Johan Van Overtveldt (N-VA)

Ford Genk: de emoties voorbij

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

De task force van Kris Peeters is een uitstekend idee. Het is echter niet eenvoudig om zulk een task force slagkrachtig te maken in functie van het algemeen belang.

Het kwam aan als bij een bokser die een krachtige, goed gemikte uppercut moet incasseren. Voluit tegen het canvas, KO, de genadeloze aftelling tot 10. Een bokser uit het goede hout gesneden leert echter uit nederlagen en komt dan ook sterker in de ring voor zijn volgende kamp. Hopelijk treden België, Vlaanderen en Limburg nu snel in de voetsporen van de lerende bokser. De blik moet nu op de toekomst, met grote vastberadenheid en zeker ook emotionele betrokkenheid maar vooral vanuit een serene analyse van hoe het nu verder kan en moet.

Het minst goede idee dat gisteren bij de eerste reacties opborrelde, was dat van een doorstart. De Europese autoindustrie verzuipt in de overcapaciteit die duidelijk een structureel karakter heeft. Er zullen na Ford Genk hoe dan ook nog fabrieken toe moeten of toch minstens zwaar afgebouwd worden. Is het zeker geen goed idee om onder welke vorm dan ook van eigen beheer voor een doorstart te zorgen, zelfs een mogelijke overname van de fabriek is absoluut niet evident. Het risico is immers zeer reëel dat een mogelijke overnemer enkel maar over de brug zal komen mits er aan veel voorwaarden die aan de gemeenschap veel geld zouden kosten, wordt voldaan. In Terzake voerde Vlaams minister-president Kris Peeters de idee van een doorstart zachtjes maar kordaat af.

De idee van Peeters om een task force voor Genk en Limburg op te zetten, verdient alle steun. Indien goed aangepakt kan vanuit een dergelijke task force de impulsen gegeven worden om nieuwe, toekomstgerichte activiteiten naar de zwaar gehavende regio te halen. Er dient echter aan minstens een viertal voorwaarden voldaan te zijn opdat zulk een task force echt in het algemeen belang zou kunnen werken.

Ten eerste dient voorkomen te worden dat het vehikel verwordt tot een instrument van politieke hand- en spandiensten. Prestigeprojecten waar politici graag mee uitpakken, dragen zelden bij tot de sociaal-economische vooruitgang.

Ten tweede dienen ook de nodige beschotten te worden ingebouwd om te beletten dat de middelen die ter beschikking zouden gesteld worden in een goedkope subsidieruif terechtkomen. Niet de snelste jongens of de best geconnecteerde maar wel diegenen die met rendabele en perspectiefvolle projecten naar voren komen, dienen bij de task force gehoor te vinden. Deze eerste twee voorwaarden geven meteen aan dat er veel aandacht zal moeten gegeven worden aan de opdracht en de bezetting van die task force. De corporate governance van de task force dient rigoureus uitgewerkt en geïmplementeerd te worden.

Ten derde, de task force moet zoveel mogelijk beletten dat er simpele verschuivingen van activiteiten komen. Het kan niet de bedoeling zijn om Genk en Limburg te helpen door projecten weg te zuigen uit, pakweg, Antwerpen, Gent of Luik. Een doordachte cluster-benadering voortbouwend op de bestaande sterktes van de regio (kwaliteit en ervaring van de beschikbare arbeid, de ligging, de nabijheid van belangrijke universiteiten, …) kan veel bijdragen in deze context.

Ten vierde, ook een deugdelijk en efficiënt georganiseerde task force voor Genk en Limburg zal het moeilijk hebben om tot substantiële resultaten te komen als er aan het algemene investerings- en ondernemingsklimaat in dit land geen grondige wijzigingen worden aangebracht. De loonkost is een probleem hoezeer vakbonden en de aan hen gelieerde politici dat probleem nu ook proberen te minimaliseren. Idem dito voor de fiscale druk, de mobiliteit, de al te vaak warrige en vaak erg contra-productieve regulering en de rechtsonzekerheid. De manier waarop de federale regering, bijvoorbeeld, de notionele interestaftrek aanpakt, is, om het zacht uit te drukken, echt niet positief voor de aantrekkingskracht van België als investeringsland.

Helaas behoren de meeste van de bovengenoemde materies tot de bevoegdheid van de federale regering. De eerste reacties vanuit die hoek waren ronduit verbijsterend. De eerste minister zelf kreeg geen zinvolle reactie over de lippen. Elk van die problemen wordt ontkend en Kris Peeters wordt off the record de huid vol gescholden omdat hij die problemen durft aan te kaarten. De regering Di Rupo I krijgt steeds meer de allure van een negationistische regering: de opperste vorm van beleid is de ontkenning van de problemen die in het beleid net centraal zouden moeten staan. Zo wordt het, bijvoorbeeld, ook uitkijken in hoeverre Di Rupo I in haar macro-economische uitgangspunten bij de opmaak van de begroting 2013 zal rekening houden met de mokerslag die de sluiting van Ford Genk zeker zal toebrengen aan het consumenten- en producentenvertrouwen in dit land.

Tot slot kan er goed 24 uren na de klap van de sluiting ook niet voorbijgegaan worden aan de reacties in de Franstalige pers in België. “Is het einde van Ford Genk ook het einde van het Vlaanderen dat wint?”, zo blokt Le Soir. Ook andere Franstalige media kunnen hun leedvermaak rond wat er in Genk en Limburg plaatsgrijpt, nauwelijks in toom houden. Dit is niet enkel hogelijk misplaatst maar ook vrij dom. Het zou immers Vlaanderen wel eens op ideeën kunnen brengen inzake de jaarlijkse transfers vanuit Vlaanderen naar Wallonië.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content