Dekoloniseren voor dummies: ‘Het lijden van de (groot)ouders van Afrikaanse Belgen moet erkend worden’

Hand in Hand voert actie voor een Lumumba-plein in Antwerpen. © Lukas Verdijk
Bas De Roo Historicus en journalist

Je leest het steeds vaker in de media: België worstelt met een onverwerkt koloniaal verleden. ‘Onze geesten moeten nog dekoloniseren’, klinkt het op debatten en in opiniestukken. Maar wat is dat eigenlijk, ‘dekoloniseren’? En hoe verwerk je een collectief verleden? De meningen zijn verdeeld.

Het Antwerpse straatbeeld herinnert nog op heel wat plaatsen aan het koloniaal verleden. In het Stadspark en aan de kerk van het district Ekeren pronken standbeelden van Leopold II, beruchte koning van België en Kongo-Vrijstaat. Straatnamen als de Baron Dhanislaan roemen koloniale ‘helden’ die verantwoordelijk zijn voor de dood van honderden Congolezen. Bij Hand in Hand tegen Racisme willen ze daar iets aan doen. Ze willen de publieke ruimte in Antwerpen dekoloniseren.

Stella Nyanchama
Stella Nyanchama© Jakob Ulens

Antropologe Stella Nyanchama legt uit wat Hand in Hand daaronder verstaat: ‘Dekoloniseren draait om het doorbreken van onbewuste denkpatronen die ontstaan zijn in de koloniale periode – toen Europeanen zichzelf nog zagen als het superieure ras en Europa het zogenaamde centrum van de wereld was.’ Het doorbreken van die patronen is volgens Nyanchama nodig om in de superdiverse maatschappij van vandaag samen te kunnen leven.

Het voorbeeld van de Antwerpse publieke ruimte toont aan dat er in België nog veel werk aan de winkel is, zegt Nyanchama. ‘Naar schatting veertig procent van de Antwerpenaren heeft wortels in migratie. De publieke ruimte weerspiegelt dat onvoldoende. Koloniale monumenten en plaatsnamen die de blanke kolonisatie verheerlijken blijven staan zonder enige contextualisering. Dat kwetst een deel van de stadsbewoners. Tegelijkertijd zijn er geen beelden of straatnamen die de cultuur en tradities van niet-Vlaamse culturen een plaats geven.’

In een open brief vraagt Hand in Hand, samen met politici en andere middenveldorganisaties, het Antwerpse stadsbestuur om een straat te vernoemen naar Patrice Lumumba. Misschien is er wel plaats op Linkeroever, waar veel mensen van Congolese origine wonen? Of waarom de Stanleystraat in Berchem niet herdopen? Een betoging op het De Coninckplein – een buurt waar veel mensen van Afrikaanse afkomst wonen – moet burgemeester en schepencollege mee overtuigen.

Een straatnaam veranderen, dat maakt toch weinig verschil? Hand in Hand maakt in hun open brief duidelijk dat het hen vooral om de symboliek te doen is. Door een straat of plein naar Lumumba te vernoemen, erkent het Antwerps bestuur het ‘enorme aandeel dat Congo en de Congolezen hebben gehad in de opbouw van België en de grootsheid van Antwerpen in het bijzonder.’ Denk maar aan de Antwerpse bedrijven die konden uitgroeien dankzij hun activiteiten in Congo. Union Minière – vandaag Umicore – is wellicht het bekendste voorbeeld. Volgens Hand in Hand biedt een Lumumba-straat bovendien een tegenwicht voor de vele plaatsen in Antwerpen die vernoemd zijn naar Belgische ontdekkingsreizigers, officieren en ambtenaren die actief waren in Congo. Ook de Congolese kant van het Belgische koloniale verhaal verdient een plaats.

Hand in Hand ziet een Lumumba-straat als een symbolische erkenning van het gedeelde koloniale verleden tussen Congo en Antwerpen – en België in het algemeen. Die erkenning is niet alleen belangrijk voor de ‘autochtone bevolking’ die vaak nauwelijks op de hoogte is van de Belgische koloniale geschiedenis en zijn erfenis. Volgens Nyanchama moet ook het denken van de Belgen van Congolese en Afrikaanse afkomst gedekoloniseerd worden. Ze moeten van hun in de koloniale periode gekweekte inferioriteitsgevoel af. ‘Een Lumumba-straat laat de Congolese gemeenschap zien dat hun cultuur en geschiedenis ook een bron van inspiratie kunnen zijn. Een icoon als Lumumba een plaats geven in het straatbeeld maakt dat de Afrikaanse gemeenschap trots kan zijn om deel uit te maken van de Antwerpse samenleving.’

Hand in Hand kijkt evenwel verder dan het Antwerpse straatbeeld. Ze zijn actief in heel Vlaanderen en hun dekolonisatiecampagne focust niet alleen op de publieke ruimte. Zo vinden ze dat scholen hun curriculum moeten dekoloniseren. Het vak geschiedenis kijkt bijvoorbeeld te veel door een Europese bril naar het verleden. ‘Leerlingen leren dat Columbus in 1492 Amerika ontdekte, maar niet wie er daarvoor leefde.’ Ook sommige tradities moeten worden herdacht. Er moet bijvoorbeeld meer begrip komen voor het feit dat Zwarte Piet als kwetsend wordt ervaren door een deel van de Belgische bevolking. Bibliotheken zijn een laatste aandachtspunt van Hand in Hand. ‘De tijden waarin wereldliteratuur verbannen kon worden naar een klein, stoffig hoekje in de leeszaal zijn voorbij.’

Beeldenstorm

Al jaren zaait een standbeeld van pater De Deken verdeeldheid in Wilrijk. De Deken was een missionaris die naar China en Congo trok. In 1904 kreeg hij in Wilrijk een standbeeld waarbij hij uittorent boven een geknielde zwarte man. Volgens actievoerders hebben dat soort koloniale monumenten geen plaats meer in het Belgische straatbeeld. Maar Hugo Cassauwers, voorzitter van de heemkundige kring Wilrica, waarschuwt: ‘Met het beeld verdwijnt de koloniale geschiedenis. Een geschiedenis die net beter bekend zou moeten zijn.’

Hugo Cassauwers voor het standbeeld van pater De Deken.
Hugo Cassauwers voor het standbeeld van pater De Deken.© Jakob Ulens

De polemiek rond het monument begon met de heraanleg van de Bist in 2009. Op dat centrale plein in Wilrijk stond het beeld van De Deken verloren tussen de geparkeerde auto’s. ‘Pater Parkeerwachter’ noemden de Wilrijkenaars hem spottend. Op de nieuwe Bist was geen plaats meer voor de missionaris. Het districtsbestuur wilde het beeld in het Steytelinckpark zetten. ‘In een verlaten hoek’. Dus zocht Wilrica een alternatieve locatie. ‘De Deken is een Wilrijkse held. Hij verdient een waardige plaats.’

‘De Deken betekent veel voor Wilrijk,’ verdedigt Cassauwers. ‘Hij is een beetje onze Dirk Frimout. De pater was actief als missionaris in China. Hij maakte ook deel uit van een ontdekkingsexpeditie door Mongolië, Tibet en Noord-Vietnam. In 1892 ging hij de Congolezen bekeren. De Deken haalde de internationale pers. Heel de wereld las zijn reisverslagen en antropologische studies. Overal hingen aardrijkskundige genootschappen aan zijn lippen.’

Op aanraden van Wilrica verplaatste het district het beeld van De Deken in 2010 naar de tuin van Kasteel Ieperman. Zo was hij nog steeds zichtbaar vanaf de Bist. Volgens Cassauwers wilde Wilrica van in het begin een infobordje bij het monument plaatsen. ‘Voorbijgangers moeten weten wie De Deken was. Bovendien wilden we de symboliek van het beeld historisch kaderen. In 1904 was het geen probleem om de pater heroïsch af te beelden met een knielende Congolees aan zijn voeten. Vandaag kan dit niet meer.’ Nog voor het bordje er kwam, brak er echter protest uit tegen het terugplaatsen van het beeld.

Het beeld van pater De Deken op zijn nieuwe locatie aan de Bist.
Het beeld van pater De Deken op zijn nieuwe locatie aan de Bist.© Jakob Ulens

Volgens actievoerders verheerlijkt het monument de zogezegde suprematie van het blanke ras ten aanzien van Afrikanen. De druk om een infobordje te plaatsen werd groter. Activisten stelden een tekst voor. Wilrica keurde die op vraag van het district goed. Sinds 2015 prijkt er aan de voet van het standbeeld een bordje met uitleg over De Deken en zijn rol in Leopolds koloniale project. Verder vermeldt het plakkaat dat het beeld een uiting is van de ’toenmalige verhoudingen tussen Europeanen en Afrikanen’.

Cassauwers betreurt dat het infobordje niet voor iedereen volstaat. ‘Sommige actievoerders willen De Deken van zijn sokkel halen. Het beeld hoort volgens hen thuis in een museum. Hier gaan wij niet mee akkoord. Als het beeld verdwijnt, denken mensen niet meer na over ons koloniale verleden. Het is net belangrijk dat mensen leren uit de fouten van vorige generaties. Vlaanderen moet meer investeren in onderwijs over koloniale geschiedenis zodat toekomstige generaties de context van dit soort beelden kunnen begrijpen.’

Met zijn On Monumental Silences in Kunsthal Extra City levert Ibrahim Mahama kritiek op het beeld van pater De Deken. De zwarte kopie is gemaakt van rubber. Een kleien versie mocht door de bezoekers worden verbouwd.
Met zijn On Monumental Silences in Kunsthal Extra City levert Ibrahim Mahama kritiek op het beeld van pater De Deken. De zwarte kopie is gemaakt van rubber. Een kleien versie mocht door de bezoekers worden verbouwd.© Tomas Uyttendaele

Spreken over kolonisatie

Vesna Faassen en Lukas Verdijk vallen moeilijk in een hokje te plaatsen. Het zijn twee Antwerpse kunstenaars uit Nederland voor wie kunst sociaal geëngageerd moet zijn. Hun projecten spitsten zich de laatste jaren steeds meer toe op de manier waarop België – en niet Nederland – omgaat met zijn koloniale verleden. Ze hebben net een boek gepubliceerd met wetenschappelijke essays over de Belgische koloniale geschiedenis. Niet echt een typisch eindproduct van kunstenaars.

‘Ons boek ‘ Wanneer we spreken over kolonisatie‘ bundelt teksten van vijf prominente academici uit Congo. Je kan de essays lezen in het Frans of het Nederlands’, leggen Faassen en Verdijk uit. ‘Het idee voor dit boek ontstond toen we het artikel ‘ Congo in onze navel‘ van Idesbald Goddeeris lazen. Volgens de Leuvense professor is er nog nooit een publicatie van een Congolese historicus verschenen in Vlaanderen. Dat zinnetje bleef in ons hoofd spoken.’

Vesna Faassen en Lukas Verdijk
Vesna Faassen en Lukas Verdijk© Jakob Ulens

Het feit dat er in Vlaanderen geen Nederlandse vertalingen beschikbaar zijn van Congolese historici is volgens Faassen en Verdijk veelzeggend voor de manier waarop we omgaan met de erfenissen uit ons koloniale verleden. ‘Witte Belgen domineren de geschiedschrijving over Congo. Congolezen hebben hier geen stem in het historisch debat. Net als in de koloniale periode is de witte blik en stem dominant.’ De kunstenaars gebruiken uitdrukkelijk de term ‘wit’ en niet ‘blank’, want blank is volgens Faassen en Verdijk een koloniale term die een superieur persoon met een witte huidskleur beschrijft.

Het boekproject van Faassen en Verdijk is een symbolische aanklacht tegen het ontbreken van de Congolese stem in het Vlaamse debat over het Belgische koloniale verleden. ‘Pijnlijk als je erover nadenkt.’ Tegelijkertijd zijn de twee kunstenaars overtuigd van de noodzaak om Congolese historici aan het woord te laten in Vlaanderen. ‘Het debat moet inclusiever.’

Het engagement van Faassen en Verdijk omvat meer dan de publicatie van een boek. In samenwerking met diverse organisaties zoals Kif-Kif, Congolisation en Mu.Zee, organiseren de twee kunstenaars lezingen en debatten in heel Vlaanderen. ‘ Wanneer we spreken over kolonisatie‘ vormt op die avonden het uitgangspunt voor een bredere discussie over het dekoloniseren van de Belgische samenleving. De debatten zijn een succes. In de Karel De Grote Hogeschool zit het grote auditorium op 6 februari 2018 afgeladen vol. Het publiek is divers, ‘witte’ vijftigplussers zitten tussen studenten van Afrikaanse afkomst. Vragen als ‘hoe leeft kolonialisme vandaag verder?’ wekken heftige reacties los bij zowel het expertenpanel als het publiek.

Congowandelingen

Of we weten wie dit is, vraagt Guy Poppe, wijzend naar het straatnaambordje van de Edward Pecherstraat. Geen antwoord van de deelnemers. De tijdelijk tot gids omgetoverde journalist en Congokenner bekent dat hij vroeger zelf nog in de straat heeft gewoond en pas recent ontdekt heeft dat de Antwerpse Pecher Belgisch minister van Koloniën was. En daar gaat het om bij de stadswandeling van Broederlijk Delen en Pax Christi. De organisatie wil de veelal vergeten relaties tussen Antwerpen en Congo onder de aandacht brengen.

Nadia Nsayi
Nadia Nsayi© Jakob Ulens

Initiatiefneemster van de wandelingen is Nadia Nsayi. Bij Pax Christi Vlaanderen en Broederlijk Delen volgt ze het Centraal-Afrikabeleid van de Belgische regering op. In lezingen, op debatten en in de media spreekt ze over de relaties tussen België en Congo – de koloniale band incluis. Om mensen bewust te maken van het verleden én het heden dat Belgen en Congolezen delen, organiseert ze de Congowandelingen in Antwerpen. Volgens Nsayi zijn we in België onvoldoende op de hoogte van het koloniale verleden en zijn erfenissen. Over het belang van een beter historisch bewustzijn is Nsayi glashelder. ‘Door te kijken naar het koloniale verleden leren we de Belgische samenleving beter begrijpen. Het grootste deel van de Belgen uit Sub-Sahara-Afrika is van Congolese origine. Dat is geen toeval. Koloniale erfenissen verklaren ook bepaalde machtsverhoudingen tussen blank en zwart. Een recente studie van de Koning Boudewijnstichting toont duidelijk aan dat de Congolese, Rwandese en Burundese gemeenschappen structureel gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt. Dit heeft te maken met vooroordelen en racisme, overblijfselen uit de koloniale periode.’

Nsayi benadrukt dat het koloniale verleden niet mag worden weggemoffeld. ‘Belgen moeten beseffen dat hun land zich op een bepaald moment in de geschiedenis bezondigd heeft aan misdaden die nu niet meer verantwoord kunnen worden. Op zoek naar winst en op basis van racistische ideologieën nam België de vrijheid af van de Congolese bevolking. Toen was dat normaal.’ Vandaag moeten we volgens Nsayi durven toegeven dat kolonialisme een fout systeem was. ‘Dit is belangrijk voor de Afrikaanse burgers in België. Het lijden van hun ouders en grootouders wordt niet erkend. Dit veroorzaakt veel frustratie. Vooral bij zwarte jongeren. Zij krijgen het gevoel geen waardig deel uit te maken van onze maatschappij.’

Het debat over de erfenis van de kolonisatie gaat niet enkel over het verleden, meent Nsayi. Waar het echt om draait, is hoe we de samenleving van morgen op een meer inclusieve manier willen vormgeven. ‘In de huidige superdiverse maatschappij moeten blanke mensen hun koloniale bril durven af te zetten. Zwarten moeten dan weer trots leren zijn op hun Afrikaanse roots en identiteit.’

Het Tropisch Instituut - een koloniale erfenis - is vandaag bekend om zijn baanbrekend onderzoek naar het hiv-virus en aids, vertelt Guy Poppe.
Het Tropisch Instituut – een koloniale erfenis – is vandaag bekend om zijn baanbrekend onderzoek naar het hiv-virus en aids, vertelt Guy Poppe.© Nadia Nsayi

Dit artikel maakt deel uit van Congo – Meer dan een kolonie, een speciale uitgave van Knack Historia. Bestel de volledige editie hier.

Partner Content