Vrije Tribune

‘Budget om mensen met een handicap te ondersteunen blijft ontoereikend’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Meer betrokken ouders, die meer zelf voor hun kind zorgen, worden in principe gestraft’, schrijft Johan Van Holderbeke van Stan (Trefpunt Verstandelijke Handicap). ‘Een gezin met dezelfde ondersteuningsnood, waarvan het kind minder thuis is, krijgt een veel groter zorgcontinuïteitsbudget.’

Minister van Welzijn Jo Vandeurzen kondigde onlangs aan dat de Vlaamse regering dit jaar honderd miljoen euro extra wil uitgeven om personen met een handicap te ondersteunen. Daarmee lost hij zijn belofte in om gespreid over de hele legislatuur in totaal 330 miljoen ter beschikking te stellen. Dat juich ik uiteraard toe, maar tezelfdertijd is er een forsere budgettaire inspanning nodig om alle rechthebbenden tegemoet te komen.

Budget om mensen met een handicap te ondersteunen blijft ontoereikend.

Het verhoogde budget is nog lang niet toereikend om de wachtlijst met daarop circa 14.000 zwaar zorgbehoevenden die nood hebben aan ondersteuning op maat weg te werken. Het Vlaams Welzijnsverbond berekende dat er 619 miljoen euro nodig is om dit te realiseren – onmiddellijk, niet gespreid over jaren. En dat bedrag houdt geen rekening met de mensen met een handicap die ook hulp kunnen gebruiken, maar zich (nog) niet hebben aangemeld.

Continuïteit

Minderjarigen die in een internaat van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) verblijven, hebben bij hun overstap naar de volwassenenondersteuning recht op een zorgcontinuïteitsbudget. Dit houdt in dat alle meerderjarigen die nu nog in een Multifunctioneel Centrum (MFC) voor minderjarigen worden opgevangen tegen 2020 een persoonsvolgend budget zullen krijgen om elders op dezelfde zorg een beroep te kunnen doen. Een mooie theorie, maar helaas ziet de realiteit er anders uit.

Zo stelt het VAPH dat de gegarandeerde continuïteit alleen geldt voor de door hen betaalde ondersteuning in een MFC. Voor schoolgaande jongeren gaat het om de ondersteuning buiten de schooluren. En het zorgcontinuïteitsbudget wordt berekend op het gemiddeld aantal uren ondersteuning dat de rechthebbende in de laatste twee jaar heeft genoten. Dit zorgt ervoor dat een aantal ouders hun kind in die periode meer tijd in een MFC laten doorbrengen. Dan krijgt dat kind op het moment dat hij of zij recht krijgt op een continuïteitsbudget immers een hoger bedrag toegekend dan het kind dat de hele tijd evenveel naar huis bleef komen.

Ik had het afgelopen jaar in mijn klas twee internaat-leerlingen met ongeveer dezelfde ondersteuningsnood. Maar de ene leerling bleef in de laatste twee jaar ook in het weekend en tijdens de schoolvakanties vaker op internaat, terwijl de andere leerling soms zelfs op weekdagen ’s avonds naar huis ging. De eerste kreeg intussen een veel groter zorgcontinuïteitsbudget dan de tweede. Je zou dus kunnen zeggen dat het tweede gezin ‘gestraft’ wordt, omdat de betrokken ouders meer zelf voor hun dochter hebben gezorgd dan de andere ouders.

Een ander probleem is de redenering van het VAPH dat de persoon met een (verstandelijke) handicap geen recht heeft op een continuïteitsbudget in relatie tot de uren die hij of zij op school heeft doorgebracht, omdat het agentschap tijdens die uren ook al geen ondersteuning gaf. Naar de letter heeft het VAPH het bij het rechte eind, maar in feite is dit larie en apekool. De persoon met een handicap wordt immers ook tijdens de schooluren ondersteund.

Het is alleen niet het ministerie van Welzijn dat die ondersteuning betaalt, maar het ministerie van Onderwijs. En een schoolverlater heeft natuurlijk een andere zinvolle dagbesteding nodig. Hij of zij moet die met een persoonsvolgend budget kunnen betalen, maar dat budget krijgt hij of zij niet. Gevolg is dat een heleboel schoolverlaters zich maar een beperkte tijd zinvol kunnen bezighouden. En dat is niet alleen niet goed voor hen, omdat ze zo ontwikkelingskansen missen, maar ook niet goed voor hun ouders. Ik ken meerdere ouders die zich genoodzaakt zagen om al dan niet voor langere tijd deeltijds te beginnen werken, of zelfs hun loopbaan te beëindigen, omdat hun kind geen dagbesteding heeft en niet alleen kan thuisblijven.

In de kou

En dan is er nog de groep jongvolwassenen met een (verstandelijke) handicap die helemaal in de kou blijft staan. Concreet gaat hem om mensen die als minderjarige geen gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning in een MFC, omdat hun ouders genoeg hadden aan de hulp die de school hen bood. Binnen deze groep – waarvan de omvang zelfs niet bij benadering te schatten is – zie je drie deelgroepen. Jongeren die hun schoolcarrière in een internaat van het Gemeenschapsonderwijs doorbrachten kregen daar dezelfde ondersteuning als degene die zij in een MFC zouden hebben gehad. Maar omdat de GO-internaten onder de bevoegdheid van het ministerie van Onderwijs vallen, en niet onder die van het VAPH, belanden hun leerlingen als 18-jarige helemaal achteraan in de – lange – wachtrij voor een persoonsvolgend budget.

Meer betrokken ouders, die meer zelf voor hun kind zorgen, worden in principe gestraft.

Net als de jongeren die als externen les hebben gevolgd in het buitengewoon onderwijs. Ook zij worden ‘gestraft’. Onder de jongeren die met (GON- of ION-)begeleiding in het gewoon onderwijs terecht konden, zijn er een aantal die een persoonlijk assistentiebudget hebben gekregen. Maar alle anderen zullen als schoolverlater ook helemaal onderaan op de wachtlijst voor de toekenning van een persoonsvolgend budget komen te staan.

In de vorige legislatuur lag er een voorstel op tafel om de GO-internaten onder te brengen onder het VAPH en zo de discriminatie van kinderen en jongeren met een handicap in het Gemeenschapsonderwijs op te lossen. Helaas raakten minister van Welzijn Jo Vandeurzen en toenmalig onderwijsminister Pascal Smet het indertijd niet eens over de daarmee gepaard gaande overdracht van een deel van het budget van het departement Onderwijs naar het departement Welzijn.

Maar ook nu dezelfde partij de ministerportefeuilles van Onderwijs en Welzijn in handen heeft, is er in dit dossier nog altijd geen vooruitgang geboekt. Een andere mogelijke stap in de richting van een beter leven voor jongvolwassenen met een (verstandelijke) handicap is de ondersteuning die kinderen en jongeren op school krijgen als dusdanig te erkennen en dan ook mee te nemen in de bepaling van het zorgcontinuïteitsbudget. En met die beslissing los je meteen ook de discriminatie tussen internen in een MFC en de andere kinderen/jongeren op.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content