Op bezoek in Appalachia: ‘Deze streek smacht zo naar wat liefde en aandacht’

Charles Comas, eigenaar van de Comas Family Barber Shop in Wheeling, West Virginia, kapt het haar van vaste klant John Oliver, 6 maart 2012. © Reuters

In Dagen zonder Trump beschrijft VRT-journalist Björn Soenens zijn ervaringen in de Verenigde Staten. Knack biedt u een passage aan, over ‘het trieste lot van de hillbillies van Appalachia’, een regio in het oosten van de Verenigde Staten. ‘Als je hier komt, voel je je gevangen. Je komt niet meer weg.’

‘Mensen hebben zich aangepast: meer dan dit is er niet. Beter wordt het hier niet. Je krijgt je uitkering en je voedselbonnen aan het begin van de maand. Dat is je leven. Je aanvaardt je lot.’ Aan het woord is Lyn Pelfrey uit Beattyville, Kentucky, een van de armste blanke stadjes van Amerika. Het trieste lot van de hillbil­lies van Appalachia, waar talloos velen van de bijstand leven.

Een rit door de pittoreske bergen van Kentucky en West Vir­ginia is adembenemend. Mistbanken hangen tussen de berg­toppen en hebben hier en daar een blauwe schijn. De natuur is woest, het lijkt een stukje ongerept paradijs. Maar dan kom je plots langs verlaten mijnen en rijd je door godverlaten dorpjes zoals Compton, West Virginia. Op een bankje een arme, tande­loze man, die doelloos voor zich uit zit te staren. Daarachter zit een koppel in een gammele pick-uptruck. In de straten is het stil. Geen activiteit, niets. Even later stroomt de regen met bakken uit de hemel. Het lijkt een scène uit een film van Jim Jarmusch.

Als je hier komt, voel je je gevangen. Je komt niet meer weg. Zonder baan heb je enkel je voedselbonnen. Je komt nergens.

Camille, jonge veertiger uit Oost-Kentucky

De steenkoolmijn in Compton ging vele jaren geleden al dicht, en verder is hier niets. Ooit werkten in dit hele steenkool­gebied bijna 800.000 mensen. Maar dat was in de jaren twintig van de vorige eeuw. Wat volgde was een langzame neergang, een onherroepelijke aftakeling. Nu werken in deze regio nog amper 65.000 mensen in en rond de mijnen. Ze blijven het hier coal country noemen, al is dat eigenlijk vooral nostalgie. Het is een deel van de geërfde identiteit hier. ‘My dad was a coal miner.’ Daar zijn ze enorm trots op. Als je doorvraagt, dan hoor je dat de papa of de opa zwaar ziek is, aan de zuurstoffles hangt: stoflong, of kanker, door het zware en ongezonde werk in de mijn. Maar het waren goedbetaalde banen en een job was altijd de beste me­thode tegen schrijnende armoede.

Al midden de jaren zestig van de vorige eeuw heerste veel ar­moe in de verborgen plekken in de bergen. De toenmalige presi­dent Johnson pompte miljarden dollars in de heropleving van de Appalachen. De overheid was met haar oorlog tegen de armoede ruimhartig met hulpprogramma’s en uitkeringen. Maar het was dweilen met de kraan open. Vele mensen werden afhankelijk van hun welfare check, bleven in hun krot wonen, en vonden nergens nog een baan. De oorlog tegen de armoede mislukte en maakte degenen die wel nog een baan hadden boos. Ze stapten massaal over naar de Republikeinse Partij, die een oorlog voerde tegen de gulle hand van de overheid. Volgens hen werkte de overheid structurele armoede in de hand, maakte ze miljoenen afhankelijk van de bijstand.

‘Als je hier komt, voel je je gevangen. Je komt niet meer weg. Zonder baan heb je enkel je voedselbonnen. Je komt nergens,’ zegt Camille, een jonge veertiger uit Oost-Kentucky. Camille werkt niet. Ze heeft overal pijn, is verslaafd aan de pijnstillers en heeft vele trauma’s. Twee van haar verloofdes stierven bij een auto-ongeval, en één keer lag ze na een crash zelf weken in een coma.

Op mijn reportagereis zie ik veel littekens, onnoemelijke trau­ma’s. Neem nu Tabitha uit Crumpler, in McDowell County. Ta­bitha heeft één zus, maar ze ziet haar nooit meer. Die zus kreeg drie kinderen. Alle drie werden ze van haar weggenomen door de sociale dienst. Haar heroïneverslaving maakte het onmoge­lijk om haar kindjes op te voeden. Dit zijn geen uitzonderlijke verhalen. Elke familie leeft op de een of andere manier met de gevolgen van drugsverslaving.

Er is ook de verpletterende verantwoordelijkheid van de far­mabedrijven en de lokale dokters. Ze schrijven al te snel pijnstil­lers voor die opiumderivaten bevatten. Gevolg: na twee of drie pijnpillen ben je verslaafd. Oxycontin werd hier jarenlang voor bijna geen geld op de markt gegooid en gretig voorgeschreven. Ze noemden het hier hillbilly heroin. Soboxin verslaafde velen, terwijl het eigenlijk een medicijn is om af te kicken van heroïne.

De idyllische bergen van Appalachia zouden een paradijs voor toeristen kunnen zijn. Maar ze worden wreed ontsierd door ver­dovende middelen. Het is een echte epidemie. Meer dan één op de tien inwoners is echt verslaafd. Dat is veel. Heroïne wordt er geregeld versneden met een synthetische pijnstiller, fentanyl. Het middel dient eigenlijk om olifanten te verdoven of om de ondraaglijke pijn van kankerpatiënten te verlichten. Talloos veel mensen stierven door Fentanyl. Het is overigens ook de drug die popicoon Prince fataal werd in april 2016. Fentanyl is tot vijftig keer zwaarder dan heroïne. Vandaar de vele overdoses, de vele doden, per ongeluk of expres.

De idyllische bergen van Appalachia zouden een paradijs voor toeristen kunnen zijn. Maar ze worden wreed ontsierd door ver­dovende middelen.

De 65.000 doden door overdoses, de ware drugsepidemie speelt zich af tegen de duistere achtergrond van industrieel ver­val. Hier hebben ze de economische groei in andere delen van het land niet gevoeld. Al jaren voelen deze mensen zich vergeten, verwaarloosd, beschimpt, belachelijk gemaakt en bedrogen door regeringen die verandering beloofden in inspirerende speeches, maar waar in de praktijk amper iets van terechtkwam. Het is een vermolmd en gecorrumpeerd politiek systeem als het Ameri­kaanse dat kon leiden tot de opkomst van een populist als Trump. Daarom is Appalachia een regio waar Donald Trump 80 tot 90 procent van de stemmen haalde. Laten we dus de opkomst van Trump niet langer alleen wijten aan racisme of xenofobie, maar aan de politiek zelf, die jarenlang alles heeft laten etteren.

U moet ook zeker Hillbilly Elegy lezen. Een harde, confron­terende bestseller over een man die ontsnapte aan de stuitende blanke armoede in de heuvels van Oost-Kentucky. Het zijn de memoires van een tweeëndertigjarige man, en van een blanke Amerikaanse cultuur in crisis. Het is de treurzang van een ver­welkende, stervende, blanke cultuur.

De cijfers vertellen het verhaal, schrijft J.D. Vance, geboren in Jackson, Kentucky: kinderen uit die streek staat een bittere toe­komst te wachten. Als ze geluk hebben, kunnen ze zonder uitke­ring een leven opbouwen. Hebben ze minder geluk, dan gaan ze dood aan heroïneverslaving. Wie het overleeft, koestert woede en frustratie. Armoede en boosheid vormen in deze streken een familietraditie.

Ze wonen in de heuvels en worden vaak weggezet als dom en achterdochtig. In Amerika worden ze hillbillies genoemd, of red­necks of white trash. Hun leven: lage sociale mobiliteit, armoede, echtscheidingen en drugsverslaving. Kentucky is a hub of misery. En Trump? Die belooft dat er meer steenkoolbanen komen. Hier geloven ze hem op zijn woord. Maar echt? Vergeet het, er komen niet méér mijnwerkers. Nog amper 5 procent van alle mensen in de streek werkt in de mijnbouw. De toekomst van de mijnbouw ligt niet bij de mijnwerkers. Caterpillar heeft nu al machines ont­worpen die zelfrijdend zijn en de kolen zonder kompels uit de grond halen. Zelfrijdende trucks nemen ook geen lunchpauze. Afdalen in de mijnschacht met pikkel en houweel lijkt iets van ver vervlogen tijden. Die tijd komt echt nooit meer terug.

Overal waar je rijdt zie je strip mines, bergen waarvan de top met explosieven is weggeblazen, en vervolgens gestript. Berg­topmijnbouw. Woeste natuur wordt vernietigd. Bossen worden verminkt. Afvalsmurrie komt in rivieren en grondwater terecht en maakt mensen ziek. In deze regio zijn er meer kankergeval­len en meer afwijkingen bij de geboorte. De meeste politici hier dansen naar de pijpen van de koolmijnbazen, gulle gevers aan verkiezingscampagnes. De steenkool verknoeit het water en de gezondheid van de Amerikanen hier.

Het doet zeer aan je hart om de mensen in Kentucky en West Virginia te zien. Iemand schreef: ‘Rich country, poor people.’ Zo is het maar net. Vervallen huizen staan weg te rotten in de straat. Zwerfhonden overal waar je kijkt. Oude wrakken van meubels in de tuin gegooid, vuilniszakken gewoon op het dak van huizen gedumpt. Leegstaande winkels, mensen in gammele caravans in het bos, soms zonder toegang tot stromend water of elektriciteit. Geen buurtwinkeltjes, niets om je te ontspannen, geen cafeetjes.

Heel vaak zie ik ook mensen zonder gebit, of met een mond vol rotte tanden. Ze noemen het hier Moutain Dew mouth, naar een veel verkocht merk priklimonade. Belabberde tandhygiëne en veel te suikerrijke voeding laat verwoeste monden achter. Dik zijn is hier ook geen teken van overvloed, maar van armoede. Het is honger, vertaald in vettigheid. Soms verwijten ze het elkaar: ‘Your mom’s such a hillbilly that her ass has her own zip code…’

In stadjes zoals Beattyville is er niets meer. Daar leeft meer dan de helft van de bewoners van voedselbonnen van de overheid. Zestig procent zit zonder werk. Dit is een stukje derde wereld in Amerika. En de mensen lijken er zich bij te hebben neergelegd. Hier regeert ook domheid en onwetendheid. Evolutieleer en geschiedenis van het heelal worden vaak niet onderwezen, maar bestreden.

Soms zijn ze creatief in hun armoede. Ze bedotten de wel­vaartsstaat. Zo kopen ze twee pakken van twaalf flessen cola met hun voedselbonnen, en vervolgens verkopen ze een groot deel van de cola aan de lokale kruidenier. Met het vrijgekomen geld kopen ze sigaretten en alcohol. De verarmde burgers die wel nog werken – vaak tegen een minimumloon – zien het allemaal met lede ogen aan en zijn overgestapt van de democraten naar de republikeinen. De regering doet haar best om de armen en de zwakkeren te helpen, maar het systeem van uitkeringen en voed­selbonnen bestendigt soms de armoede.

Toen het nog goed ging, ging iedereen naar de fabriek of de mijn, en daar ontstonden gezellige gemeenschappen en stadjes. Toen de fabrieken de deuren sloten, bleven de ontslagen arbei­dersfamilies achter zonder werk en zonder middelen van bestaan. Wie wel nog wat centen had, vertrok, de anderen bleven achter. Dit zijn de beruchte ‘vergeten’ Amerikanen over wie Trump in zijn campagne sprak. Dit is de ‘basket of deplorables’ waar Hil­lary Clinton het over had. Het brak haar zuur op. Deze mensen worden niet graag vernederd of uitgelachen.

Veel mensen leven met een berg schulden. Ze hebben krediet­kaarten met woekerrentes tot 35 procent. Of ze sluiten leningen af voor één dag, met 50 procent intrest. In Beattyville, waar ik een dag of drie verbleef, is de levensverwachting niet hoger dan 67 jaar, 15 jaar minder dan in de rijkere gebieden van Amerika. Ze eten zich naar het graf. Elke dag aardappelen en eieren bij het ontbijt, pulled pork, spek en worst. McDonald’s of Dairy Queen als avondeten. Ik heb op mijn trip amper groenten gezien. In een week kwam ik anderhalve kilo aan. Zo kún je hier dus niet oud worden.

Toch houden hillbillies enorm van hun geboortegrond. Het is hun enige identiteit. ‘Proud to be an American,’ zingt Lee Greenwood in zijn alternatieve volklied. Overal zie je Ameri­kaanse sterren en strepen wapperen. Hun zware leven is ook de reden waarom ze Obama niet konden uitstaan. Hij wordt hier beschouwd als een alien. Zijn accent was te net, zijn opleiding te indrukwekkend, zijn zelfvertrouwen veel te groot. Obama sneed tot in het diepst van hun ziel. Hij herinnerde hen aan de gruwe­lijke onzekerheid van hun bestaan. De schaamte over hun eigen miserabele leven. Michelle Obama haatten ze ook, want die gaf hun een preek over gezond eten. Ze vinden het vreselijk om de les te worden gelezen (ook al weten ze diep vanbinnen dat Mi­chelle gelijk had).

Het internet (als je dat al hebt in deze streken) en samenzweringstheorieën hebben hier vrij spel.

De pers vertrouwen ze ook al niet. Dat hebben ze gehoord van hun held, Donald Trump, met wie ze zich wél kunnen identifice­ren, met zijn redelijk ruwe communicatiestijl. Het internet (als je dat al hebt in deze streken) en samenzweringstheorieën hebben hier vrij spel. Optimisme is er bijna uitgestorven. Hoewel, ik ont­moette Jerry – al twee jaar zonder werk, en ex-gevangene – met zijn drie kinderen in West Virginia. Hij sprak zijn kinderen moe­dig toe: ‘Doe niet zoals ik, niet naar school gaan, spijbelen, een dommerik zijn. Probeer beter je best te doen. Ik wil dat ze later naar de universiteit gaan, ze moeten leren, en ver weggaan van hier.’ Het was de krachtigste uiting van ontroerende veerkracht die ik er heb gezien en gehoord. Deze streek smacht zo naar wat liefde en aandacht. Waar blijft de broodnodige herstructurering, zoals die in de Lage Landen na de mijnsluitingen, die deze regio weer op de been helpt?

Op bezoek in Appalachia: 'Deze streek smacht zo naar wat liefde en aandacht'
© De Arbeiderspers

De meeste mensen die ik samen met mijn cameraman en kom­paan Koen ontmoette, leken helemaal gevangen in hun eigen leven. Verhalen over tienerzwangerschappen, drugs, huiselijk geweld, wapens. Amerika is duidelijk verscheurd in twee totaal verschillende werelden, die elkaar ook totaal niet kennen. Twee Amerika’s. Er zijn maar weinig mensen die migreren van de ene wereld naar de andere. Het gevolg: een diepe kloof, een diepe verdeeldheid, totale polarisatie. Het presidentschap van Donald Trump. Diezelfde president die zijn eigen kiezers verraadt: de regionale commissie voor de Appalachen die werk probeert te creëren, kreeg de geldkraan dichtgedraaid.

De woorden stromen van Lyn Pelfreys lippen, recht in onze camera, als ze afscheid neemt van ons: ‘We houden van Trump. We zien hem graag. Hij worstelt alleen nog een beetje met de mensen die hem tegenwerken.’

Iedereen heeft zijn eigen universum van de waarheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content