de macht kwam, zocht Napoleon dan ook naar een oplossing. Hij verzocht zijn broer Jozef een concordaat uit te werken tussen de Franse staat en de Heilige Stoel. Onderhandelaar voor de paus – Pius VII – was kardinaal Consalvi. Het verdrag van 1801 was een compromis: de Kerk liet elke aanspraak op haar in 1790 genationaliseerde bezittingen vallen in ruil voor een bezoldiging van de geestelijken door de staat. Priesters moesten nog steeds trouw zweren aan de staat, maar het gallicanisme (de autonomie van Frankrijk ten opzichte van de paus die sinds koning Frans I van kracht was) was voorbij.

Benito Mussolini en kardinaal Pietro Gasparri na de ondertekening van het Verdrag van Lateranen op 11 februari 1929.
Benito Mussolini en kardinaal Pietro Gasparri na de ondertekening van het Verdrag van Lateranen op 11 februari 1929.© DÉLIUS/LEEMAGE

1929 VERDRAG TUSSEN DE HEILIGE STOEL EN HET KONINKRIJK ITALIË

Het Verdrag van Lateranen werd op 11 februari 1929 ondertekend door Mussolini voor Italië en kardinaal Gasparri, staatssecretaris van Pius XI, voor de Heilige Stoel. Het bestaat uit drie delen: een politiek verdrag dat de ‘Romeinse kwestie’ regelde, een financiële overeenkomst ter schadeloosstelling van de Heilige Stoel en een concordaat dat de plaats van de Kerk in het land vastlegde. Bovendien werd het katholicisme de officiële godsdienst van de Italiaanse staat. De paus verloor de Pauselijke Staat en aanvaardde zijn positie als wereldlijk vorst te beperken tot de Staat Vaticaanstad. Toen Italië in 1946 een republiek werd, erkende deze het Verdrag van Lateranen, maar niet de katholieke wetten: voortaan was er ook in Italië een absolute scheiding tussen Kerk en staat.

1933 VERDRAG TUSSEN DE HEILIGE STOEL EN DUITSLAND

Na het concordaat met Italië begon Pius Xi op dezelfde basis onderhandelingen met de Weimarrepubliek. Hitlers machtsovername stak echter stokken in de wielen. De nieuwe leider van Duitsland was niet geïnteresseerd. De katholieke vicekanselier Von Papen begreep evenwel dat het voor het nationaalsocialisme belangrijk was dat het de steun kreeg van de grote katholieke minderheid in het land. Bij de nieuwe onderhandelingen werd Duitsland vertegenwoordigd door Von Papen en de Heilige Stoel door kardinaal Pacelli, de latere Pius XII. Het op 20 juli 1933 ondertekende akkoord werd door beide partijen gezien als een overwinning op het bolsjewisme.

Partner Content