Tom Lemahieu

‘Hoe vrijwillig is vrijwilligerswerk nog als je er punten voor krijgt?’

Tom Lemahieu Lector sociaal-cultureel werk

Vanaf volgend academiejaar kunnen studenten van de Universiteit Antwerpen het keuzevak ‘vrijwilligerswerk’ opnemen. ‘Het voorstel is goedbedoeld, dus je kan er niet echt tegen zijn, maar het is strijdig met een van de uitgangspunten. Hoe duurzaam is zo’n kortstondig vrijwilligerswerk op lange termijn?’, vraagt Tom Lemahieu zich af.

Vanaf volgend academiejaar kunnen alle tweede- en derdejaarsstudenten van de Universiteit Antwerpen kiezen voor vrijwilligerswerk als deel van hun opleiding. Niet zomaar omdat ze dat willen, maar omdat de universiteit het onder de vlag van maatschappelijk engagement als een keuzevak gaat aanbieden. De universiteit wil op die manier het evenwicht bevorderen tussen de gerichte kennis in opleidingen en de nood aan soft skills op de werkvloer. Op het eerste zicht kan je daar niet tegen zijn: studenten zullen zich inzetten voor de goede zaak, zullen competenties verwerven en kunnen er alleen maar betere beroepskrachten door worden. Winst voor alle partijen, zou je denken, althans op het eerste zicht.

Onmisbare werkkrachten

Vrijwilligers zijn onmisbaar. Het klinkt als een goedkope boutade, maar wie er even over nadenkt, stelt vast dat ze sinds jaar en dag klopt als een bus. In tal van organisaties maken vrijwilligers het verschil. Nu eens zorgen ze voor een aanvulling op het werk van beroepskrachten (ik denk aan de vrijwilligers in scholen en in ziekenhuizen), dan weer zijn ze zondermeer de drijvende kracht (denk aan jeugdhuizen, aan ouderverenigingen…). Zonder vrijwilligers zouden veel organisaties uit de ruime welzijns-, zorg- en cultuursector er een heel andere werking – en dus ook andere impact – op nahouden.

Hoe vrijwillig is vrijwilligerswerk nog als je er punten voor krijgt?

Ook wie het liever in onbetwistbare cijfers uitgedrukt ziet kan er niet aan voorbij: het werk dat de ruim 1,5 miljoen vrijwilligers in dit land verzetten (221 miljoen werkuren), is van wezenlijk belang. Als het over uren tewerkstelling gaat, kan het vrijwilligerswerk zonder schaamrood wedijveren met grote sectoren als de bouwsector (308 miljoen werkuren) en de bankensector (met 176 miljoen werkuren). Dat een universiteit de schijnwerpers richt op vrijwilligerswerk hoeft dus niet te verbazen.

Maar toch heeft de term vrijwilligerswerk vooral het voordeel van de duidelijkheid: vrijwilligerswerk gebeurt vrijwillig. Iedereen is het snel eens met het feit dat vrijwilligerswerk onbaatzuchtig gebeurt, dat het inzet voor anderen impliceert. Dat betekent dus dat een vrijwilliger er zelf en belangeloos voor kiest om zich zonder vergoeding (de wet voorziet hoogstens een onkostenvergoeding) in te zetten voor anderen of voor de maatschappij. En toegegeven: onderzoek toont aan dat vrijwilligers al enige tijd niet meer ‘zomaar’ vrijwilligerswerk doen.

De tijd dat je als jonge inwoner van parochie x voorbestemd leek om een uitgestippeld vrijwilligerspad te volgen – van de jeugdbeweging tot de kaartersclub, van de catechesegroep tot de petanquenamiddag – ligt al enige tijd achter ons. Vrijwilligers hebben uiteenlopende motivaties: de ene doet het vooral voor het sociale contact, de andere wil er competenties mee verwerven en nog een andere vrijwilligt vooral om mee te wegen op wat er in de maatschappij gebeurt.

Je kan gerust zeggen dat een vrijwilliger niet meer louter en alleen aan de slag gaat om zijn hemel op aarde te verdienen, maar dat hij ook wil dat het vrijwilligerswerk iets oplevert: voor de maatschappij, jazeker, maar ook voor zichzelf, door leuk, lonend of passend te zijn. Daar is niets fout mee. Net zoals er ook niets fout is met het feit dat de hedendaagse vrijwilliger zich niet meer zondermeer levenslang aan een enkele organisatie verbindt. De vrijwilliger van vandaag is een omnivoor die zich tijdelijk als vrijwilliger inzet in een of meerdere organisaties. De termen in onderzoek spreken voor zich: je hebt ad hoc-vrijwilligers, projectvrijwilligers en zelfs oproep-vrijwilligers. Stel je maar eens je lokale oudervereniging zonder de zogeheten ‘helpende handen’.

Universiteit Antwerpen

En dan heb je het initiatief van de Universiteit Antwerpen. Je kan er niet echt tegen zijn, omdat je voelt dat het goed bedoeld is, maar het roept bij mij toch enkele vraagtekens op. In eerste instantie is het strijdig met een van de uitgangspunten van het vrijwilligerswerk. Hoe onbaatzuchtig of belangeloos is een vrijwilliger die actief is omdat hij/zij er punten voor krijgt, omdat hij/zij er een diploma mee verwerft? Je kan natuurlijk schermen met het feit dat het een ‘keuzevak’ is, dat daar dus enige keuze of vrijwilligheid in schuilt, maar het tornt aan het basisprincipe van vrijwilligheid, of zet dat op zijn minst op de helling.

Het voorstel van UA is strijdig met een van de uitgangspunten van vrijwilligerswerk.

Een andere bedenking: hoe duurzaam is deze soort vrijwilligerswerk? Er zijn heel wat vrijwilligers in dit land, maar rapporten tonen aan dat de duur van het vrijwillige engagement onder druk staat. Organisaties hebben het moeilijk – moeilijker althans dan vroeger – om vrijwilligers-voor-lange-duur te werven. Vrijwilligers voor het leven zie je steeds minder. Als onderwijsinstellingen zich gaan specialiseren in korte-termijn-vrijwilligers wordt dit probleem alleen maar groter. Zal de investering van organisaties – een vrijwilliger gaat niet zomaar aan de slag, moet ingewerkt worden, moet begeleid worden – opwegen tegen de duurzaamheid van dit vrijwilligerswerk? En wat als een vrijwilliger helemaal niet geschikt blijkt voor het soort vrijwilligerswerk dat hij doet. Zakt hij dan voor het opleidingsonderdeel, of volstaat een vlotte paper?

Terwijl ik dit stuk schrijf, besef ik dat het risico groot is om als zuurpruim versleten te worden. Moet je niet elk initiatief toejuichen? Ik durf dat in twijfel trekken. Vrijwilligerswerk is te belangrijk om er onbesuisd mee om te gaan. Immers: nu gaat het enkel over het initiatief van de Universiteit Antwerpen. Maar wat als morgen elke universiteit ‘zijn vrijwilligers’ op pad stuurt? Wat als elke hogeschool er zijn studenten aan toevoegt? En waarom niet de secundaire scholen? Wat is op langere termijn de impact voor het begrip vrijwilliger? Hoe lang zal het duren voor een scholier zegt dat hij ‘weer moet gaan vrijwilligen’? Of moet ik positief zijn, en ervan uitgaan dat jong begonnen ertoe zal leiden dat men zich later ook langdurig als vrijwilliger zal inzetten?

Instrumentalisering

De laatste tijd stoot ik geregeld op een instrumentalisering van vrijwilligerswerk. Niet zelden schuilt hierachter een beweging waarbij meer dan vroeger een beroep gedaan wordt op mensen – op burgers, op vrijwilligers – als uitgebreide aanvulling of zelfs als vervanging van beroepskrachten: het onderhoud van groengebieden, de dienstverlening in bibliotheken, de koffieronde in rusthuizen, als onderdeel van een traject naar werk.

Vrijwilligerswerk is te belangrijk om onbesuisd mee om te gaan.

Op die manier verandert de eigenheid van het vrijwilligerswerk: ze worden in steeds meer contexten noodzakelijk om organisaties te doen draaien, om doelen te bereiken. En het is vooral als ik daar aan denk, dat ik niet zondermeer blij ben met initiatieven zoals dat van de Universiteit Antwerpen. Ze lijken vanuit de andere richting bij te dragen aan de instrumentalisering van vrijwilligerswerk. Hier is het doel: toekomstige studenten soft skills bijbrengen. Op die manier faciliteert men een aantasting van het DNA van vrijwilligerswerk.

Vrijwilligerswerk is op zijn best als het zuiver gespeeld, genoemd en uitgevoerd wordt. Geheel en al vrijwillig dus. En versta me niet verkeerd: ik juich het toe als ik een student hoor zeggen dat hij vrijwilliger is. Ik ben alleen iets minder enthousiast als diezelfde student zou zeggen dat hij ‘vrijwilligerswerk volgt’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content