Naima Charkaoui over de schade die racisme aanricht: ‘Ik wil méér slachtoffercultuur’

Naima Charkaoui © Serena Vittorini

Racisme slaat diepe wonden, maar die worden amper verzorgd. De meeste mensen hebben geen idee hoe ze daaraan moeten beginnen. ‘We focussen te veel op de dader en te weinig op het slachtoffer’, zegt Naima Charkaoui.

In de stad is er een gevaarlijk kruispunt waar de hele tijd auto’s botsen, fietsers vallen en voetgangers worden omvergereden. Nooit komt iemand op het idee om een ambulance te bellen. Bloedend en verdwaasd wandelen de slachtoffers weg. Wel staan er midden op het kruispunt spandoeken die de onveilige verkeerssituatie aanklagen. Met dat bevreemdende beeld begint Racisme: over wonden en veerkracht van politicologe Naima Charkaoui. Wat zich op dat denkbeeldige kruispunt afspeelt, is volgens haar wat slachtoffers van racisme vandaag keer op keer overkomt: ze raken gewond maar krijgen geen verzorging. ‘Terwijl we ondertussen weten hoeveel impact racisme op een mens kan hebben’, zegt Charkaoui, die straks kinderrechtencommissaris ad interim wordt. ‘Dat gaat van slapeloosheid, depressieve gevoelens en chronische stress tot fysieke problemen en zelfs regelrechte trauma’s. Het is goed dat daar tegenwoordig openlijk over wordt gepraat en dat ervaringsdeskundigen, zoals Dalilla Hermans en Rachida Aziz, er in de media over getuigen. Maar daarna gaat het al snel weer over de politieke actie die nodig is om racisme terug te dringen.’

Dat kinderen uit zichzelf kleurenblind zouden zijn, is een misvatting. Je kunt ze beter van jongs af op racisme voorbereiden.

We focussen te veel op het probleem en te weinig op de slachtoffers?

Naima Charkaoui: Ja. Daarom pleit ik in mijn boek voor meer slachtoffercultuur. Daarmee bedoel ik niet dat racismeslachtoffers klagend achterover moeten leunen. Maar ze moeten wel onder ogen zien dat ze een slachtoffer zijn, en dat het normaal is dat ze geraakt worden door het racisme waarmee ze worden geconfronteerd. De rest van de samenleving moet die pijn erkennen én erover waken dat slachtoffers de nodige verzorging krijgen.

Gebeurt dat vandaag dan niet?

Charkaoui: Nee, en dat komt voor een groot deel doordat de meeste mensen niet weten hoe ze racismeslachtoffers moeten opvangen. De kennis die daar al over bestaat, vindt zijn weg onvoldoende naar leerkrachten, hulpverleners en ouders. Hoe reageer je als je kind thuiskomt met de boodschap: ‘Ik wil niet meer bruin zijn’? Wat doe je als een vriendin die hier is geboren en getogen voor de honderdste keer de vraag krijgt of ze nog vaak naar ‘haar land’ teruggaat? De meeste mensen hebben geen idee. De slachtoffers zelf ook niet.

Het internet staat toch vol tips voor wie met racisme te maken krijgt?

Charkaoui: Die gaan zo goed als altijd over de dader. Wat doe je als leerkracht als een kind een racistische uitspraak doet? Hoe ga je om met een discriminerende werkgever of huisbaas? Op de een of andere manier vinden mensen dat veel makkelijker dan het slachtoffer opvangen. Vaak gebeurt dat gewoon niet.

Stel dat een jongetje bij zijn juf gaat klagen dat Jonas uit zijn klas niet met hem wil spelen omdat hij bruin is. De kans is heel groot dat die lerares Jonas bij zich zal roepen om het incident te bespreken en hem misschien te berispen. Dat ook het slachtoffer behoefte heeft aan een gesprek, wordt vaak vergeten. Hoogstens krijgt zo’n jongen te horen dat hij daarboven moet staan.

Naima Charkaoui, Racisme: over wonden en veerkracht, Epo, 208 blz., 20 euro. De inleiding van het boek kunt u lezen op Knack.be/Racisme.
Naima Charkaoui, Racisme: over wonden en veerkracht, Epo, 208 blz., 20 euro. De inleiding van het boek kunt u lezen op Knack.be/Racisme.

Is dat dan zo’n slecht advies?

Charkaoui: Racisme verdwijnt niet omdat je het negeert of wegduwt. Die houding wordt wel sterk gepromoot, zowel binnen etnisch-culturele minderheden als door de witte samenleving. ‘Wentel je toch niet zo in je slachtofferrol’, klinkt het dan. Daardoor krijgen slachtoffers de indruk dat ze het recht niet hebben om te klagen en dat het abnormaal is om pijn te voelen. Zeker als het om kleine kwetsuren gaat, waar je moeilijker de vinger op kunt leggen. Nogal wat mensen hebben het er bijvoorbeeld moeilijk mee dat hun keer op keer wordt gevraagd waar ze vandaan komen. ‘Van Roeselare’, antwoord ik altijd. ‘Ja, maar waar kom je écht vandaan?’ vragen ze dan.

Hetzelfde met het compliment dat je echt wel goed Nederlands spreekt. Als je dat keer op keer moet aanhoren, krijg je op den duur het gevoel dat je er echt niet bijhoort. Door mensen te zeggen dat ze zulke dingen beter kunnen negeren, gaan ze denken dat het niet normaal is dat ze erdoor worden geraakt.

Veel ouders hebben de neiging om hun kinderen zo veel mogelijk voor racisme af te schermen. Is dat een goed idee?

Charkaoui: Helemaal niet. Dat kinderen uit zichzelf kleurenblind zouden zijn, is een misvatting. Als kleuter van drie of vier zijn ze al vertrouwd met de heersende denkbeelden over witte en bruine mensen. Het heeft dus geen zin om tegenover hen te doen alsof racisme niet bestaat. Integendeel, je kunt ze er beter van jongs af op voorbereiden. Het is vergelijkbaar met genderverschillen: als ik daarover niet met mijn dochters zou praten, zouden ze vlotjes alle clichés over jongens en meisjes slikken. Dat vergt best wat inspanning, maar het is nu eenmaal de enige manier om hen tegen die vooroordelen te wapenen.

Kinderen met ouders van vreemde origine krijgen thuis ook vaak te horen dat ze het op alle vlakken beter moeten proberen te doen dan hun witte leeftijdgenoten.

Charkaoui: Dat klopt. Doordat ze het gevoel hebben dat anderen op hen neerkijken, zetten ze alles op alles om zich te bewijzen, om de vooroordelen voor te zijn. Sommigen gaan daarbij in overdrive. Zelf besteed ik bijvoorbeeld heel veel aandacht aan mijn taalgebruik. Omdat ik dat belangrijk vind, maar ook omdat ik bang ben dat de kleinste fout als taalachterstand zal worden geïnterpreteerd.

Naima Charkaoui

– 1978: geboren in Roeselare

– Studie: politieke wetenschappen aan de UGent

– 2001-2014: coördinator van het Minderhedenforum

– 2014-2019: Beleidsadviseur bij het kinderrechtencommissariaat

– Vanaf maart 2019: Vlaams kinderrechtencommissaris ad interim

Die drang om jezelf te bewijzen leidt soms toch tot groot succes?

Charkaoui: We kennen inderdaad allemaal ministers en voetballers die op die manier de top hebben bereikt. Het mooiste voorbeeld is Rode Duivel Romelu Lukaku: de armoede en vooroordelen uit zijn kindertijd hebben hem gemotiveerd om te excelleren in het voetbal. Op zich is er dus niets mis mee om die confrontatie met racisme in een positieve kracht te proberen omzetten. Maar zonder risico is dat niet: die strategie kan faalangst en chronische stress veroorzaken en zelfs tot een burn-out leiden. En hoeveel kinderen worden uiteindelijk zo goed als Lukaku?

Anderen doen er net alles aan om tot de middenmoot te behoren, omdat ze zo min mogelijk willen opvallen.

Charkaoui: Kameleons noem ik hen in mijn boek: ze willen koste wat het kost verbergen dat ze anders zijn. Sommigen gebruiken een roepnaam die minder opvalt dan hun echte naam, anderen lachen extra hard met racistische grappen om niet te laten merken dat ze erdoor worden geraakt. Maar op die manier doe je jezelf geweld aan.

Zelf kreeg ik als kind bijvoorbeeld zo veel opmerkingen over mijn weerbarstige krullen dat het haast een obsessie werd om sluik haar te hebben. Nu mag iedereen natuurlijk het kapsel hebben dat zij of hij wil, maar ik ben toch blij dat je in het modebeeld tegenwoordig meer grote afrokapsels ziet. Daardoor krijgen kleine meisjes de boodschap dat sluik haar helemaal niet beter is dan krullen. Alleen als je het gevoel hebt dat het Marokkaanse, Turkse of Congolese stukje van jezelf er ook mag zijn, kun je weerbaarder worden tegen racisme.

In uw boek geeft u mensen ook de raad om aan hun veerkracht te werken. Zo legt u de verantwoordelijkheid voor racisme toch voor een stuk bij de slachtoffers?

Charkaoui: Het ligt gevoelig om de schijnwerpers op de slachtoffers te richten. Dat is een beetje alsof je erop zou wijzen dat het slachtoffer van een ongeval er beter aan had gedaan om een fietshelm te dragen. Toch is het zo: de kans dat je als fietser zwaargewond raakt, is veel kleiner als je je hoofd beschermt. Net zoals de wonden die racisme slaat minder diep zijn als je veerkracht hebt opgebouwd.

Wat niet wil zeggen dat we niet moeten blijven strijden tegen onveilige verkeerssituaties. En tegen racisme.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content