Mag een moordenaar een bestseller schrijven?

Curtis Dawkins: sadistische moordenaar en succesauteur. © .
Ann Peuteman

In de Verenigde Staten is er heibel over een verhalenbundel. Curtis Dawkins, de auteur van The Graybar Hotel, zit levenslang in de cel wegens moord, gijzeling en foltering. Zo iemand gunt de goegemeente geen bestseller. Toch worden gedetineerden net aangemoedigd om te schrijven. Ook in Belgische gevangenissen.

‘De nacht waarin ik een man vermoordde, was een vreselijke beproeving. Vooral voor zijn familie, voor mijn familie – voor iedereen die getraumatiseerd werd door wat ik heb gedaan. Nog altijd worstel ik met een gevoel van schuld en verdriet. Vaak ontplof ik haast van alle droefenis en smart in mijn hart. Maar binnen de vierentwintig uur nadat je een gevangenisdeur achter je hebt horen dichtslaan, besef je dat je maar twee mogelijkheden hebt: ofwel heb je zo veel spijt van het verleden dat je eraan doodgaat, ofwel leer je in het heden te leven. Voor mij bestaat dat heden voor een groot deel uit fictie. Ik klamp me eraan vast als aan een reddingssloep die elke dag weer van de mist wegdrijft.’ Dat schrijft de Amerikaan Curtis Dawkins in het dankwoord bij zijn verhalenbundel The Graybar Hotel. De meeste van die rake maar ook bevreemdende verhalen spelen zich binnen gevangenismuren af en worden verteld vanuit het perspectief van een naamloze gedetineerde. Amper was het boek verschenen of het werd al de hemel in geprezen door schrijvers als Roddy Doyle en Atticus Lish, en ook de Amerikaanse recensenten reageerden lovend. Zij het met een paar kanttekeningen.

Een agressieve jongen vertelde me trots dat hij tijdens een woedeaanval was beginnen te schrijven. Normaal zou hij dan hebben geprobeerd om zijn celdeur in te beuken

Danielle Eeraerts

Zoals hij al in zijn dankwoord aangeeft, is de schrijver immers allesbehalve een modelburger. Curtis Dawkins, een vader van drie met een masterdiploma in Creatief Schrijven, heeft jarenlang met een drankprobleem geworsteld. Op elke ontwenningspoging – en het waren er veel – volgde een terugval. Gaandeweg raakte hij ook verslaafd aan pijnstillers en begon hij drugs als ketamine en heroïne te gebruiken. Op de avond van 30 oktober 2004 rookte Dawkins in zijn huis in Kalamazoo voor het eerst in zijn leven crack, een vorm van cocaïne. Nadat hij ook nog eens flink had gedronken, doste hij zich uit als een gangster uit de jaren twintig met de bedoeling binnen te vallen op Halloweenfeestjes in de buurt. Om zijn kostuum helemaal af te maken, nam hij ook nog een revolver mee. Het was al een eind voorbij middernacht toen hij het aan de stok kreeg met een groepje voorbijgangers en bij wijze van waarschuwing een paar keer in de lucht vuurde. Zo rond een uur of twee zag hij Thomas Bowman, die voor zijn huis een sigaret stond te roken. Toen de man weigerde hem geld te geven, schoot hij hem koudweg neer. Daarna stormde Dawkins het huis binnen en begon hij te beuken op de deuren van de kamers waar Bowmans huisgenoten lagen te slapen. De ene ontsnapte door zijn raam, de andere via het dak. Maar James Honz kon niet meer ontkomen. Dawkins drong zijn slaapkamer binnen, barricadeerde de deur en dwong de man op zijn knieën ‘Bereid je maar voor op je ontmoeting met Jezus’, grijnsde hij. Toen het interventieteam van de politie arriveerde en de deur probeerde open te breken, vuurde Dawkins een schot door de wand. Al wie probeerde binnen te komen, zou hij vermoorden. Uiteindelijk liet hij zijn gijzelaar toch gaan en gaf hij zich over.

Voor de moord op Bowman en de gijzeling en foltering van Honz werd Curtis Dawkins veroordeeld tot levenslange celstraf, zonder mogelijkheid tot vervroegde vrijlating. Aanvankelijk had hij het heel erg moeilijk met het gevangenisleven. Hij was depressief en zelfs suïcidaal. Net zoals het ik-personage uit zijn kortverhaal County, dat opgesloten zit in een speciale afdeling voor gedetineerden met een zelfmoordrisico. ‘We zaten in de A Noord-vleugel, waar de lichten nooit werden gedoofd’, schrijft Dawkins daarin. ‘A Noord was de zelfmoordbewaking en terwijl haast niemand van ons al echt een zelfmoordpoging had ondernomen, maakten de heersende machten zich toch zorgen om ons. Ik had nog nooit in de gevangenis gezeten, en ik zou voor heel lange tijd worden opgesloten. Daarom vond de lokale overheid het nodig om me constant in de gaten te houden met sterke stralen waakzaam licht.’ Maar gaandeweg vond hij zijn draai en begon hij ook te schrijven. Op de elektrische typemachine die hij van zijn ouders had gekregen, tikte hij vooral kortverhalen. Als ze af waren, stuurde hij ze naar een van zijn zussen, die ze op haar beurt aan literaire tijdschriften bezorgde. Heel af en toe werd er eentje gepubliceerd.

Maar vorig jaar belandden Dawkins’ verhalen via een omweg op het bureau van Sandra Dijkstra, een literaire agente. Niet veel later kon zij uitgeverij Scribner ervan overtuigen om een verhalenbundel van haar nieuwe cliënt uit te geven. Door het smeuïge levensverhaal van Dawkins trok The Graybar Hotel, dat vorige maand in de Verenigde Staten verscheen en in het najaar een Nederlandse vertaling krijgt, meteen veel media-aandacht, waardoor het ook vlot over Amerikaanse toonbanken gaat. Maar hoe beter het boek verkoopt, hoe meer kritiek het krijgt. Niet wegens de literaire kwaliteit, maar om ethische redenen. Is het wel verantwoord om mee te werken aan het succes van het debuut van een veroordeelde moordenaar? In de Verenigde Staten zijn ze er nog niet uit. Maar daar hoeft Curtis Dawkins niet wakker van te liggen. Vandaag, bijna dertien jaar na die fatale oktobernacht, is hij een gecontesteerd maar ook gevierd schrijver. In zijn cel werkt hij in alle rust aan zijn tweede boek.

De artistieke activiteit van een gedetineerde mag niet winstgevend zijn

Kathleen Van de Vijver

Verhalen in wasgoed

Curtis Dawkins is natuurlijk niet de eerste gedetineerde van wie een boek wordt gepubliceerd terwijl hij in de cel zit. Al heeft de Amerikaan ontegensprekelijk meer schrijftalent en taalgevoel dan veel gevangenen die hem voorafgingen. Ook in ons land wordt er wat afgeschreven in de gevangenissen. Dat wordt zelfs van hogerhand aangemoedigd: in haast alle gevangenissen kunnen gedetineerden een cursus creatief schrijven volgen. ‘Een grote massa komt daar natuurlijk niet op af’, zegt Danielle Eeraerts, die jarenlang schrijfles gaf in de Gentse gevangenis. ‘Daarvoor is de drempel te hoog. Al is het maar omdat je minstens de Nederlandse taal machtig moet zijn om iets aan zo’n cursus te hebben, en een behoorlijk deel van de gevangenispopulatie heeft een andere moedertaal. Er zijn ook gedetineerden die alleen naar de les komen om even uit hun cel te zijn, maar meestal haken zij al snel weer af. De harde kern die blijft terugkomen, bestaat vooral uit mensen die een degelijke opleiding hebben gehad en vroeger vaak al gedichten of verhalen hebben geschreven.’ Sommigen willen hun levensverhaal op papier zetten, anderen blijven daar liefst zo ver mogelijk van weg en schrijven teksten die helemaal niets met hun misdaden of het gevangenisleven te maken hebben. ‘Voor de meesten is het een manier om zich uit te leven’, zegt Eeraerts. ‘Ik heb ook gedetineerden gezien die op die manier beter met hun emoties leerden omgaan. Zo was er een heel agressieve jongen van halfweg de twintig die me trots vertelde dat hij tijdens een woedeaanval was beginnen te schrijven. Normaal zou hij dan hebben geprobeerd om zijn celdeur in te beuken.’

Of de verhalen die gedetineerden in hun cel of tijdens zo’n cursus neerpennen ook te pruimen zijn? ‘Sommigen schrijven echt wel goed, maar dat zijn uitzonderingen’, aldus Eeraerts. ‘Het gebeurde weleens dat een van de cursisten me vroeg wat hij moest doen om zijn verhaal gepubliceerd te krijgen en dan gaf ik hem die informatie ook. Al wist ik meestal heel goed dat zijn teksten bijlange niet goed genoeg waren. Bij mijn weten heeft niemand van de cursisten ooit echt geprobeerd om uitgeverijen te contacteren. Meestal blijft het bij dromen.’

Maar niet voor iedereen. Sommige gedetineerden sturen hun roman, kortverhalen of levensgeschiedenis daadwerkelijk naar uitgevers, en heel af en toe krijgt iemand daar een positieve reactie op. Nu mogen gedetineerden niet zomaar alles publiceren wat ze willen. ‘Daarvoor moeten ze toestemming vragen aan de directie van de penitentiaire instelling’, zegt Kathleen Van de Vijver, woordvoerster van het gevangeniswezen. ‘Dan wordt onder meer nagegaan of wat ze hebben geschreven geen bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid en of het wel getuigt van respect voor alle betrokkenen – dus ook voor de eventuele slachtoffers. De artistieke activiteit van een gedetineerde mag ook niet winstgevend zijn. Met andere woorden: als hij een boek uitgeeft, mag hij daar niets aan verdienen.’ Al zijn de meeste uitgevers creatief genoeg om daar een mouw aan te passen.

Dat gedetineerden een boek op de markt brengen, is ook niet nieuw. Halfweg de jaren zestig al verscheen Galgenaas, een verhalenbundel van de geïnterneerde toxicomaan Roger Van de Velde. De man had zijn verhalen, die zich allemaal in het cachot afspelen, uit de gevangenis weten te smokkelen door passages in zijn wasgoed te verstoppen. In de inleiding van zijn eerste bundel schrijft Van de Velde dat je de mens weliswaar fysiek kunt opsluiten, maar geestelijk niet. Erg opgetogen was het gevangeniswezen niet over zijn schrijfsels en al snel kreeg hij een publicatieverbod opgelegd. Toch zou Van de Velde bij leven nog drie boeken publiceren.

Bij mijn weten heeft niemand van de cursisten ooit echt geprobeerd om uitgeverijen te contacteren. Meestal blijft het bij dromen

Danielle Eeraerts

Geen slachtoffer

Ook Ivo Versluys, die begin jaren negentig debuteerde met de autobiografische roman Green Corner, de memoires van een bankrover, moest aanvankelijk tegen de gevangenisdirectie opboksen. ‘Het schrijven werd me onmogelijk gemaakt. Ze confisqueerden zelfs mijn schrijfmachine’, zegt hij. ‘Maar de volgende keer dat ik werd gearresteerd, kwam ik in de gevangenis van Leuven terecht en daar kreeg ik wel alle steun.’ Twee jaar schreef hij uiteindelijk aan zijn eersteling.Van bij de aanvang hoopte Versluys dat hij zijn boek ook zou kunnen publiceren. Daar had hij zelfs een erezaak van gemaakt. ‘Ik had een interview gelezen waarin uitgeefster Angèle Manteau uitlegde dat ze na drie pagina’s al wist of ze een goed manuscript in handen had’, vertelt hij. ‘Dus stuurde ik alleen de eerste drie bladzijden op. Twee uitgevers zagen er niets in, maar de derde, Rudy Van Schoonbeek van het toenmalige Dedalus, was wel bereid om mijn boek uit te geven. Toen het uiteindelijk verscheen, kreeg ik – als eerste Belgische gevangene ooit – toestemming van de minister van Justitie om een persconferentie te geven in de gevangenis. Zelfs de directie was trots op wat ik had gedaan.’

Versluys is ervan overtuigd dat schrijven zijn leven ingrijpend heeft veranderd. ‘Voor de allereerste keer in mijn leven trok ik de aandacht met iets positiefs’, zegt hij. ‘Ik had iets goeds gecreëerd en daar kreeg ik ook lof voor. Dat was natuurlijk een grote stimulans om te blijven schrijven.’ Versluys publiceerde in 2006 nog De slangenkuil en in 2008 Hittegolf, die hij allebei in de gevangenis schreef. Sinds hij in 2009 vrijkwam, heeft hij niet meer geschreven.

Hoe dan ook blijft het heel uitzonderlijk dat fictie van de hand van een gedetineerde in boekvorm verschijnt. ‘Ik heb dat in elk geval nooit uitgegeven’, zegt André Van Halewyck, die bijna veertig jaar in het boekenvak achter de kiezen heeft. ‘Wel heb ik getuigenissen gepubliceerd van gangsters die nog in de cel zaten, zoals Leopold Van Esbroeck en Carl De Schutter. Maar dat was natuurlijk niet voor hun schrijftalent, want meestal maakten we gebruik van een ghostwriter. Ethische bezwaren heb ik daar in elk geval nooit tegen gehad. Had zo iemand mij een heel goede roman aangeboden, dan had ik die ook uitgegeven.’ Niet iedereen kijkt daar zo pragmatisch tegenaan. Zeker niet als de auteur zich, zoals Curtis Dawkins, aan sadistische misdaden schuldig heeft gemaakt. ‘Natuurlijk heeft de buitenwereld veel belangstelling voor hoe het er binnen de gevangenismuren toegaat en maakt het feit dat een schrijver gevangenzit een boek extra interessant’, zegt Danielle Eeraerts. ‘Maar het blijft dansen op het slappe koord. Stel dat Marc Dutroux een boek wil publiceren waarin hij zijn wedervaren in de gevangenis beschrijft. Dat zou ongetwijfeld een instant bestseller zijn, maar willen we iemand die zulke erge dingen heeft gedaan wel zo’n kans geven?’

Curtis Dawkins, The Graybar Hotel, Canongate Books, 210 blz., 19,99 euro.

‘Een agressieve jongen vertelde me trots dat hij tijdens een woedeaanval was beginnen te schrijven. Normaal zou hij dan hebben geprobeerd om zijn celdeur in te beuken.’ Danielle Eeraerts

‘De artistieke activiteit van een gedetineerde mag niet winstgevend zijn.’ Kathleen Van de Vijver

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content