Na de rel rond Aron Berger: hoe de CD&V de lessen van Jean-Luc Dehaene vergeten is

Kris Peeters en Aron Berger. Niet de politieke oppositie deed Peeters in het zand bijten, maar de smartphone. © BelgaImage
Walter Pauli

De rel rond de chassidische jood Aron Berger als mogelijke kandidaat op de Antwerpse CD&V-lijst had dan toch één voordeel: het was een perfecte illustratie van een steekvlamdebat, en van de verschroeiende gevolgen ervan.

In de wereldliteratuur staat hij bekend als Ahasverus, en in Vlaanderen schreef August Vermeylen meer dan honderd jaar geleden een boekje over die intrigerende figuur: de wandelende jood. Een eeuwige buitenstaander, gedoemd om de gebeurtenissen te aanschouwen en te ondergaan, meer dan ze zelf te bepalen en in handen te nemen. Het is helemaal van toepassing op Aron Berger. We hadden het natuurlijk nog nooit meegemaakt: een chassidische jood die een plaats kreeg op de Antwerpse CD&V-lijst, met de zegen van CD&V-vicepremier en kandidaat-burgemeester Kris Peeters. Ineens prijkte zijn foto op de voorpagina van alle kranten: een magere man met hoed, pijpenkrullen en een wat verbaasde blik naar de wereld om hem heen.

Vrouwen geen hand geven is een huizenhoog taboe – alsof een politica zich dezer dagen nog met een hoofddoek zou bedekken.

Vandaar dat Berger de impact van zijn eigen woorden niet kon inschatten in een interview met Joods Actueel, waarmee het tijdschrift Bergers kandidatuur in primeur kon aankondigen. ‘Een belangrijke mijlpaal voor de politiek en voor de chassidische joden’, schreef hoofdredacteur Michael Freilich. In dat vraaggesprek zei Berger wat iedereen eigenlijk al lang weet over een chassidische jood, of toch zou moeten/kunnen weten: bijvoorbeeld dat hij vindt dat ritueel (dus onverdoofd) slachten niet verboden moet worden. En dat hij vrouwen de hand niet drukt – niet omdat hij dat zelf niet wil, maar omdat hij niet mag van zijn geloof. En hij doet het niet uit vrouwonvriendelijkheid, benadrukte hij, ‘maar uit respect voor mijn eigen echtgenote. Daarom raak ik andere vrouwen fysiek niet aan.’ Dat gebruik is al een jaar of duizend ingeburgerd in ultraorthodoxe joodse kringen, dus waarom zou je er een geheim van maken? Wie zou hem dat kwalijk nemen, in een land en in een stad waarin de ene na de andere belangrijke politicus het jodendom respect en steun toezegt?

Het bleek een onwaarschijnlijke misrekening. Sinds dinsdag 17 april 2018 geniet de wat naïef overkomende Aron Berger landelijke bekendheid als De Jood Die Vrouwen Geen Hand Wil Geven. Sinds die avond werd het voor eens en altijd duidelijk gemaakt: handen schudden behoort tot het DNA van het Vlaamse burgerschap. ‘Dit is een rode lijn’, vond het West-Vlaamse CD&V-Kamerlid Hendrik Bogaert. ‘In Vlaanderen geven wij elkaar de hand. Ik vind het dus echt wel belangrijk dat er handen gegeven worden tussen mannen en vrouwen. In dit geval ook in Antwerpen’, zei de al even West-Vlaamse CD&V-minister Hilde Crevits. Bogaert mocht zijn nummertje overdoen in De Afspraak, naast Michael Freilich. De volgende dag kwam De Afspraak nog eens terug op de niet-handenschuddende man. Kris Peeters trok het boetekleed aan. En daarna ging hij ook in Terzake in het beklaagdenbankje zitten. ‘De zaak-Berger’ zou drie avonden op rij het centrale thema in Terzake worden.

In het zog van de tv-stations volgden de kranten. Woensdagochtend hadden alle Vlaamse kranten een foto van Aron Berger op de voorpagina, tot de zakenkrant De Tijd toe. Een eenzame commentator pleitte voor enige nuance – in De Standaard treurde hoofdredacteur Karel Verhoeven om de ‘bepaald kille en karikaturale ontvangst’ die de eerste chassidische kandidaat te beurt viel, een opmerking die niet alleen voor de meeste politici maar evenzeer voor zijn collega-journalisten gold. Het was van de tijden van hoge communautaire spanningen geleden dat de kranten zo razend waren, vaak met het schuim op de lippen. Je las uitspraken die zo uit het bekende Antwerpse restaurant ’t Fornuis hadden kunnen komen: ‘Opportunisme platter dan een platte oester.’ Daarbij viseerde men vooral de CD&V en haar leiders, omdat de partij nooit een man met dergelijke ideeën op haar lijsten had mogen dulden. Maar via die omweg was ook het portret van Berger zelf vernietigend.

Zijn ultraorthodoxe joden wel goed als decor voor Holocaustherdenkingen, maar niet als medespeler in het politieke debat?
Zijn ultraorthodoxe joden wel goed als decor voor Holocaustherdenkingen, maar niet als medespeler in het politieke debat?© ID Photo Agency

Twee dagen na de aankondiging van zijn komst naar de CD&V kwam het nieuws dat Berger ‘inzag’ dat hij bij de christendemocraten niets te zoeken had. Aron Berger was op een blauwe maandag de politiek in gestapt en voor hij er erg in had, was hij er weer uit gewandeld – als de Ahasverus van deze tijd.

Traditionele egards

Waarom gebeurde dit allemaal? Natuurlijk omdat Berger uitspraken doet die een grote meerderheid van de Vlamingen tegen de borst stuiten, én die niet stroken met het officiële en inhoudelijk correcte discours van Vlaanderen en België over de gelijkheid van man en vrouw en de scheiding van kerk en staat – een visie die ook in de grondwet staat. Maar óók omdat een chassidische jood zegt dat hij zal doen wat alle chassidische joden al eeuwen doen. Ook in Antwerpen, sinds hun gemeenschap daar een eeuw of twee geleden neerstreek. Een gemeenschap die ook in de Scheldestad in hoog aanziet staat. Op een dronken nacht, vele decennia geleden, heeft de Antwerpse socialistische burgemeester Lode Craeybeckx zich ooit bezondigd aan antisemitisch gebral. Maar op die uitschuiver na is de vaste regel dat – wie er ook burgemeester is, van welke gezindte, partij of geslacht ook – de joodse gemeenschap met egards bejegend wordt. SP.A’ers zoals Leona Detiège en Patrick Janssens deden dat net zo goed als N-VA’er Bart De Wever vandaag, en ook CD&V-schepenen zoals Philip Heylen en Caroline Bastiaens zijn vaste vrienden van de joodse gemeenschap. Philippe de Backer, de nieuwe kopman van Open VLD, stelde zich in Joods Actueel zelfs bijzonder activistisch op in het behartigen van de joodse zaak. De Backer opperde om na te gaan hoe men het verbod op onverdoofd slachten dat het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd (‘dat dien je dus te respecteren’) toch kan omzeilen (‘bijvoorbeeld door aan de noden tegemoet te komen via de import van vlees’.)

Vanzelfsprekend weten al die Antwerpse toppolitici dat ze zich bij contacten met de joodse gemeenschap aan de aparte joodse gebruiken moeten houden. Tot nu toe hebben nog niet veel belangrijke Antwerpse politici erop aangedrongen om een chassidische vrouw de hand te schudden, of werd er verontwaardigd gedaan wanneer men geen hand kreeg. Er zijn niet veel voorbeelden van Antwerpse politici die bewust afstand nemen van ultraorthodoxe rabbi’s, ook al weet men goed dat die mannen zelf nooit de hand van een vrouw schudden. Dat is (of was) geen punt, in Antwerpen.

Dehaene keek er zijn hele politieke carrière voor uit dat politieke meningsverschillen geen politieke symbolen zouden worden.

Tot er plots gefocust wordt op dat ene aspect. Dan gaat het hard. Vrouwen geen hand geven, dat is een huizenhoog taboe – alsof een vrouwelijke politica zich dezer dagen nog met een hoofddoek zou bedekken. In 2002 kon Mieke Vogels (Groen) als Vlaams welzijnsminister nog met een hoofddoek een bezoek brengen aan een organisatie van moslimvrouwen, maar die tijd lijkt voorbij. Niet alleen in België, trouwens. In februari kreeg Sigrid Kaag, de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, bakken kritiek over zich heen omdat ze de Iraanse president Hassan Rouhani in Teheran had bezocht, mét sluier om het hoofd. Het gaat er dus niet meer om ‘onze’ waarden in eigen land uit te dragen. Ook in de Iraanse hoofdstad Teheran passen wij ons niet meer aan: wegens de vermeende superioriteit van onze waarden, en de gelijkheid van man en vrouw. Tussen haakjes: Kaag had dan wel een sluier om, maar ook Rouhani hield tijdens dat gesprek zijn tulband aan. Dat werd nauwelijks genoteerd. Veel nuanceren is er namelijk niet meer aan als het m/v-argument wordt ingeroepen.

De Vlaming en zijn hand

Opiniemaker Michael Freilich reikte een oplossing aan voor het probleem van Berger. Hij vond ze best slim – ze past in een lange joodse traditie waarin men oplossingen zoekt voor de praktische problemen die gepaard gaan met een godsdienst waarin tal van geboden, verboden en taboes gelden. Waarom zouden we chassidische ‘politici’ zoals Berger geen handschoen laten dragen, vroeg Freilich. Dan zou hij vrouwen de hand kunnen schudden zonder dat echt te doen, en is het probleem wellicht opgelost.

Het werd niet eens overwogen. Freilichs voorstel werd ervaren als adding insult to injury. Vanuit het oogpunt van de geëmancipeerde Vlaamse vrouw was dat niet eens helemaal onterecht: zij staat op haar gelijkheid, en doet dat onvoorwaardelijk. Maar hoe juist ook, absoluut is ze wel, die zeer recente oekaze dat handen schudden ingebed is onze cultuur.

Doen we dat in Vlaanderen wel altijd, zonder voorbehoud? Men is blijkbaar vergeten dat het, zelfs vele jaren na Zwarte Zondag, in de brede linkerzijde gangbaar was om Vlaams Blokkers geen hand te geven, en een uitgestoken hand van Filip Dewinter ostentatief te weigeren. Aan Franstalige zijde en in vakbondskringen houdt een aantal diehards dat tot vandaag vol.

Zijn er goede en slechte redenen om geen hand te geven? Zo ja, dan is de uitleg van Aron misschien het beluisteren waard: dat ook getrouwde chassidische vrouwen geen hand geven aan mannen, uit respect voor hun echtgenoot. Weerom: context is vaak een betere verklaring voor menselijk gedrag.

De laatste belangrijke politicus die ostentatief géén hand schudde was trouwens Jean-Luc Dehaene (CD&V). In 2002 had Kamerlid Pieter De Crem zich even uitdagend en treiterig opgesteld tegenover CD&V-voorzitter Stefaan De Clerck als Hendrik Bogaert dat vandaag doet tegenover Wouter Beke. Een paar dagen later vond een belangrijk CD&V-congres plaats. Goed wetend dat de cameralui in zijn zog meeliepen, stapte Dehaene voorbij een bedremmelde De Crem en negeerde ostentatief diens uitgestoken hand: ‘U wens ik geen proficiat.’

Men is blijkbaar vergeten dat het, zelfs vele jaren na Zwarte Zondag, in de brede linkerzijde gangbaar was om Vlaams Blokkers geen hand te geven

Jean-Luc Dehaene: misschien had Wouter Beke zijn voorbeeld de voorbije weken wat meer voor ogen mogen houden. Dehaene kende de kracht van beelden én van symbolen. Juist daarom heeft hij er zijn hele politieke carrière voor uitgekeken dat politieke meningsverschillen geen politieke symbolen zouden worden. En toch overkwam het hem met de regelmaat van een klok, waarna een vlotte oplossing meteen vergeten mocht worden. Denk aan abortus. Denk aan gemeentelijk stemrecht voor niet-EU-onderdanen. Denk aan de indexsprong. Denk aan Voeren. Op 11 juli hoefde de Nederlandsonkundige (!) PS (!!)-burgemeester José Happart niets anders te doen dan géén Vlaamse Leeuw maar wel een Waalse Haan te hijsen (of alléén een Belgische vlag, of een Vlaamse Leeuw en de Belgische vlag én ook een Waalse Haan), of de krantencommentatoren van die tijd gewaagden van een nieuwe kaakslag. Alles wat Happart uitstak, kon dienen, zolang zijn acties maar provocerend overkwamen bij degenen die erop zaten te wachten geprovoceerd te worden. Ook vandaag is dát de definitie van een ‘symbolisch’ dossier.

Het joodse decorstuk

Keuze te over in deze identitaire tijden. Hoofddoeken, handen schudden, meisjes en jongens samen, aparte regels voor voeding en drank, afwijkende feesten en feestelijkheden: ze leiden zo snel tot zulke hevige emoties en zulke absolute stellingen over maatschappelijke waarden dat clashes onvermijdelijk lijken. Het viel op dat geen enkele belangrijke Antwerpse N-VA’er zijn best deed om met dit dossier aartsvijand Kris Peeters in de problemen te brengen. Dit keer was het niet het Wetstraat-milieu dat de CD&V en Kris Peeters in de problemen bracht. De strop werd aangehaald door de pers, en door wat verder ‘de publieke opinie’ heet: een bont gezelschap van meningenmakers op sociale media. Niet de politieke oppositie deed Kris Peeters in het zand bijten, maar wel de smartphone. Dinsdagochtend al ‘leefde’ de zaak-Berger op Twitter en Facebook, zoals dat heet. Dat debat werd overgenomen door de nieuwssites, die het daarmee meteen versterkten. Vervolgens ontploften ’s avonds de journaals en duidingsprogramma’s, en ’s ochtends de kranten. En zo kreeg een niet-handenschuddende landgenoot oneindig meer media-aandacht dan in se veel belangrijker nieuwsitems, zoals het feit dat de regering-Michel het beloofde begrotingsevenwicht alwéér uitstelde, nu al tot 2020.

In tegenstelling tot Dehaene zijn de bedienaars van sociale media net tuk op symbolische debatten en op hun scherpe, eenvoudige, zo niet simplistische indelingen in juist en fout, goed en kwaad, wij en zij. In volle B-H-V-crisis zei Dehaene daarover, ook ter attentie van zijn eigen partij: ‘Symbolische dossiers zijn in de politiek de moeilijkste, want buiten het symbool brengen ze meestal niets op.’

Na de rel rond Aron Berger: hoe de CD&V de lessen van Jean-Luc Dehaene vergeten is
© belga

Zeg dat wel. Wat heeft de Wetstraat de voorbije week bijgeleerd, behalve dat men niet behoorlijk kan omgaan met de vraag van één orthodoxe jood om kandidaat te zijn bij een van de traditionele partijen (en niet eens op een verkiesbare plaats?). Is dat de conclusie: dat ultraorthodoxe Antwerpse joden wel goed zijn om ontvangen te worden in het stadhuis en als decor voor Holocaustherdenkingen, maar niet als volwaardige medespeler in het politieke of maatschappelijke debat? Dat er nog altijd geen plaats is voor een ultraorthodoxe politicus die niet opgesloten wil blijven in een eigen radicaalreligieuze partij, maar die aansluiting zoekt bij de mainstream?

De gids

Berger baarde opzien als de eerste chassidische jood met appetijt om in Antwerpen actief te worden, om in zijn stad inspraak te vragen, en straks mogelijk mee macht op te eisen. Hij zal niet de enige blijven. En wat als straks een Antwerpse hindoe politieke ambities koestert? Er zijn de voorbije jaren nogal wat Indiërs in Antwerpen beland, en net als de joden voor hen zijn velen van hen in de diamantsector actief. Maar hindoes, voor zover ze gelovig zijn, leven in een kastensysteem – de ene belijdt dat onderscheid al rigoureuzer en strakker dan de andere, maar toch. Is men tegen dan al wat meer in staat om een dialoog aan te gaan die tegelijk de hindoe respecteert en onze samenleving geen geweld aandoet? Is men verplicht om zich op te laten jagen door wie dan ook?

Ook hier is Jean-Luc Dehaene geen slechte gids, zeker niet voor christendemocraten. In de vorige eeuw schreef hij al dat men vooral geen heimwee moest hebben naar ‘de tijd van Dehaene’, want dat die op zijn laatste benen liep, en dat de toekomst bepaald zou worden door the digital natives. Hij had de jonge generatie geen lessen te leren, behalve zijn voorspelling dat ook die digital natives hun huishouden op orde moesten krijgen, zij het op hun eigen voorwaarden, met eigen afspraken en evenwichten. Op de allerlaatste bladzijde van zijn vuistdikke Memoires schreef Dehaene woordelijk: ‘Hoe gebruik je het enorme interconnectiviteitspotentieel van het internet en de sociale media? Wat is het zelforganiserende vermogen van de netwerksamenleving? Samenleving en democratie vereisen een minimum aan samenhorigheid, empathie, solidariteit – en dat niet enkel op steekvlammomenten. Hoe kan leiderschap opnieuw oriënterend en stimulerend worden, in plaats van gewoon volgend?’

Indringende vragen, waarop Kris Peeters, Wouter Beke, de hele CD&V vorige week het antwoord schuldig bleven. En bij uitbreiding gold dat ook voor de Vlaamse publieke opinie. Want Aron Berger wandelde verder, en met z’n allen keken we hem na.

Dit artikel verschijnt woendag 25 april in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content