Beestenboel: de ingegraven slangster is gemaakt voor een verborgen leven

© /
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Een bruingrijze zeester heeft een piepklein lijf en héél lange dunne armen, die ze zoals de meeste zeesterren kan loslaten en regenereren.

Je moet heel goed opletten als je de zeebodem afspeurt op zoek naar ingegraven slangsterren. In tegenstelling tot veel andere zeesterren doen ze er alles aan om niet gezien te worden. Er ís ook niet veel aan te zien: hun bruingrijze lichaam – een schijf met een diameter van amper een centimeter – zit meestal verborgen in de bodem, tot 15 centimeter diep. Van daaruit steken ze de punten van hun armen boven de modder uit. In zones met veel ingegraven slangsterren en weinig ander leven kunnen argeloze bezoekers de armen verwarren met een dun bed van zeegras dat wuift in de stroming.

De armen kunnen 20 centimeter lang worden. De ingegraven slangster is dus een minuscuul schijfje met héél lange aanhangsels. Slangsterren hebben vijf armen, die mooi symmetrisch rond de schijf gerangschikt zijn. Ze worden voor alles gebruikt, wat essentieel is om te overleven – inbegrepen wandelen, als dat nodig is. Ze zijn het contact met de leefomgeving, want slangsterren hebben geen echte zintuigen. Ze verzorgen ook de voeding: ze halen zwervende deeltjes uit het water, organisch afval of uiterst kleine voedselpartikels, die ze naar de mond onderaan de schijf brengen. Om de lange arm tot bij de mond te brengen, is wat gewring in de bodem nodig.

Voor kleine slangsterren zijn er dichtheden tot 200 individuen per vierkante meter beschreven. Dat moet een zee van armen geven.

De mond is de enige echte opening die het slangsterrenlichaam heeft. Hij fungeert tegelijk als anus. Het grootste deel van de bovenkant van de schijf wordt ingenomen door de maag. Er is geen paring, de dieren lossen hun geslachtscellen in het water; als een zaadcel een eitje treft, dringt ze er in binnen. Omdat ingegraven slangsterren in hoge dichtheden kunnen voorkomen, is voortplanting geen probleem. Op sommige plekken in de Noordzee zou ze zelfs de talrijkste zeester kunnen zijn – geen geringe prestatie, gezien de massa gewone zeesterren die je kunt zien. Voor kleine slangsterren zijn er dichtheden tot 200 individuen per vierkante meter beschreven. Dat moet een zee van armen geven.

Zoals de meeste zeesterren heeft de ingegraven slangster de capaciteit om haar armen los te laten en te regenereren. Dat er sprake is van regeneratie, kun je zien aan een litteken op de plek waar een arm is afgebroken en weer aangegroeid. Gebroken armen worden in de bodem getrokken om te herstellen. Hoe meer armen er verloren zijn – slangsterren blijken drie deels verloren armen tegelijk te kunnen overleven – hoe minder een dier groeit: het investeert in eerste instantie in de aangroei van de armen, en daarba pas in een grotere centrale schijf.

Een arm kan losgelaten worden als reactie op predatie, zoals een vis die erin bijt. Omdat slangsterren soms talrijk zijn, kunnen hun armen een belangrijk deel van de voeding van bepaalde diersoorten verschaffen. Een arm zou ook beschadigd kunnen worden door fysieke omstandigheden, zoals een sterke stroming. Dat is allemaal niet erg, zolang de regeneratiecapaciteit niet gehinderd is. Een losgelaten arm kan weliswaar niet de rest van het lichaam regenereren – daarvoor is de centrale schijf nodig.

Jonge slangsterren drijven als larven in het plankton, tot ze groot genoeg zijn om een kleine volwassen ster te worden. Dan zakken ze naar de zeebodem om zich in te graven en verder te groeien. Na twee tot drie jaar zijn ze geslachtsrijp. Een slangster kan vijf jaar oud worden.

Partner Content