Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?

© .
Jeroen Zuallaert

Aan de hand van die vraag probeert de Noorse jihadexpert Thomas Hegghammer hen beter te begrijpen. In zijn boek Jihadi Culture blijken jihadi’s er de vreemdste gewoonten op na te houden.

Toen Osama bin Laden ondergedoken leefde op het Pakistaanse platteland, was hij nagenoeg volledig afgesloten van de buitenwereld. Het huis in Abottabad waar hij op 2 mei 2011 doodgeschoten zou worden door een keurkorps Navy Seals, was volledig ommuurd. Uit veiligheidsoverwegingen was er geen internet of telefoon. Het contact met de terreurorganisatie die hij in naam nog bestierde verliep notoir moeilijk. Soms kon de terreurleider meerdere maanden geen orders geven. Het contact met zijn trouwe luitenant Mahmoed Atiyya verliep stroef: Al-Qaeda was murw geslagen door de aanhoudende dronecampagne van het Amerikaanse leger, het moreel onder de strijders was laag, en de twee hadden zware meningsverschillen over de te volgen strategie.

Des te vreemder was Bin Ladens brief van 6 augustus 2010, waarin hij Atiyya verzocht om ‘een boek over klassieke prosodie op te sturen’. Hij maande hem ook aan om op zoek te gaan naar ‘broeders die iets kennen van klassiek metrum’. Voor zijn volgers kwam dat verzoek niet als een verrassing. Osama bin Laden was bij leven zelf een niet onverdienstelijk dichter, die een groot deel van zijn uitstraling haalde uit zijn bedrevenheid in de klassieke Arabische welsprekendheid. Wereldberoemd onder jihadstrijders is een gedicht uit de late jaren negentig waarin hij zijn zoon Hamza opvoert om te vertellen over zijn opofferingen en omzwervingen.

Jihadisten beschouwen huilen als iets positiefs. Abu Musab al-Zarqawi, die namens Al-Qaeda eigenhandig gijzelaars onthoofdde, had als bijnaam ‘Hij die veel huilt’

En toch was het verzoek opmerkelijk. Op het moment van schrijven was het brein achter de terreuraanslagen van 11 september 2001 tenslotte de meest gezochte man op de planeet. Elk bezoek aan zijn sjofel ingerichte landhuis bracht een enorm risico met zich mee. Bovendien behoren boeken over klassieke prosodie in de Arabische literatuur niet echt tot het canon van bestsellers die op het Pakistaanse platteland vlot voorhanden zijn. Zelfs voor de grootste terreurgroep ter wereld was het een logistieke nachtmerrie om zo’n boek tot in Abottabad te krijgen, en al helemaal met de Amerikaanse surveillancedienst NSA op hun hielen.

Waarom was Bin Laden er desondanks op gebrand zijn dichtkunsten uit te diepen? Die vraag zette de Noorse jihadexpert Thomas Hegghammer mee aan het denken. Jihadisten zijn opgejaagd wild. Niet alleen in Pakistan moeten ze zich staande houden in onherbergzame gebieden, met een tegenstander die meer financiële middelen, gesofisticeerder materiaal en onnoemelijk meer mankracht ter beschikking heeft. Zelfs in een Europese stedelijke context voelen ze de hete adem van inlichtingendiensten in de nek. Gelijk welk onverhoeds manoeuvre kan hun schuilplaats verraden.

In zulke omstandigheden zou je verwachten dat jihadisten zo veel mogelijk tijd zouden besteden aan ‘nuttige’ activiteiten, zoals trainen, spioneren, bomtechnieken verfijnen, plannen smeden en rusten. Eat, sleep, jihad, repeat. Daarin is tot nader order geen plaats voor boeken over prosodie in de klassieke Arabische literatuur. En toch, zo merkte Hegghammer gaandeweg, ‘verspillen’ jihadisten voortdurend hun tijd aan activiteiten die op het eerste gezicht geen enkel militair voordeel hebben.

Sindsdien doorwroet Hegghammer getuigenverslagen en memoires, op zoek naar details die een licht werpen op het dagelijkse leven van jihadisten. Hij startte ook The Bored Jihadi, een blog waarop hij geregeld zijn bevindingen post. In zijn boek Jihadi Culture brengt hij samen met een tiental andere experts de zogenoemde ‘niet-militaire praktijken’ van jihadstrijders in kaart. Het geeft een fascinerende inkijk in de volslagen banale activiteiten waarmee veel jihadi’s zich onledig houden. Terwijl zij bij ons de reputatie hebben van moordlustige bruten die zonder enige consideratie andersdenkenden de keel oversnijden, blijken ze in hun vrije tijd uiterst gevoelig voor poëzie en religieuze gezangen. Ze barsten om de haverklap in tranen uit, geloven in de voorspellende kracht van dromen en doen voortdurend dingen die hun militaire operaties moeilijker maken.

Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?

Kumbaya

Zo blijkt Osama bin Laden allesbehalve alleen te staan met zijn voorliefde voor poëzie. Die is alomtegenwoordig binnen islamistische groeperingen. Vrijwel alle onlinefora waarop extremisten elkaar vinden, hebben uitgebreide secties waar gedichten worden uitgewisseld, vertaald en besproken. Poëzie blijkt zo belangrijk voor jihadisten dat zelfs vrouwen er een vooraanstaande rol in kunnen vervullen. Meer nog: de meest gevierde dichter van de Islamitische Staat is een vrouw. Ahlam al-Nasr is niets minder dan een literair idool in jihadistische kringen. In haar dichtbundel De vlammenzee der waarheid zingt ze de lof van IS-kalief Abu Bakr al-Baghdadi en verheerlijkt ze zijn kalifaat als een idylle. Bijna alle gedichten zijn geschreven in monorijm, waarbij tientallen verzen achter elkaar op dezelfde manier rijmen, of in een ander klassiek Arabisch metrum.

In de Arabische wereld staat poëzie sowieso hoog aangeschreven. Middeleeuwse poëzie en dichtvormen worden er nog altijd courant gelezen en ook hedendaagse dichters krijgen – zeker naar westerse begrippen – een verbluffende aandacht. Een van de populairste televisieshows in het Midden-Oosten is Sha’ir al-Milyoon, wat letterlijk ‘De dichter-miljonair’ betekent, maar ook begrepen kan worden als ‘De dichter van het volk’. Het is een soort Idool waarin een jury op zoek gaat naar de meest getalenteerde amateurdichter. De winnaar ontvangt een geldprijs van 1,1 miljoen euro, een hoger bedrag dan de winnaar van de Nobelprijs.

In het verlengde van de poëzie produceren jihadgroepen ontzaglijke hoeveelheden anashid (de enkelvoudsvorm is nashid). Dat zijn a-capellaliederen waarbij Koranverzen of gedichten op bezwerende wijze gereciteerd worden. Bij de IS kun je gerust van een ware industrie spreken, waarbij de liederen in studio’s worden opgenomen en als ware popsongs worden afgemixt. In hun beruchte executievideo’s worden ze typisch gebruikt als achtergrondmuziek.

Dat anashid vandaag zo alomtegenwoordig zijn, is opmerkelijk. Volgens conservatieve interpretaties van de islam is muziek immers verboden, omdat ze ongewenst de seksuele lusten kan opwekken. Alleen staat nergens duidelijk gedefinieerd wat muziek dan wel juist is. Muziekinstrumenten zijn sowieso haram, al lijken sommige islamgeleerden wel synthesizers toe te laten. Anderen zijn dan weer strenger in de leer, en keuren zelfs de ritmische recitaties af die IS in zijn propaganda gebruikt. Sowieso lijken jihadisten de voorbije jaren ‘liberaler’ geworden in het gebruik van anashid. De eerste videoboodschappen van Al-Qaeda begonnen steevast met de waarschuwing dat de beelden niet met muzikale begeleiding bekeken mochten worden. Vandaag gebruikt zowat elke jihadgroep anashid op de achtergrond.

Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?

Binnen terreurbewegingen hebben anashid zowel een intern als een extern gebruik. Intern dienen de liederen om aan groepsvorming te doen. Net zoals jeugdbewegingen rond het kampvuur weleens Kumbaya zingen, houden terreurstrijders soms sessies waarbij ze samen anashid zingen of beluisteren. Anashid worden ook gebruikt als morele oppeppers om strijders mentaal klaar te stomen voor een operatie. Zo kregen de daders van 9/11 de orders om de dagen voor hun aanslag anashid voor elkaar te reciteren, ‘om hen te troosten en hun harten te vullen met de aanwezigheid van God en geluk’.

Extern dienen de liederen als pr-tool. Anwar al-Awlaki, de Amerikaanse rekruteerder die als ‘de Bin Laden van het internet’ de propagandastrategie van Al-Qaeda uittekende, zag anashid als het voornaamste wapen om nieuwe strijders aan zich te binden. ‘Moslims moeten geïnspireerd worden om de jihad te beoefenen’, schreef hij. ‘Een goede nashid kan een publiek bereiken dat met boeken buiten schot blijft. Ze zijn vooral inspirerend voor de jeugd, die altijd de basis van de jihad vormt.’

‘Anashid spelen vaak een sleutelrol in een radicaliseringsproces’, zegt Jonathan Pieslak, een coauteur van Thomas Hegghammer. Pieslak is een professor musicologie aan het City College of New York die voor het Amerikaanse ministerie van Defensie het gebruik van anashid bij jihadgroepen onderzoekt. Volgens hem is zowel het muzikale als het tekstuele element van belang. ‘Veel Europese moslims begrijpen te weinig Arabisch om te begrijpen waar een nashid over gaat. Ze worden in eerste instantie aangetrokken door de klank, de melodie. Pas daarna verdiepen ze zich gaandeweg in de boodschap. Zo bekeken zijn anashid een middel om een positieve emotie aan een ideologie te hechten en sympathie te winnen.’

Pieslak maakt graag de vergelijking met westerse jongeren die in het leger gaan. ‘De gemiddelde rekruut heeft geen notie van de verlichtingsideeën waarop de Amerikaanse grondwet gebaseerd is. Ook zij gaan in eerste instantie op hun emotie af: het gevoel dat ze een rechtvaardige zaak verdedigen door hun land te dienen. Wetenschappers hebben de neiging om het ideologische element in die keuze te overschatten. Ook bij radicaliserende jongeren doen we dat.’

Wanneer jihadisten over bepaalde dromen beginnen te spreken, kan dat aangeven dat hun radicalisering zo vergevorderd is dat ze tot actie willen overgaan

Iain Edgar (Universiteit van Durham)

Droomduiding

Poëzie en de anashid hebben, naast duidelijke wortels in de Arabische en islamitische cultuur, een duidelijk operationeel oogmerk. Hun meerwaarde als propagandamateriaal is onmiskenbaar. Toch zijn er ook veel niet-militaire praktijken, merkte Thomas Hegghammer, die geen enkele meerwaarde lijken te hebben. Tenminste: op het eerste gezicht.

Zo hechten zowat alle jihadistische bewegingen een buitengewoon belang aan dromen. De legendarische talibanleider Mullah Omar ondernam zonder instruerende droom geen enkele grootschalige militaire operatie. Osama bin Laden liet zijn strijders elke ochtend hun dromen vertellen, in de hoop er een of andere goddelijke boodschap in te vinden. De beslissing om de aanslagen van 9/11 uit te voeren nam hij naar eigen zeggen pas nadat een van zijn strijders een gunstige droom had gehad, waarin de jihadisten verkleed als piloten een voetbalmatch wonnen van Amerikaanse soldaten. Omdat de dromer in kwestie niet op de hoogte was van de ophanden zijnde aanval, interpreteerde Bin Laden de droom als een goed voorteken.

De IS zet dromen in als regelrechte propagandawapens. Nadat Khalid El Bakraoui zichzelf had opgeblazen in het metrostation van Maalbeek, verschenen zijn dromen in Dabiq, de Engelstalige IS-glossy. In een eerste droom ziet El Bakraoui de profeet Mohammed over het slagveld galopperen tijdens een veldslag met de ongelovigen, terwijl hijzelf als boogschutter slag levert. In een volgende droom beweert hij de stem van God te hebben gehoord, en in een derde droom zou hij zijn eigen zelfmoordmissie gezien hebben.

‘Inlichtingendiensten zijn uitermate geïnteresseerd in dromen’, zegt antropoloog Iain Edgar, een coauteur van Thomas Hegghammer die zich aan de Universiteit van Durham in dromen specialiseert. ‘Wanneer jihadisten over bepaalde dromen beginnen te spreken, kan dat aangeven dat hun radicalisering zo vergevorderd is dat ze tot actie willen overgaan.’ Uiteraard zullen strijders hun dromen naar eigen goeddunken interpreteren, vervolgt Edgar. ‘Maar over het algemeen vermoed ik dat jihadstrijders er oprecht over zijn. Volgens de islam bestaat er een speciale plek in de hel voor moslims die dromen verzinnen. Onderschat ook niet hoezeer droominterpretatie verspreid is in de moslimwereld. Op zowat elke Arabischtalige zender is er een tv-show aan gewijd. Ik ken moslims die op basis van een kwade droom een verloving hebben afgebroken.’

Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?

Huiljurken

Lijkt het vurige geloof in dromen voor westerse ogen al enigszins apart, dan zijn andere gebruiken voor buitenstaanders ronduit bizar. Zo blijken jihadisten regelrechte huiljurken. Bijna dagelijks barsten ze collectief in tranen uit. In tegenstelling tot wat je zou verwachten bij een manhaftige omgeving als een terreurgroep, beschouwen jihadisten huilen als iets positiefs. Abu Musab al-Zarqawi – de voormalige leider van Al-Qaeda in Irak, die eigenhandig gijzelaars onthoofdde en zijn strijders folteringen liet uitvoeren die zelfs de coulante leiding van Al-Qaeda te gruwelijk bevond – had als bijnaam ‘Hij die veel huilt’, omdat hij tijdens het aanhoren van Koranverzen voortdurend snotterde. De gewoonte, die lijkt te stammen uit de soefitraditie, is binnen jihadgroeperingen vermoedelijk ook een mechanisme om infiltratie tegen te gaan.

Bepaalde gebruiken zorgen voor praktische problemen in het jihadistenbestaan. Zo is er de ghusl, een wasritueel waarbij de gelovige zijn hele lichaam moet reinigen met water vlak voor bepaalde gebeden of na de seksuele activiteit. Voor strijders die in wintertijden door onherbergzame streken trekken is zo’n koud stortbad allesbehalve een pretje, zeker niet wanneer je vaak geen onmiddellijke toegang hebt tot stromend water en op elk moment neergemaaid kunt worden door een voorbijvliegende drone. Toch blijken jihadi’s uiterst ijverig in het observeren van de zuiveringsrituelen, of doen ze hun uiterste best om ze te voorkomen. Een lid van de Egyptische terreurgroep Jama’a Islamiya beschreef in zijn dagboeken zelfs hoe hij door die strikte vereisten genoodzaakt was om voor het slapengaan te masturberen, om te voorkomen dat hij tijdens zijn slaap een natte droom zou krijgen.

Sommige gebruiken zijn zelfs ronduit contraproductief. Zo blijken veel jihadstrijders extreem te vasten. Zelfs wanneer het hun leven in gevaar brengt, tijdens lange dagmarsen in de ramadanperiode, weigeren ze bijvoorbeeld te eten, ook al mogen ze dat dan volgens de Koran wel degelijk. In Europa ontdekte Thomas Hegghammer dan weer een aparte dresscode onder jihadisten. Velen trekken een camouflagepak aan boven een traditioneel gewaad, waardoor ze op zijn zachtst gezegd nogal opvallen wanneer ze bij de bakker om de hoek een brood halen.

Opvallend genoeg is het een van de weinige voorbeelden van een dresscode, bemerkt Hegghammer. ‘Alleen baarden lijken vrijwel verplicht.’ Zelfs wanneer ze genoodzaakt zijn onder te duiken, en het dus verstandig zou zijn om hun baard af te scheren, zullen islamisten dat zelden doen. Dat gebrek aan universele dresscode is best opvallend voor een groep die zo veel belang hecht aan haar identiteit. ‘In tegenstelling tot bijvoorbeeld leden van een criminele bende zetten jihadisten geen tattoos of piercings om die identiteit te benadrukken, hebben ze geen geheime handdrukken. Eigenlijk hebben ze nauwelijks rituelen die niet in de algemene islamitische cultuur voorkomen.’

Beelden van de vrijetijdsbesteding van terroristen afkomstig van The Bored Jihadi, de blog van Thomas Hegghammer.
Beelden van de vrijetijdsbesteding van terroristen afkomstig van The Bored Jihadi, de blog van Thomas Hegghammer.

De uitgebreide aandacht en tijd die islamistische strijders aan religieuze geplogenheden besteden, bewijst dat ze oprechte gelovigen zijn. Volgens Hegghammer is er onder hen ook weinig ‘seks, drugs en rock-‘n-roll’ te bespeuren. Op seksueel vlak blijken ze conservatief, en ook genotsmiddelen als alcohol, drugs en sigaretten zijn taboe. ‘Bijna geen enkele jihadist twijfelt aan het bestaan van God en Satan, aan boze geesten, het leven na de dood of het profetische potentieel van dromen.’ De vaak geuite beschuldiging dat jihadisten opportunisten zijn die religie gebruiken voor persoonlijke of politieke doeleinden, klopt volgens Hegghammer dus niet. ‘Het is niet omdat ze vaak een weinig religieus verleden hebben, dat ze zichzelf niet als diepgelovig kunnen beschouwen.’

De fundamentele aantrekkingskracht van jihadgroepen schuilt dan ook in hun nauwe verwantschap met de islamitische cultuur. ‘Het jihadisme is geen tegencultuur die een scherpe breuk met de mainstreammaatschappij nastreeft, zoals de Ku-Klux-Klan of de skinheadbeweging. In de ogen van mogelijke leden met een conservatief-religieuze achtergrond kunnen jihadgroepen juist cultureel authentiek overkomen. Zolang we niet inzien welke belangrijke rol cultuur in het jihadisme speelt, zullen we het nooit helemaal begrijpen.’

Thomas Hegghammer e.a., Jihadi Culture, Cambridge University Press, 274 blz., 20,99 euro.

Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?
Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?
Vandaag gebruikt zowat elke jihadgroep a-capellaliederen met Koranverzen op de achtergrond van hun videoboodschappen.
Vandaag gebruikt zowat elke jihadgroep a-capellaliederen met Koranverzen op de achtergrond van hun videoboodschappen.
Ahlam al-Nasr is de meest gevierde dichter van de Islamitische Staat.
Ahlam al-Nasr is de meest gevierde dichter van de Islamitische Staat.
Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?
Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?
Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?
Wat doen jihadstrijders wanneer ze niet de heilige oorlog bedrijven?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content