De regering-Michel heeft het land niet voorbereid op economisch slechtere tijden

© BelgaImage
Ewald Pironet

Duitsland en Nederland hebben zich de voorbije jaren veel beter gewapend tegen economische tegenwind dan België, zo blijkt.

Het moest er natuurlijk ooit van komen, en nu is het zover: economisch liggen de beste jaren voorlopig achter ons. In 2018 groeide de wereldeconomie nog met 3,7 procent, het hoogste peil sinds 2011. Voor 2019 ziet het er minder fraai uit. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) hopen nog op 3,5 procent groei. Mondiaal komt de klad erin.

De Chinese economie nam vorig jaar met 6,6 procent toe, het laagste cijfer sinds 1990. Toch blijft China daarmee een forse groeier vergeleken met veel andere landen en continenten. De Amerikaanse economie, bijvoorbeeld, groeide in 2018 met 2,9 procent. En de gemiddelde groei van de landen in de eurozone bedroeg vorig jaar 2,1 procent.

Duitsland en Nederland hebben zich de voorbije jaren veel beter gewapend tegen economische tegenwind dan België.

Vooral in Europa is sinds de zomer van 2018 de groeivertraging merkbaar. De redenen zijn bekend, zoals de ongerustheid over de brexit, de strubbelingen rond het Italiaanse begrotingsbeleid, de gevolgen van de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China. Duitsland heeft het moeilijk. In 2017 was er nog een groei met 2,2 procent, vorig jaar slechts met 1,5 procent – het laagste cijfer in vijf jaar. De motor van de Europese economie ontsnapte nipt aan een recessie (twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei): in het derde kwartaal van 2018 kromp de Duitse economie met 0,2 procent. Gelukkig volgde tegen het eind van het jaar een kleine heropleving.

In Duitsland zijn ‘de vette jaren voorbij’, zo kopte de Frankfurter Allgemeine vorig week. Vooral de auto-industrie, die goed is voor een vijfde van de industriële omzet, ligt er op apegapen. De autobouwers worstelen met de invoering van strenge tests voor uitlaatgassen, en Azië neemt minder auto’s af. Daardoor raakt een massa auto’s niet van de fabrieksparkings en is er sprake van overproductie. De Duitse economie sputtert, en zicht op beterschap is er niet onmiddellijk. Voor 2019 wordt nog minder groei verwacht: het Institut der deutschen Wirtschaft rekent op 1,2 procent, het onderzoeksinstituut Ifo op 1,1 procent.

In Nederland lag de economische groei vorig jaar met 2,5 procent aanmerkelijk hoger, maar ook daar zien ze hem vertragen. Het Centraal Planbureau denkt aan 2,2 procent voor 2019, De Nederlandsche Bank zelfs aan 1,7 procent.

En hoe zit dat met België? In 2017 groeide onze economie met 1,7 procent, vorig jaar met 1,5 procent. De volgende jaren zal dat nog slinken tot 1,2 procent in 2021. België boert stilletjes achteruit.

Vóór de verkiezingen van 26 mei hoeven we van de huidige minderheidsbewindsploeg niets meer te verwachten.

Die mindere groei is zeker voor de overheidsfinanciën slecht nieuws, omdat er minder inkomen is om te belasten en de overheid dus minder geld in het laatje krijgt. Maar Duitsland sluit de begroting al vijf jaar af met een overschot, vorig jaar nog van 1,7 procent of bijna 60 miljard euro. De Duitse overheidsschuld is gedaald tot 60 procent van het bruto binnenlands product. Ook Nederland knoopte weer aan bij begrotingsoverschotten: de eerste negen maanden van 2018 had het land 2,1 procent overschot of 12 miljard euro. De overheidsschuld nam af tot 53 procent. Bovendien hebben Nederland en Duitsland de voorbije jaren structureel hervormd, bijvoorbeeld hun arbeidsmarkt: er zijn nu meer mensen aan het werk, die zo bijdragen tot de overheidsinkomsten.

Daarbij steekt de Belgische situatie schril af. Het kan best dat we 2018 zullen afsluiten met een begrotingsevenwicht, maar we hebben de voorbije tien jaar geen overschot gehad en onze staatsschuld ligt nog altijd rond de 100 procent. En terwijl de werkzaamheidsgraad in Duitsland en Nederland zo’n 79 procent bedraagt, is dat in ons land 69 procent (in Brussel is 61 procent van de 20- tot 64-jarigen aan de slag, in Wallonië 64 procent en in Vlaanderen 74 procent).

Economisch zal Europa de volgende jaren met serieuze tegenwind te kampen krijgen. Onze buurlanden Duitsland en Nederland zijn daar financieel en structureel veel beter tegen gewapend. De regering-Michel heeft de voorbije jaren, toen het ons economisch nog voor de wind ging, een unieke kans laten liggen om te hervormen en de overheidsfinanciën in orde te brengen. Vóór de verkiezingen van 26 mei hoeven we van de huidige minderheidsbewindsploeg niets meer te verwachten, en erna wordt het wachten op een nieuwe regering. Voor die er is, zullen we de eerste gevolgen van de terugval al voelen.

Dit artikel verschijnt woensdag 23 januari in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content