Vrije Tribune

‘Rusthuis’ in plaats van ‘woonzorgcentrum’: een subtiele vorm van volks verzet?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Heel wat mensen spreken nog steeds van een ‘rusthuis’ in plaats van ‘woonzorgcentrum’, hoewel die laatste gemeengoed is in een professionele context. ‘Hoe komt dat?’, vraagt taalkundige Frank D’hanis zich af.

De recente heisa over de behandeling van ouderen in bepaalde rusthuizen deed nog om een andere reden dan de inhoud van de artikels de wenkbrauwen van zorgverleners fronsen: in een professionele context wordt het woord ‘rusthuis’ niet meer gebruikt. Toch dook het woord in zowat elk persartikel op, en het is duidelijk dat het nog steeds gedragen wordt door een brede taalgemeenschap. Waarom spreken zorgverleners dan toch van een ROB of een WZC, en niet meer van een rusthuis?

‘Rusthuis’ in plaats van ‘woonzorgcentrum’: een subtiele vorm van volks verzet?’

De kennis van de DT-regel bij de jongere generatie toont het duidelijk aan: taal evolueert constant, zowel op een semantisch als op een syntactisch niveau. De oorzaken van deze evolutie zijn complex en vormen een voortdurende bron van onderzoek voor academici in het domein van de sociolinguïstiek, de wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met de beïnvloeding van taal door sociale processen. De notie van een statische standaardtaal is vanuit dat perspectief een handige conventie die in lokale taalgemeenschappen niet noodzakelijk een realiteit weerspiegelt; denk maar aan de Turkse winkel waar een creools van allerlei talen wordt gesproken met verstaanbaarheid als vrijwel de enige vuistregel.

De ene taalgemeenschap is dus de andere niet, zelfs binnen hetzelfde taalgebied, en hoewel de brede bevolking de term ‘rusthuis’ nog courant gebruikt, doen professionelen dat niet meer. Een duidelijke reden voor het verwerpen van de term rusthuis is dat deze niet nauwkeurig meer wordt geacht en dat zorgverleners vinden dat woonzorgcentrum (WZC) beter de lading dekt. Er wordt immers niet enkel ‘gerust’ op zo’n plaats, maar ook ‘gewoond’ en ‘verzorgd’. De implicatie dat ouderen niet meer actief zouden kunnen zijn, dat ze moeten rusten, wat een gigantisch stigma is in deze op werk gerichte tijden, wordt daarmee uit de weg gegaan.

Neutrale woorden

We komen daarmee bij een belangrijk mechanisme dat altijd al heeft gespeeld in de geschiedenis van de taal in de medische wetenschappen; termen die bij een breed publiek een te negatieve lading krijgen worden bij voorkeur weg gefilterd en vervangen door andere, meer neutraal klinkende woorden.

Het bekendste geval hiervan is wellicht het woord ’tering’, dat in de negentiende eeuw een neutrale benaming van tuberculose was. In een inleiding tot de taalkunde uit 1915 werd de term ’tuberculose’ nog aangeduid als een verbloeming. Ongeveer twintig jaar later was het gebruik van ’tering’ al ondenkbaar geworden, zowel bij een breed publiek als bij medische professionals. Wat begon als een verbloeming door specialisten werd gaandeweg opgepikt door een breed publiek.

We kunnen op basis van de geschiedenis van de taalevolutie verwachten dat het publiek uiteindelijk de woordkeuze van de specialisten over rusthuizen zullen volgen, maar een zekerheid is het niet. De wildgroei van afkortingen in gezondheidskringen heeft wel eens tot effect dat buitenstaanders er niets meer van begrijpen. Zeg nu eerlijk, kent u het verschil tussen een RVT, een ROB en een WZC? Als u daar “ja” op geantwoord hebt is de kans groot dat u een medisch beroep hebt. De neiging tot afkorten, of het nu om te verbloemen of om efficiënter te communiceren is, werkt de adoptie van dergelijke termen door een breder publiek uiteraard niet in de hand.

De term ‘woonzorgcentrum’ kan alleen maar een positieve lading blijven dragen als de ervaringen van de mensen die er wonen en verzorgd worden ook positief zijn.

Het voortdurende gebruik van de term rusthuis kan uiteindelijk ook gezien worden als een subtiel verzet tegen de neiging tot verbloemingen. Door hardnekkig de oude term te blijven gebruiken spreekt een zekere groep van betrokkenen, bv. ouderen of familie van ouderen, zich kritisch uit op de verhullingen die in de nieuwe term verscholen zitten. De ironie is natuurlijk dat de realiteit uiteindelijk achter de taal holt en die bij haar metaforische lurven grijpt: als de term WZC uiteindelijk aanslaat kan die term alleen maar een positieve lading blijven dragen als de ervaringen van de mensen die er wonen en verzorgd worden ook positief zijn. Dat is de aard van de complexe relatie van onze sociale interacties en het traag evoluerende wezen dat we taal noemen.

Frank D’hanis is taalkundige, filosoof en werkt in de zorgcommunicatie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content