‘De World Press onderhoudt een illusie’

De foto van de moord op de Russische ambassadeur in Turkije, Andrey Karlov, is uitgeroepen tot de beste foto van het jaar. © Burhan Ozbilici/AP
Antoine Moreno Freelancejournalist

Fotojournalisten doen een spannende maar verwarrende job. Er is een groot verschil tussen het droombeeld van de fotograaf en de werkelijkheid van het beroep.

Vandaag werd zoals elk jaar opnieuw de World Press Photo (WPP) uitgereikt. De foto van de moord op de Russische ambassadeur in Turkije, Andrey Karlov, kaapte de hoofdprijs weg. Volgens de jury viel de keus op het werk van de Turkse fotograaf Burhan Ozbilici vanwege de explosieve foto die echt de haat van onze tijd weergeeft.

5.700 kandidaten dongen mee naar een twintigtal prijzen waaronder de zeer begeerde Photo of the Year. Twee weken lang zaten de juryleden van de beroemde fotowedstrijd in een banale vergaderzaal in Amsterdam om maar liefst 85.000 actualiteitsfoto’s te bestuderen. Die hele tijd mochten ze niet buiten komen.

Het aantal deelnemers uit een honderdtal landen stijgt voortdurend. “De World Press Photo is de meest prestigieuze van allemaal, het is een unieke prijs”, meent Francis Cohn, die aan het hoofd staat van het fotodepartement van AFP (Agence France-Presse). “Een eer”, zegt hij. Ondanks de controverse van een vorige editie, is de reputatie van wedstrijd intact gebleven. Het scheelde een haar.

In 2015 bekroonde de jury namelijk Giovanni Troilo voor een reeks foto’s met als naam The Dark Heart of Europe dat een weinig flatterend beeld van de stad Charleroi toonde. De stad werd afgeschilderd als een oord van sociale miserie, dat uit een schilderij van Bosch leek te komen. Niet iedereen kon de voyeuristische en opzichtige benadering appreciëren, maar de zaak draaide uit op een nog groter schandaal wanneer een collega bekend maakte dat sommige foto’s niet in Henegouwen maar in Molenbeek genomen waren. De instanties van World Press die niets in de gaten hadden, krabbelden terug en namen de prijs uiteindelijk terug.

Iconische foto’s

De WPP op heterdaad betrappen op blindheid is een beetje zoals de Nobelprijs uitreiken aan een pennenlikker die zich laat doorgaan voor Faulkner. Maar er is meer nodig dan een kink in de kabel om de bekendheid van een monument en vooral van de Photo of The Year te beschadigen. Die prijs, die voor de fotoreportage is wat de Gouden Palm of de Oscar voor beste film voor de filmindustrie is, is de Heilige Graal van een competitie die een twintigtal finalisten in diverse categorieën zoals het dagelijkse leven, sport of natuur beloont.

Scènes van conflicten, hongersnood, zwerftochten en dood zijn legio in de eregalerij. Ze willen iets zeggen over onze tijd. Op 11 september bijvoorbeeld. Niet 2001, maar 1973, wanneer de door Augusto Pinochet georkestreerde staatsgreep in Chili Salvador Allende verplicht om zich te verschansen in het paleis van Moneda. Die dag legt Orlando Lagos de laatste momenten van het staatshoofd vast, enkele uren voor zijn zelfmoord. De auteur van de foto, officiële fotograaf van de machthebbers, ontsnapt op miraculeuze wijze aan de dood door het brandende paleis te verlaten. Hij ontvangt de trofee anoniem om zijn leven niet in gevaar te brengen.

“Het napalmmeisje” is ook één van de meest emotionele foto’s uit de geschiedenis. Moeten we die grote klassieker nog beschrijven? Tegen een apocalyptische hemel vlucht de jonge Kim Puhuc voor de bombardementen van de F-16’s in Vietnam. Het meisje is tot de derde graad verbrand. De dramatische kracht van het “schilderij” wordt nog versterkt door de keuze voor zwart-wit. Vijfenveertig jaar na die legendarische foto waarmee hij de grootste prijs in Amsterdam kreeg maar ook de Pullitzer prijs, is Nick Ut, die nog altijd voor Associated Press werkt, nederig. “Sinds ik die prijs heb gekregen, heb ik altijd mijn best gedaan om de beste en nauwkeurigste foto’s te produceren”, mailt hij ons vanuit Los Angeles, waar hij tegenwoordig leeft. Hij geeft toe dat er geen week voorbijgaat zonder dat hij over die foto aangesproken wordt. We ondervragen hem over de veronderstelde redenen van zijn planetaire impact. “Ik denk dat de foto de horror condenseert, de tragedie en de vernielingen die de oorlog bij onschuldigen maakt. Wie ook naar dat beeld kijkt, is zich bewust van het lijden van de volkeren. Mensen identificeren zich met Kim Phuc omdat ieder van ons een kind in zijn hart draagt”, vertelt de reporter die zichzelf nooit als een ster zag. Misschien omdat de fotojournalistiek zijn mensen, zelfs de meest begaafde, met de voeten op de grond kan zetten, ver van de soms zeer rendabele wereld van de glamour van mode en reclame.

AP-fotograaf Nick Ut maakt de foto die de hele wereld zou schokken en een Pulitzer zou binnenrijven.
AP-fotograaf Nick Ut maakt de foto die de hele wereld zou schokken en een Pulitzer zou binnenrijven. © Nick Ut

“Een inspirerende maar verwarrende job”

De meeste laureaten van de World Press blijven onbekend bij het grote publiek ook al leven hun beelden in alle herinneringen. “Voor hen is de World Press een vorm van bekroning, maar nadien gaan ze over tot iets anders”, vertelt Francis Cohn. Toch is de ervaring niet altijd positief. In 1998 kreeg de fotograaf Hocine Zarourar de prijs voor zijn beeld van een vrouw in rouw, “the Madonna of Bentalha”. De foto werd door 750 kranten gepubliceerd. De fotograaf moest zijn perskaart afgeven en kwam op een zwarte lijst terecht van de Algerijnse regering omdat hij een negatief beeld gaf van zijn geboorteland dat toen slachtoffer was van gewelddaden van de Groupe islamique armé. “De World Press is sympathiek, maar als je na het feest weer reportages gaat maken, opnieuw contacten moet leggen en je je op gevaarlijk terrein begeeft, is het geen grote hulp”, verklaart François Hebel, die tussen 1987 en 1997 directeur was van het prestigieuze agentschap Magnum. Maar voor de man die ook de Rencontres d’Arles leidde en tegenwoordig de Foto/Industria biennale in Bologna, is het hardnekkig verschil tussen het droombeeld van de fotojournalist en de werkelijkheid van het beroep problematisch. “De World Press onderhoudt een illusie. Fotoreportages moeten eigenlijk in magazines verschijnen, maar die laten de zaak los. In de jaren 1980 en 1990 was de pers in volle bloei. Toen was er veel werk en niet veel concurrentie van ‘Jan-met-de-pet’ die foto’s neemt met zijn telefoon en van internet.

De mythe van de reporter is nochtans hardleers, maar zal weldra verdwijnen. “Er zijn helaas jonge fotografen die stoer naar Syrië vertrekken met grote ideeën en helemaal verwoest worden. Ze willen de wereld redden maar zo ga je niet naar de oorlog. Fotojournalisten doen een spannende maar verwarrende job. Daarom moeten ze af en toe kunnen samenkomen en elkaar opbeuren. Daar dient de World Press voor.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content