60 jaar Verdrag van Rome: De mijlpalen in de geschiedenis van de Europese samenwerking

© istock

25 maart komen de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie in Rome bijeen. Ze zullen er de zestigste verjaardag van de ondertekening van het Verdrag van Rome herdenken, waarmee de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht, de voorloper van de Europese Unie. Ook de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) werd toen gecreëerd.

Hieronder een overzicht van de mijlpalen in de geschiedenis van de Europese samenwerking.

– 1946: de voormalige Britse premier Winston Churchill houdt in Zürich een pleidooi voor “een soort Verenigde Staten van Europa”;

– 1948: het Congres van Europa in Den Haag brengt honderden politici, academici, bedrijfsleiders, vertegenwoordigers van middenveldorganisaties en andere geïnteresseerden samen die willen werken aan meer Europese eenheid;

– 1949: tien Europese landen, waaronder België, ondertekenen het Verdrag van Londen en richten zo de Raad van Europa op. Ze willen de democratie en de mensenrechten bevorderen; – 1950: de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman stelt op 9 mei voor de Franse en West-Duitse kolen- en staalproductie onder een gemeenschappelijke Europese “Hoge Autoriteit” te plaatsen. Zijn poging om hoogoplopende handelsconflicten in Europa te vermijden, vormde de basis voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS);

– 1950: in navolging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ondertekend;

– 1951: met het Verdrag van Parijs richten Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg de EGKS op en de bijbehorende gemeenschappelijke markt voor kolen en staal. De Hoge Autoriteit wordt de voorloper van de Europese Commissie, het Hof van Justitie ziet toe op de naleving van de gemeenschappelijke regels en er komt ook een parlementaire vergadering;

– 1954: het Franse parlement keurt de plannen voor een Europese Defensiegemeenschap af maar keurt eind dat jaar wel de oprichting van de West-Europese Unie goed. Daarin engageren België, Nederland, Luxemburg, het VK, Frankrijk, Italië én West-Duitsland zich tot militaire samenwerking;

– 1957: op 25 maart ondertekenen de landen van de EGKS de verdragen van Rome en richten zo de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom op. De eerste ministerraad van de EEG vindt in 1958 plaats onder het voorzitterschap van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Victor Larock;

– 1962: de gemeenschappelijke parlementaire assemblee van de EGKS, de EEG en Euratom, die al sinds 1958 bijeenkomt, noemt zichzelf voor het eerst Europees Parlement. Het zal echter nog tot 1987 duren eer dat ook de officiële naam van de instelling wordt;

– 1963-1964: in twee baanbrekende arresten stelt het Hof van Justitie dat het gemeenschapsrecht een nieuwe rechtsorde is waarop burgers zich rechtstreeks kunnen beroepen en dat de Europese rechtsorde voorrang heeft op de nationale rechtsordes;

– 1967: de fusieverdragen van 1967 en 1971 creëren één Raad, één Commissie en één begroting voor de drie gemeenschappen (EGKS, Euratom en EEG). De verzamelnaam Europese Gemeenschappen doet zijn intrede;

– 1973: de eerste uitbreiding van de EG: Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk treden toe;

– 1974: tijdens de top van Parijs, onder het voorzitterschap van de Franse president Valéry Giscard d’Estaing, wordt in december 1974 de Europese Raad opgericht, ook bekend als de Europese top van staatshoofden en regeringsleiders;

– 1979: de eerste rechtstreeks verkiezingen van het Europees Parlement vinden plaats. Er worden in totaal 410 leden verkozen in 9 landen, de eerste internationale verkiezingen ooit; – 1979: de oprichting van het Europees Monetair Stelsel, een wisselkoersmechanisme waarin de valuta’s van alle lidstaten, behalve het VK, zijn opgenomen. De wisselkoersen zijn gebaseerd op de ecu, het gewogen gemiddelde van de deelnemende valuta’s;

– 1981: Griekenland treedt als tiende land tot de Europese Gemeenschappen toe;

– 1985: in Schengen (Luxemburg) ondertekenen België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland een akkoord dat moet leiden tot de afschaffing van de controles aan hun gemeenschappelijke grenzen. De uitvoering van het Schengenakkoord begint in 1995;

– 1985: de goedkeuring van de Europese Akte moet tegen eind 1992 een interne markt creëren, met het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het is de eerste grote wijziging van het Verdrag van Rome die de Europese Gemeenschappen meer bevoegdheden geeft, het besluitvormingsproces in de Raad aanpast en het Europees Parlement een grotere rol toekent;

– 1986: Spanje en Portugal worden lid van de Europese Gemeenschappen;

– 1986: tijdens een ceremonie in Brussel wordt de Europese vlag plechtig ingewijd. Beethovens ‘Ode aan de vreugde’ is het Europese volkslied;

– 1988: de Europese Raad richt een comité op dat de creatie van een Economische en Monetaire Unie (EMU) onderzoekt, die voor meer coördinatie in het economisch beleid van de lidstaten moet zorgen. Europees Commissievoorzitter Jacques Delors zit het comité voor; – 1990: door de eenmaking van Duitsland komt het vroegere Oost-Duitsland bij de EG;

– 1992: het Verdrag van Maastricht wordt ondertekend. Het vormt de Europese Gemeenschappen om tot een Europese Unie met drie pijlers: het communautaire, gemeenschappelijke politieke beleid, het buitenlands en veiligheidsbeleid dat de lidstaten samen voeren en de politie- en juridische samenwerking. De burgers van de lidstaten worden heuse “EU-burgers” en de EMU wordt – in drie fasen – ingevoerd. Het zal leiden tot de introductie van de euro in 1999;

– 1992: de Europese Economische Ruimte wordt opgericht. De Europese interne markt wordt uitgebreid naar landen die niet tot de EU behoren. Anno 2017 telt de EER 31 leden: de 28 EU-landen, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein;

– 1994: voor de tweede keer verwerpt Noorwegen EU-lidmaatschap in een referendum;

– 1995: de Europese Unie telt voortaan 15 leden: Finland, Oostenrijk en Zweden treden toe;

– 1997: het Verdrag van Amsterdam wordt ondertekend. De Europese besluitvorming wordt ermee vereenvoudigd, het Schengenakkoord wordt in de EU-wetgeving geïntegreerd en er komt een hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB);

– 1999: op 1 januari wordt de euro ingevoerd in elf lidstaten: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. Het jaar voordien kwam de eurogroep voor het eerst bijeen, de informele vergadering van de landen die met de euro werken. In 2002 worden de eerste euromunten en -bankbiljetten in omloop gebracht;

– 2001: met de ondertekening van het Verdrag van Nice worden de instellingen hervormd, als voorbereiding op de uitbreiding van de EU naar 27 lidstaten. Vanaf 1 februari 2003, wanneer het verdrag in werking treedt, krijgt het Europees Parlement meer inspraak via de medebeslissingsprocedure;

– 2002: voor de eerste keer komt de Conventie over de Toekomst van Europa bijeen in Brussel. De Europese Conventie werkt een ontwerpgrondwet voor de Europese Unie uit die in 2003 wordt voorgesteld. Een jaar later wordt een akkoord bereikt over de definitieve tekst;

– 2004: met Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië krijgt de EU er in een klap tien lidstaten bij;

– 2004: in Rome wordt de Europese Grondwet ondertekend. Voor hij in werking kan treden, moeten alle lidstaten hem ratificeren;

– 2005: verschillende EU-lidstaten houden een referendum over de Grondwet. Frankrijk en Nederland stemmen tegen, de Grondwet komt er niet. De ‘neen’-stemmen leiden tot een grotere rol voor de nationale parlementen;

– 2007: Roemenië en Bulgarije treden toe tot de Unie;

– 2007: het Verdrag van Lissabon wordt ondertekend en vervangt de Europese Grondwet. De structuur en het functioneren van de EU worden opnieuw hervormd, de Europese Raad wordt een volwaardige instelling met een eigen, vaste voorzitter. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid krijgt verregaande bevoegdheden en wordt ook vicevoorzitter van de Europese Commissie. Via het burgerinitiatief kunnen gewone burgers om nieuwe wetgeving verzoeken;

– 2009: Herman Van Rompuy wordt als voorzitter van de Europese Raad de eerste Europese ‘president’;

– 2012: de Europese Unie krijgt de Nobelprijs voor de Vrede; – 2013: Kroatië wordt de 28ste lidstaat van de EU;

– 2015: de financiële crisis is uitgegroeid tot een schuldencrisis die Griekenland ei zo na uit de eurozone duwt. De ‘Grexit’ wordt op het nippertje vermeden;

– 2016: tijdens een referendum over EU-lidmaatschap kiezen de Britten ervoor de Unie te verlaten. De ‘Brexit’ moet in 2019 een feit zijn.

25 maart 1957, niet het uur nul van de Europese eenmaking

Het Palazzo dei Conservatori op het Capitool in Rome vormt zaterdag 25 maart het decor van de herdenking van de ondertekening van het Verdrag van Rome, dag op dag 60 jaar geleden. De staatshoofden en regeringsleiders van de 27 lidstaten van de Europese Unie die een doorstart willen maken met hun Europese samenwerking zullen er stilstaan bij het verdrag dat gestalte gaf aan een economische gemeenschap van zes Europese landen, maar dat ook de aanzet vormde van een veel grotere integratie, zowel in de diepte als in de breedte. Toch mogen het stichtingsverdrag van de Europese Economische Gemeenschap en het verdrag dat een gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) boven de doopvont hield niet als het startpunt van het Europese avontuur worden beschouwd.

De twee teksten die op 25 maart 1957 ondertekend werden, waren in feite de uitkomst van een lang proces dat zijn wortels had in de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. Al eeuwen spraken schrijvers en filosofen als Dante, Kant en Victor Hugo over de Europese eenwording en in de negentiende eeuw waren er al tolunies gesloten, maar het was pas na de verwoestingen van de eerste helft van de twintigste eeuw dat politici het idee van Europese samenwerkingsverbanden concreet maakten.

De Britse ex-premier Winston Churchill was in 1946 de eerste die, tijdens een toespraak in Zürich, sprak over “een soort Verenigde Staten van Europa”. Zich bewust van de noodzaak van een sterk West-Europa om aan de steeds machtiger wordende Sovjet-Unie te weerstaan, droegen ook de Verenigde Staten van Amerika aan de Europese eenwording bij.

In juni 1947 ontvouwde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken en generaal George C. Marshall zijn voorstel voor een ‘European Recovery Program’ (ERP). Het Marshallplan kwam in de plaats van vele miljarden dollars aan bilaterale leningen en schenkingen die de VS de jaren voordien aan Europese landen hadden gedaan en was bedoeld om de Europeanen opnieuw vertrouwen te geven “in de economische toestand van hun eigen land en van Europa als geheel”. Tegen 1952 zouden de VS zo’n 13 miljard dollar uitgeven en kanaliseren via de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES).

Ondanks de Amerikaanse aansporingen bleven de meeste Europese politici terughoudend staan tegenover economische integratie. De eerste organen die de Europese landen samen opzetten, zoals de Raad van Europa in 1949, gingen nog uit van een intergouvernementele aanpak: er werd samengewerkt, maar de deelnemende landen behielden hun soevereiniteit.

Om handelsconflicten tussen de Europese staten te vermijden, deed de Franse staatsman Jean Monnet zijn minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman in 1950 het voorstel de Franse en Duitse kolen- en staalproductie onder een gezamenlijke, supranationale Hoge Autoriteit te plaatsen. Kanselier Konrad Adenauer greep met beide handen de kans om, vijf jaar na het einde van de oorlog, de Bondsrepubliek Duitsland met de westerse alliantie te verbinden. Ook Italië en de Benelux-landen steunden het Schumanplan. De zes West-Europese landen ondertekenden in april 1951 het verdrag van Parijs waarmee de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht.

Een en ander nam bij Frankrijk de angst niet weg voor een herbewapening van Duitsland in het kader van de NAVO. Daarom koos het voor de vlucht vooruit en stelde het, naar analogie met het kolen- en staalplan van Schuman, in oktober 1950 voor om een Europese Defensiegemeenschap op te richten. Aan dat Europees leger zou ook Duitsland een bijdrage leveren. Het was echter het Franse parlement zelf dat het voorstel van zijn eigen (ex-)premier René Pleven in 1954 kelderde. Van een Europees leger was geen sprake meer, maar later dat jaar zetten Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Italië en de Benelux wel hun schouders onder de West-Europese Unie – een andere vorm van militaire samenwerking.

De afwijzing van de Defensiegemeenschap ondermijnde het Franse politieke leiderschap in Europa. Wie uiteindelijk in het gat kon duiken, was de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak. Hij kreeg in juni 1955 in het Siciliaanse Messina de opdracht om een studie te leiden naar de haalbaarheid van een Europese markt (zoals voorgesteld door Nederland) en de uitbreiding van de Hoge Autoriteit van de EGKS naar kernenergie (die toen als de energiebron van de toekomst werd gezien). In hun eindrapport bepleitten de experts van de zes EGKS-landen en Groot-Brittannië een douane-unie met op verschillende domeinen een gezamenlijke economische politiek. Vrij snel trokken de Britten zich terug omdat ze zo’n verregaande samenwerking eigenlijk niet zagen zitten.

Tijdens een conferentie in Venetië werd in mei 1956 beslist dat een intergouvernementele conferentie het voorstel zou uitwerken. Opnieuw onder het voorzitterschap van Spaak werden na de zomer de onderhandelingen opgestart in Brussel, in Hertoginnedal. Omdat het water tussen Frankrijk en Duitsland zeer diep was, stevenden de gesprekken vrij snel af op een mislukking, maar de internationale context verplichtte de twee protagonisten hun onderlinge geschillen aan de kant te zetten. Toen de Frans-Britse oorlogsverklaring aan Egypte, in het kader van de Suezcrisis, op internationaal gezichtsverlies uitdraaide en Groot-Brittannië op Amerikaans verzoek met een staakt-het-vuren instemde, besloot Frankrijk zijn aandacht op het Europese continent te richten. Tijdens een overleg van de zes regeringsleiders in Parijs – een voorloper van de latere Europese toppen – werden de laatste knopen van de onderhandelingen doorgehakt.

Een legertje diplomaten werd aan het werk gezet om de teksten in hun definitieve vorm te gieten, zodat op 25 maart 1957 in de Italiaanse hoofdstad de plechtige ondertekening van de twee verdragen van Rome kon plaatsvinden. Ze betekenden de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van Euratom. Logistieke problemen zorgen ervoor dat de teksten niet op tijd ter plaatse geraakten en dat de zes delegaties tientallen blanco pagina’s moesten ondertekenen die later zouden worden bedrukt, maar dat veranderde niets aan hun engagement. Ze verenigden zich in een gemeenschap die hun integratie moest bevorderen via de handel. Op 1 januari 1958 traden de verdragen in werking.

België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en Italië brachten een gemeenschappelijk markt tot stand, creëerden een douane-unie en namen zich voor een gemeenschappelijk landbouw-, handels- en vervoersbeleid te voeren. In de decennia nadien zou ‘Europa’ steeds meer bevoegdheden krijgen, uitgroeien tot een Europese Gemeenschap en vervolgens een Europese Unie, en alles samen 28 lidstaten tellen. Anno 2017 hebben de Britten, die het Europese project nooit echt een warm hart hebben toegedragen, het plan opgevat de Unie opnieuw te verlaten. Het zijn de leiders van de andere lidstaten die op 25 maart terug naar Rome keren om een doorstart te maken met een Unie van 27 landen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content