BEESTENBOEL: DE STEKELBAARS

Met drie of tien doornen: de kleine stekelbaars is niet meer uit onze wateren weg te denken.

Oorspronkelijk waren stekelbaarzen zeedieren. Maar zo’n 10.000 jaar geleden, na de laatste grote ijstijd, ontwikkelden ze het vermogen om zoetwater te verdragen. Ze trokken van de zee naar de rivieren. Daarvoor hadden ze niet eens gek veel genetische aanpassingen nodig. Ze kregen een aantal wijzigingen in genen die de activiteit van ándere genen sturen – en daardoor een hefboomeffect hebben. Vandaag zijn er stekelbaarzen die exclusief in zoetwater leven. Andere zijn in de zee gebleven, nog andere verplaatsen zich geregeld tussen zoet en zout, zoals zalmen.

Stekelbaarzen vertonen ook grote onderlinge fysieke verschillen. Er is een soort met doorgaans drie stekels op de rug en een andere met tien stekels. Vooral van de zogenoemde driedoornige soort bestaan zoveel varianten dat wetenschappers, die dikwijls de neiging hebben soorten te willen zien waar er geen zijn, er geen goed zicht meer op hebben. Misschien zijn er tientallen soorten, misschien gaat het om oppervlakkige verschillen, zoals die tussen mensenrassen. Stekelbaarzen worden nu uitgebreid bestudeerd, omdat hun genetische en fysieke flexibiliteit licht kan werpen op hoe genen interageren met hun leefomgeving.

Ook het gedrag van de stekelbaars trekt de aandacht. Zijn voortplanting vormde mee de focus van het baanbrekende werk van de Nobelprijswinnende Nederlandse bioloog Niko Tinbergen. Bij de stekelbaarzen neemt het mannetje het leeuwendeel van de ouderzorg voor zijn rekening. Hij bouwt een nest van plantenresten, dat hij versterkt met een stof uit zijn nieren. Een vrouwtje komt daar eitjes in leggen, die hij vervolgens bevrucht, bewaakt en met wapperende vinnen van extra zuurstof voorziet. Hij blijft ook de jongen bewaken tot ze groot genoeg zijn om niet te gemakkelijk ten prooi te vallen aan visjeseters. Als een visje te snel de veiligheid van het nest verlaat, pikt hij het met zijn bek op en spuwt het weer het nest in.

Mannetjes van de driedoornige stekelbaars krijgen een rode keel en borst als ze een territorium met een nest hebben. Daarmee schrikken ze andere mannetjes af – ook in de vissenwereld zijn er voortdurend kapers op de kust – en trekken ze vrouwtjes aan: de dames vallen voor de roodste heren. Die kleur is afkomstig van stoffen die ze uit hun voeding halen en signaleert hun kwaliteiten als man en als vader.

Hoewel ze al meer dan een halve eeuw intens bestudeerd worden, blijven stekelbaarzen nieuwe inzichten opleveren. Het vakblad Evolution meldde dat de mannetjes het design van hun nest aanpassen aan de omstandigheden. Op plekken met veel zuurstof zijn de nesten dichter geweven dan op plekken met weinig zuurstof. Is een nest wat losser gebouwd, dan kan het vinnengewapper van de mannetjes meer zuurstof op de eitjes brengen (maar zo’n nest lijkt wel kwetsbaarder voor roofdieren).

Intrigerend was dat vrouwtjes meegaan in dat verschil: in water met minder zuurstof kiezen ze een mannetje met een nest dat wat losser aan elkaar hangt. Ze brengen dus niet alleen de kwaliteit van een mannetje in rekening, aan de hand van het rood op zijn onderkant, maar ook die van het nest dat hij voor haar kleintjes gebouwd heeft. De vent én zijn huis! Stekelbaarsjes zijn bijgevolg een exponent van het oude Kempische gezegde: eerst een kot en dan een varken.

Door Dirk Draulans

Stekelbaarsjes zijn een exponent van het oude Kempische gezegde: eerst een kot en dan een varken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content