Belgische Koreaveteranen, 65 jaar na de oorlog: ‘Je kon beter sterven in Korea dan in de mijnen’

© .

Hij was extreem veeleisend over het eten, verlangde een zekere familiariteit en was ongedisciplineerd. ‘Maar eenmaal je hem in de hand hebt, is hij de beste soldaat ter wereld’. Profiel van de Belgische vrijwilliger in de Koreaanse Oorlog (1950-1953).

‘Op de Fransen na is de Belg zeker de meest intelligente, diegene die het best zijn plan trekt en het meest initiatief neemt. Hij is minder nerveus dan de Fransman en ook minder snel gedemotiveerd. Maar hij is ook het meest ongedisciplineerd.’

Dat is geen nabeschouwing op een snel te vergeten WK-wedstrijd, maar een citaat geplukt uit Enseignements psychologiques de la guerre de Corée, een pas vrijgegeven document uit het Korea-archief van het Centrum voor Historische Documentatie van de Krijgsmacht. Daarin wordt het psychologische profiel geschetst van de Belgische vrijwilligers die in 1950 naar het Koreaanse front waren getrokken om er onder Amerikaans bevel de Chinese, Russische en Noord-Koreaanse communisten te bevechten. Aan de oorlog tussen Noord- en Zuid-Korea kwam nooit officieel een einde. Wel werd op 27 juli 1953 een officieel vredesverdrag ondertekend, inclusief demarcatielijn die het schiereiland tot op vandaag in tweeën snijdt.

Belgische Koreaveteranen, 65 jaar na de oorlog: 'Je kon beter sterven in Korea dan in de mijnen'
© .

Naar aanleiding van de 65e verjaardag van dat vredesverdrag werden verschillende archiefstukken vrijgegeven. Zo kon Knack het rapport inkijken dat luitenant-kolonel Albert Crahay schreef één jaar na de oprichting van het Belgische Korea-bataljon in 1950. Dat bataljon bestond uitsluitend uit vrijwilligers. 3172 om precies te zijn, van wie er 106 nooit zouden terugkeren (101 sneuvelden, vijf bleven vermist) en 478 gewond raakten. Drie motieven onderscheidt luitenant-kolonel Crahay waarom die vrijwilligers naar Korea trokken: idealisme, avontuurzucht en ‘motifs moins élévés’. Wat die minder verheven motieven waren, laat hij in het midden.

Het raakt aan een hardnekkig cliché over de ‘Koreanen’: dat zouden avonturiers en huurlingen zijn geweest. Geen volk met wie je gezien wilde worden. ‘Wij werden aangezien als buitengewone mannen, zotten’, vertelden Koreaveteranen Raymond Bertels en Georges Dossche me toen ik in 2013 hun bijzondere oorlogsverhaal optekende voor Knack. Zij hadden samen gediend in Korea en daar een speciale band aan overgehouden nadat sergeant Bertels soldaat Dossche het leven had gered. Tot aan zijn heengaan vorig jaar zou Dossche elk jaar op 31 december om middernacht zijn chef opbellen om hem daarvoor te bedanken. Die gesprekken leveren nu interessante aanvullingen op bij het rapport van Crahay.

De selectie van de Koreavrijwilligers heette streng te zijn. De fysieke paraatheid van de rekruten moest uitmuntend zijn en ze mochten niet al te veel op hun kerfstok hebben: ‘Incivieken werden uitgesloten, net als wie meer dan zes maanden was veroordeeld voor om het even welke misdaad.’ Toch sprak Dossche in 2013 zijn vermoeden uit dat hij in Korea met veroordeelde collaborateurs had gevochten. ‘Onze troep verschilde niet veel van de ploegen waarmee ik in de mijn had gewerkt. Ook daar zaten SS’ers, Walen, Polen en Italianen bij. Nu ja, SS’ers. Dat waren soms gewoon mensen die wat voor de Duitsers hadden gewerkt, maar wel hard gestraft waren.’

Belgische Koreaveteranen, 65 jaar na de oorlog: 'Je kon beter sterven in Korea dan in de mijnen'
© .

Hoe kwalijk hun reputatie soms ook was in de buitenwereld, onder elkaar vormden de Korea-vrijwilligers een buitengewoon hechte troep. De in België veelbesproken verschillen tussen Vlamingen en Walen werden in Korea ’très peu marquées’, schrijft Crahay. ‘De Vlamingen namen er geen aanstoot aan d’être commandé par un wallon, als ze zagen dat die moeite deed om Vlaams te spreken.’ Bertels en Dossche – een goudeerlijke Gentenaar die ook door de Walen ‘Stropke’ werd genoemd – beaamden dat beslist. Bertels: ‘Als de Franstaligen een probleem hadden, kwamen de Vlaamse pelotons meteen helpen. En omgekeerd. In Korea hebben wij nooit, nooit, nooit een probleem gehad door die verschillen.’ Crahay benoemt die verschillen. De Vlaming was volgens hem gevoeliger voor de manier waarop hij gecommandeerd werd, had behoefte aan energieke chefs die zich familiair gedroegen en de taal van de soldaat kenden. En ze waren luidruchtig, slordig en très résistants. Daartegenover waren de Franstaligen individualistisch, discussieerden ze vaker en kenden ze een zekere neiging tot hoogmoed.

‘Eten houdt hem constant bezig’

De Belgische strijder komt uit het rapport van Crahay naar voren als vindingrijk, moedig en flexibel, maar ook slordig en geneigd de snor te drukken wanneer dat kan. ‘Zodra de Belgische rekruut denkt dat zijn aanwezigheid niet langer noodzakelijk is, zal hij zich uit de voeten maken om de omgeving te verkennen. Vaak op zoek naar meisjes.’ Tussen haakjes voegt de commandant toe: ‘Expression employée: peter à moule.’

Belgische Koreaveteranen, 65 jaar na de oorlog: 'Je kon beter sterven in Korea dan in de mijnen'
© .

De chefs hadden het niet onder markt met de veeleisende soldaat. Van hun leiders verlangden ze dat ze familiair waren, maar ook niet te veel en niet te snel. ‘Want anders, zo waarschuwt Crahay : ‘Il vous marchera sur les pieds.’ Ook was hij op het kleuterachtige af gefixeerd op gelijkheid. ‘Wanneer hij ziet dat iemand geen straf krijgt voor een misstap, dan zal hij geneigd zijn die misstap zelf ook te begaan.’ Daarnaast negeerde de Belgische Koreavrijwilliger voorschriften waarvan hij het nut niet inzag. Dat ging zelfs zo ver dat hij pas zijn bescherming aantrok wanneer het schieten begon.’ Dossche gaf toe dat hij zijn kogelvrije vest en helm bijna nooit aandeed. ‘Behalve die ene nacht toen mijn chef mij heeft gered, toen had ik een voorgevoel.’

Dat Dossche opkeek naar zijn sergeant is evident, maar ook voor wie niet door zijn overste was gered, was die een belangrijk kompas. ‘Ze houden hun blik op hem gefixeerd. Als die onverschillig blijft onder vijandig vuur, dan zullen zij dat ook doen.’ Crahay illustreert het belang van de chef voor het Belgische bataljon met een veelzeggend zinnetje. ‘Als zijn chefs hetzelfde eten krijgen, dan zal de Belgische soldaat slecht of geen eten aanvaarden.’ Dat lijkt een detail, maar is het niet. Net zoals Asterix zich in Asterix bij de Belgen te pletter schrikt wanneer een als ‘simpelkes’ omschreven Belgische maaltijd een Breugheliaans eetfestijn blijkt te zijn, zo verbaast Crahay zich erover hoe ‘extreem moeilijk’ de Belg doet over eten. ‘Het is een onderwerp dat hem constant bezighoudt. Vooral de hoeveelheden. Hij wil veel aardappelen en brood, geen havermoutpap of pasta. Hij is er zelfs in geslaagd kritiek te geven op de excellente Amerikaanse rantsoenen, het meest complete en gevarieerde die een soldaat waar ook ter wereld ooit heeft gekregen. Zo wist hij extra aardappelen en brood te bekomen.’

Raymond Bertels
Raymond Bertels© .

Dat doet denken aan de smakelijke anekdote die Bertels, na zestig jaar nog steeds van trots vervuld, vertelde. ‘Om de moraal van mijn troep hoog te houden, moest ik zorgen dat er goed eten op tafel kwam. Daarom heb ik uit de Amerikaanse kantine eens het achterkwartier van een os gepikt. Daar heb ik onze kok 50 biefstukken van laten maken. Mét verse frieten! (schaterend) Toen de kapitein kwam vragen hoe ik daar was aangekomen, heb ik droog geantwoord dat wij paracommando’s onze plan kunnen trekken.’

De zwakheid discipline

Dat licht anarchistische beeld van de Belg, bijna de vleesgeworden Belgenmop, mag in vredestijd grappig en sympathiek overkomen, het baarde Crahay toen grote zorgen. Zoveel zelfs dat hij bijna de helft van zijn rapport wijdde aan discipline, volgens hem een van de grootste zwakheden van het Belgische leger. ‘Ook al zijn onze operaties goed verlopen, toch moeten we toegeven dat er veel inbreuken waren op de discipline en we frequent de ogen hebben moeten sluiten voor mankementen. (…) Al de vruchten van onze immense inspanningen en kosten dreigen verloren te gaan, zowel de opofferingen aan mannen als aan gespendeerd geld. Vergeet niet dat de voornaamste kwaliteit van onze waarschijnlijke vijanden in Europa en Azië net die discipline is. Het is daarom gepast om de oorzaken van dit tekort te zoeken en remedies voor te stellen.’

Crahay wees als een van de oorzaken de nationale volksaard aan. ‘Het misprijzen voor autoriteit en officiële regels zit in alle lagen der bevolking. De Belgische rekruut heeft een veel minder gedisciplineerde geest dan de Duitse of Britse.’ Hij hekelde ook dat de meeste militairen die een graad droegen, daar geen respect voor eisten. ‘Ze houden er niet van Jan-soldaat te spelen.’ En een pijnpunt was de onervarenheid van onderofficieren. Ook Dossche maakte zich zoveel jaren later nog steeds kwaad om ‘de snotneuzen’ die hem, met twee jaar oorlog achter de kiezen, kwamen commanderen. ‘Zij hadden tijdens een oefening eens wat kogels afgeschoten maar kwamen wel toe met heel grote gestes.’ Niet zo zijn chef Bertels, benadrukte hij. ‘Er is er maar één die zijn leven heeft gewaagd voor mij en dat is hij.’ Het compliment maakte Bertels zestig jaar later nog emotioneel.

Georges Dossche
Georges Dossche© .

‘Ik zorgde voor mijn peloton, verdiende respect door zelf voorop te gaan en hen iets te leren. Bijvoorbeeld hoe je blind een mitrailleur kan herladen. Enorm belangrijk, want zo hoef je geen licht te maken wanneer je bij een aanval ’s nachts zonder kogels komt te zitten. Urenlang heb geblinddoekt mitrailleurs geladen en leeggeschoten. Tot de loop witheet stond en mijn handen vol brandwonden. Daardoor kon ik van hen hetzelfde vragen. ‘ Een andere doorn in Crahays oog zijn de insufficiënte straffen. Zelfs een verblijf in het cachot was ‘vaak eerder een moment van rust en een gelegenheid om te ontsnappen aan onaangename oefeningen of zelfs de gevaren van vuurlinie.’ Een laatste oorzaak voor de erosie van discipline was de algemene dienstplicht. ‘Die bracht meer intellectuelen binnen de rangen. Die kan je niet louter in de pas doen lopen door erop te tieren.’ Crahay vraagt financiële en fysieke straffen voor wie uit de pas loopt en houdt een fors pleidooi voor het in ere herstellen van discipline. ‘Te beginnen in de maatschappij zelf, in de scholen en onder het lerarenkorps.’

Ondanks zijn zorgen besluit Crahay enigszins verrassend dat de Belgische soldaat de beste soldaat is ter wereld ‘eenmaal je hem in de hand hebt’. Hij vergelijkt hem als afsluiter met de andere nationaliteiten die onder VN-vlag streden in Korea. De Fransen en de Turken waren de enigen die de Belgen moesten laten voorgaan als het op moed aankwam. En de Amerikanen, van wie Bertels met pretoogjes zei dat ze goede wapens hadden maar slechte soldaten waren, gaven dan wel ‘een verwarde aanblik, maar ze zijn gedisciplineerd. Ze zijn bijtender dan de Britten in de aanval, echter hebben ze de neiging om sneller hun posities te verlaten van zodra ze bedreigd worden. De Britten zullen als waren ze nagels hun positie behouden.’

Belgische Koreaveteranen, 65 jaar na de oorlog: 'Je kon beter sterven in Korea dan in de mijnen'
© .

Lees ook: 65 jaar Koreaanse oorlog: ‘Soms moet je vechten voor je vrijheid’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content