Koen Geens: ‘Waarom moet het Internationaal Strafhof altijd in Den Haag zetelen?’

Koen Geens: 'De definitie van oorlogsmisdaden moet uitgebreid worden met biologische wapens en landmijnen.' © ID
Peter Casteels

Justitieminister Koen Geens (CD&V) wil dat het Internationaal Strafhof van Den Haag meer slagkracht krijgt. Om te beginnen moet de lijst met verboden wapens worden uitgebreid.

Koen Geens: Ik ijver ervoor om de definitie van oorlogsmisdaden uit te breiden met het gebruik van vier wapens: biologische en toxische wapens, landmijnen, wapens waardoor mensen blind worden, en wapens die fragmenten verspreiden die onzichtbaar zijn voor medische scans, waardoor een behandeling onmogelijk wordt. De gruwel die ze veroorzaken kun je binnen de internationale wetsregels over oorlog niet toelaten. Om dat te onderstrepen, ben ik zelf naar het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York gereisd, als vertegenwoordiger van de Belgische regering. Ook al gaat het om een oorlog, de wapens die je inzet moeten in verhouding staan tot het doel dat je ermee wilt bereiken.

Experts vertellen me bovendien dat de erkenning als slachtoffer van een oorlogsmisdaad voor mensen die bijvoorbeeld getroffen zijn door een landmijn louterend kan werken. Erkende slachtoffers kunnen daarnaast ook een beroep doen op een internationaal steunfonds. België stort daar jaarlijks zo’n 25.000 euro in.

Voor het Joegoslavië-tribunaal zijn in totaal 161 beschuldigden verschenen. 3000 dossiers konden níét worden onderzocht.

Is uw voorstel aangenomen?

Geens: Dat moet nog blijken. Sommige landen liggen dwars over landmijnen, die ze niet graag verboden willen zien. Om toch een succes te behalen, zal de lijst misschien moeten worden opgebroken.

Ook het opsporen en inrekenen van vermeende oorlogsmisdadigers blijft moeizaam verlopen. Is daarover iets beslist?

Geens: Er loopt een initiatief, dat België volop steunt, om de uitlevering en samenwerking tussen de verschillende landen beter te laten verlopen. Nu duurt het soms nog jaren vooraleer een beschuldigde in zijn land of, als dat land tekortschiet, door het Internationaal Strafhof vervolgd wordt. Serge Brammertz, de hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, vertelde ons vorige week dat daar in totaal 161 beschuldigden zijn verschenen: dat is een goede balans, maar – zo zei hij zelf – er zijn ook 3000 dossiers die níét konden worden onderzocht, bijvoorbeeld omdat de betrokken landen niet meewerkten.

Zijn rechtbanken zoals het Joegoslavië-tribunaal of het Internationaal Strafhof al bij al een succes?

Geens: Het Joegoslavië-tribunaal was zelfs een immens succes. Zeker omdat daar zowel oorlogsmisdaden van de winnaars als van de verliezers van de Joegoslavische burgeroorlog zijn veroordeeld. Men zegt weleens dat de rechtspraak de winnaar altijd gelijk geeft: dat klopt dus niet.

Toch blijven er problemen met het Strafhof. Maar een derde van de lidstaten van de Verenigde Naties werkt momenteel mee. Landen als Burundi en Zuid-Afrika hebben hun medewerking recent zelfs opgezegd. Lidstaten klagen soms ook dat het Hof te westers oordeelt: in Afrika wordt, om maar iets te noemen, helemaal anders naar een individu gekeken dan bij ons. Wanneer die landen zelf processen tegen vermeende oorlogsmisdadigers organiseren, blijkt dat in de praktijk soms niet goed te werken, zoals onlangs nog in Libië. Het zou daarom misschien een goed idee zijn als het Hof niet altijd in Den Haag zetelt, maar ter plaatse een tribunaal opzet.

Dit artikel verschijnt woensdag 13/12 in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content