De uitdaging voor defensieminister Reynders: wat ben je met duur materieel zonder personeel?

© Belga
Kamiel Vermeylen

Kersvers minister van Defensie Didier Reynders staat de komende maanden voor enkele grote uitdagingen. Terwijl de geopolitieke context als een sneltrein verandert, moet Reynders zich noodgedwongen bekommeren over het nijpende personeelstekort.

Didier Reynders, de tijdelijke minister van Defensie die Sander Loones vervangt, heeft nog een viertal maanden om het werk van zijn voorganger voort te zetten. Een korte periode, zeker als Reynders in juni verkozen wordt als secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Geopolitieke veranderingen

Reynders heeft van Loones en van Vandeput een defensieapparaat geërfd dat er ondanks enkele belangrijke kortetermijnmaatregelen niet zo drastisch anders uitziet dan in 2014. Wat wel veranderd is, is de internationale context. Het multilaterale systeem gebaseerd op internationale afspraken maakt hoe langer hoe meer plaats voor een Hobbessiaanse wereld van rauwe machtspolitiek. Het vredesparadgima na de Koude Oorlog heeft intussen terug plaatsgemaakt voor een periode die meer lijkt op de aanloop naar een nieuwe oorlogstijd.

In 2014 annexeerde de Russische Federatie zonder veel verpinken het Oekraïense schiereiland Krim en ondersteunde de rebellen in het Oekraïense Donetsbekken. De confrontatie tussen Moskou en Kiev in de straat van Kertsj dezer dagen toont nog maar eens aan dat het conflict in Oost-Europa na ruim vier jaar nog steeds springlevend is. Daarnaast koos de bevolking van het Verenigd Koninkrijk ervoor om de Europese Unie te verlaten, waardoor de bijdrage van de Europese lidstaten in de NAVO nog verder zal dalen.

Er wordt ons steeds gevraagd om meer te doen met minder personeel. Dat is niet langer houdbaar.

Yves Huwart, militaire vakbond ACMP-CGMP

Intussen zorgde de instabiliteit in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ervoor dat de migratiedruk op het Europese continent enorm groot werd, wat onder meer de electorale zeges stuwde van nationalistische leiders in enkele Europese lidstaten. Verder verlegde de Verenigde Staten in hun meest recente veiligheidsstrategie de focus naar Azië en voert Amerikaans president Donald Trump stelselmatig de druk op de Europese lidstaten op om tegen 2024 twee procent van het bruto binnenlands product aan defensie-uitgaven te spenderen.

Kort samengevat, de wereld is aanzienlijk veranderd sinds 2014, ook al is het defensieapparaat dat nog niet. De Belgische regering roeit nochtans met de riemen die ze heeft. Het nam de afgelopen bestuursperiode deel aan tal van missies onder de vlag van de Europese Unie, NAVO en de Verenigde Naties in onder meer het Europese luchtruim, de Sahelregio, de Baltische Staten en Afghanistan.

Strategische investeringen

Voor de huidige regering was het in 2014 dus vijf na twaalf om iets aan de precaire situatie te doen. De Wetstraat besloot daarom in het regeerakkoord om tijdens deze bestuursperiode een investeringspakket ter waarde van 9,4 miljard op te nemen. Het gros daarvan ging rechtstreeks naar de aankoop van militair materieel.

Van het totaalbedrag gaat ongeveer vier miljard naar de aankoop van de 34 F-35A-gevechtsvliegtuigen die de Verenigde Staten tegen 2030 zouden moeten leveren. Daarnaast besliste de ministerraad om voor anderhalf miljard euro 442 gepantserde voertuigen van het type Griffon (382) en Jaguar (60) te kopen. Die bestelling kadert in de nauwe samenwerking die Frankrijk en België onderhouden op de Europese Zuidflank.

Voorts werd bepaald om een kleine 260 miljoen euro te investeren in een Europese pool voor vliegtuigtankers die straaljagers in de lucht met brandstof kunnen bevoorraden. De operaties die verscheidene Europese lidstaten in Kosovo, Libië en Mali uitvoerden, legden een pijnlijk gebrek aan zulke kritische infrastructuur bloot. Daarnaast heeft Defensie afgelopen week de officiële onderhandelingen met de Amerikaanse autoriteiten gestart voor de aanschaf van twee MALE-dronesystemen (‘Medium Altitude Long Endurance, nvdr.). Deze drone kan niet alleen inlichtingen verzamelen, maar eventueel ook vuursteun geven tijdens gevechtsoperaties.

MQ-9 Reaper van de MALE-Droneklasse. België zal op korte termijn twee stuks van de volgende generatie van het model aanschaffen.
MQ-9 Reaper van de MALE-Droneklasse. België zal op korte termijn twee stuks van de volgende generatie van het model aanschaffen. © Reuters

Intussen heeft Nederland de aanbesteding van zes fregatten uitbesteed aan de Nederlandse scheepsbouwer Damen Shipyards, dat haar schepen in Vlissingen laat maken. Drie ervan zijn voor België bedoeld. Onze regering moet in het kader van die samenwerking op haar beurt nog beslissen door welke aanbieder het twaalf mijnenbestrijdingsvaartuigen laat bouwen. De deadline voor de offertes is begin oktober afgelopen. Verwacht wordt dat Loones in de loop van de komende maanden zal beslissen welke van de drie resterende aanbieders aan het langste eind zal trekken. Met de onderwaterdrones om zeemijnen te bestrijden die bij de vaartuigen worden geleverd, staat België ook aan het hoofd van een van de projecten van de Europese Pesco-samenwerking.

Door de investering in militair materieel moet de Belgische Defensie op termijn terug een geloofwaardige partner worden op het internationale toneel. Momenteel spendeert België ongeveer 0,9 procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan defensie-uitgaven. Zonder bijkomende investeringen zal dat aandeel tegen 2024 groeien tot 1,1 procent van het bbp en tegen 2030 1,3 procent. Dat percentage ligt nog steeds ver onder de afgesproken NAVO-richtlijn.

Er wordt vaak gezegd dat de militaire investeringen ervoor zullen zorgen dat België zich terug in het Europese peleton plaatst. Maar dat klopt niet.

Er wordt vaak gezegd dat de militaire investeringen ervoor zullen zorgen dat België zichzelf terug in het Europese peleton plaatst. Dat klopt niet. Ook in andere Europese lidstaten is men namelijk volop aan het investeren in Defensie. België komt wel dichter bij de NAVO-richtlijn, maar verkleint de kloof op het Europese gemiddelde amper of niet. Bovendien zal de politieke richtlijn van de NAVO die in 2019 wordt voorgesteld een pak ambitieuzer zijn dan die van 2015, waarop de Belgische Defensie nu dus al een pak achter loopt.

Personeelsproblemen

Verder dreigt er bij het Belgisch leger een acuut personeelstekort. Op het eerste gezicht lijkt er niet al te veel aan de hand. Momenteel werken er bij de strijdkrachten minder dan 27.000 mensen, dat zijn er nog een kleine 2.000 meer dan de Strategische Visie van Defensie tegen 2030 voorschrijft. Maar de leeftijdspiramide voorspelt weinig goeds.

Door de afbouw van de babyboomgeneratie, ook in het Belgisch leger oververtegenwoordigd, is de uitstroom een stuk groter dan de instroom. In 2016 verlieten een kleine 2.500 mensen het Belgische leger, terwijl er slechts 900 werden aangeworven. Veertig procent van de huidige strijdkrachten zal binnen acht jaar het leger verlaten. De gemiddelde leeftijd in het leger bedraagt 41 jaar, terwijl de strategische visie van het leger een gemiddelde leeftijd van 34 jaar voorschrijft. Om dat op te vangen zijn er vanaf 2021 jaarlijks 2100 militairen nodig, waarvan 600 onderofficieren en 250 officieren. Het leger heeft nood nieuwe manschappen. Wat is Defensie met hoogtechnologisch materieel als er onvoldoende capaciteit is om het te bedienen en te onderhouden?

Op het eerste gezicht lijkt Defensie allerminst een slechte werkgever. De officiële cijfers geven aan dat jaarlijks 98 procent van de uitstroom komt wegens ziekte, pensioen of overlijden. Maar dat percentage geeft een vertekend beeld.

Binnen Defensie is men op zoek naar verscheidene pistes die het probleem moeten aanpakken. Op het eerste gezicht lijkt Defensie allerminst een slechte werkgever. De officiële cijfers geven aan dat jaarlijks slechts twee procent van de vertrekkers dat niet doet wegens ziekte, pensioen of overlijden. Maar dat percentage geeft een vertekend beeld.

Eerst en vooral betekent een uitstroom van twee procent dat jaarlijks ongeveer vijfhonderd vaste werknemers ervoor kiezen het leger te verlaten. Bovendien wordt enkel de loopbaanuitstroom in rekening gebracht. De vormingsuitstroom (diegenen die aan een opleiding beginnen, maar ze niet afmaken) wordt niet meegeteld. Die bedraagt om uiteenlopende redenen ongeveer de helft van het totaal aantal kandidaten die aan de beroepsvorming begint. Als je de vormingsuitstroom, de natuurlijke afvloeiing en de loopbaanuitstroom samenrekent, ontstaat er plots een genuanceerder beeld. Vooral operatie Homeland, de aanwezigheid van militairen op straat in nasleep van de aanslagen in Brussel, heeft bij veel militairen een zware tol geëist.

Een militair patrouilleert aan de Europese wijk in het kader van operatie Homeland, die bij veel militairen een zware tol heeft geëist.
Een militair patrouilleert aan de Europese wijk in het kader van operatie Homeland, die bij veel militairen een zware tol heeft geëist. © Belga

Binnen het leger is er dan ook aardig wat onvrede over de werkomstandigheden. Daags na de aanstelling van Loones organiseerden de militaire vakbonden VSOA en ACMP een bewustwordingsactie om de grieven van het personeel duidelijk te maken. ‘Er wordt ons steeds gevraagd om meer te doen met minder personeel, zegt Yves Huwart, woordvoerder van de militaire vakbond ACMP-CGMP, aan Knack. ‘Dat is ondertussen niet meer houdbaar. Vroeger was de militaire luchthaven in Brussel dag en nacht beschikbaar, intussen zijn er enkel nog vluchten mogelijk tussen de normale werkuren’, illustreert Huwart.

Oplossingen?

Bij Defensie en in de regering zijn ze zich van de problematiek bewust en trachten ze het statuut van militair terug aantrekkelijker te maken, onder meer door een marktconform loon en pensioen aan te bieden. In het kader van de huidige harmonisering van de pensioenen zullen militairen binnenkort niet meer op 56-jarige leeftijd op rust kunnen.

Anderzijds ziet het er wel naar uit dat beroepsmilitairen aan de vier categorieën van de ‘zware beroepen’ zullen voldoen, waardoor ze vroeger op rust zullen kunnen dan mensen in de ‘normale beroepen’ of zware beroepen die aan minder categorieën beantwoorden. Daarbovenop wordt er nagedacht over compensatiemaatregelen binnen Defensie die voor bepaalde personeelscategorieën moeten gelden. Een bonusmalussysteem, waarbij militairen die hebben deelgenomen aan buitenlandse operaties vroeger op pensioen zouden kunnen, behoort tot de opties.

Bovendien vindt er de komende jareneen uitfasering plaats van het oude militaire materieel plaats. Het betekent dateenhedenbij defensie met verschillende systemen door elkaar zullen moeten werken, waardoor de lasten toenemen.

De Belgische Defensie moet op zoek naar een manier om de onvermijdelijke ineenstorting van het personeelsbestand tot een minimum te beperken en dat te combineren met een succesvol aanwervingsbeleid.

Verder wil de Belgische Defensie – vooral de landcomponent – op termijn meer reservisten aanspreken om het tekort aan manschappen op te vangen. Tegen 2030 hoopt men er een duizendtal te hebben gevonden die de verplichte opleiding succesvol hebben afgerond. De werving van zulke reservisten bleek in het verleden echter een moeilijke zaak omdat er veel praktische bezwaren zijn. Welke werkgever is bijvoorbeeld bereid om zijn werknemer zes weken per jaar op te geven? Op dat vlak zoekt defensie momenteel naar oplossingen, net als voor het financiële statuut van de reservist.

Daarnaast zullen sommige kwartieren en opdrachten die Defensie momenteel zelf uitvoert, uitbesteed worden. In enkele kazernes is dat momenteel al het geval en houdt een privébedrijf de wacht. In de toekomst zullen ook het onderhoud van de faciliteiten en de catering in sommige kazernes en basissen door de private sector worden verzorgd.

Maar deze manier van werken werpt ook vragen op. Zullen bedrijven wel in staat zijn om aan de schaal en de specifieke noden van het Belgische leger te voldoen? En werken de privébedrijven wel degelijk goedkoper en efficiënter? En wat met de autonomie van de Belgische Defensie? Zullen de privébedrijven wel flexibel genoeg zijn om zich in eventuele crisistijden snel aan te passen?

Beter binnen een tiental jaar een betrouwbare partner dan de komende twee decennia een wisselvallig partner, luidt de redenering achter een operationele pauze.

Door combinatie van een ongunstige leeftijdspiramide, de moeizame aanwervingen en de conversie van het militaire materieel klinkt binnen Defensie regelmatig de roep om een operationele pauze. Het leger moet de komende jaren haar operaties stilleggen om zich een tijdlang op zichzelf te concentreren. Daar kan het dan binnen enkele jaren de vruchten van plukken. Beter binnen een tiental jaar een betrouwbare partner dan de komende twee decennia een wisselvallig partner, luidt de redenering. Maar aangezien zulke operaties mee worden geteld bij de NAVO-bijdragen, is het maar de vraag of Amerikaans president Donald Trump zo’n pauze wel kan pruimen.

Kortom, de Belgische Defensie en politiek hebben de afgelopen bestuursperiode wel degelijk heel wat belangrijke knopen doorgehakt op vlak van militair materieel. Dat heeft de geloofwaardigheid van ons land op het internationale toneel voor een deel kunnen herstellen. Of dat in de toekomst zal volstaan om te beantwoorden aan de geostrategische belangen van ons land, de Europese Unie en de NAVO is een andere vraag. De Belgische Defensie moet op zoek naar een manier om de onvermijdelijke ineenstorting van het personeelsbestand tot een minimum te beperken en om dat te combineren met een succesvol aanwervingsbeleid. Reynders weet de komende maanden wat doen.

Dit artikel werd eerst geschreven over de uitdagingen voor voormalig minister van Defensie Sander Loones, maar werd na de val van de regering Michel I en de overname door Didier Reynders geactualiseerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content