‘Roken toestaan in een kinderpark is onbegrijpelijk ouderwets’

Bioloog en Knack-journalist Dirk Draulans waagde zich in De Efteling. Een selectief verslag van waarnemingen tijdens de excursie.

Met de dochters en de kleindochter naar het sprookjespark van De Efteling – ik wist dat het een beproeving zou worden, die daarenboven meer dan tien uur zou duren (de rit naar en van het park niet inbegrepen). Maar we hebben ons manmoedig proberen te gedragen en de wachttijd tussen de attracties mee gedood door als bioloog op te treden en rond te kijken, naar mensen en naar andere dieren. Hierbij in primeur: enkele elementen uit het verslag van de excursie.

Roken toestaan in een kinderpark is onbegrijpelijk ouderwets.

Vooreerst kan ik niet heen om het concept van de stiefmoeder – alomtegenwoordig in de wrede sprookjes van vroeger. Het lijkt er op dat koningen vroeger de kwalijke gewoonte hadden een bitch als tweede vrouw te kiezen, als het al geen echte heks was. Dat stemt tot nadenken, zeker voor een evolutiebioloog. Jongere vrouwen die uit berekening een oudere man de kop zot maken en vervolgens diens kinderen weg willen werken? Het klinkt bekend.

Het leukste moment was toen een heleboel mensen aan het kijken waren naar hoe een (valse) heks op de lange haarvlecht van de uit haar torenraam hangende Rapunzel klom, maar een (echte) eekhoorn de show stal door ook op die vlecht naar boven te lopen (en weer naar beneden). Tot mijn stomme verbazing waren er kinderen die niet wisten dat eekhoorns echt waren. Desondanks was het enthousiasme voor het beestje véél groter dan voor het sprookje – dat was een beetje goed nieuws.

Mijn Britse reisgezellen waren verbaasd over het feit dat onze eekhoorns rood zijn, en niet grijs, zoals de hunne. Een gevolg van het feit dat de Britse rode-eekhoornpopulatie zo goed als volledig is gedecimeerd door uit Amerika ingevoerde grijze eekhoorns, die meer energie uit eikels kunnen puren en drager zijn van een ziekte waar zij weerstand tegen hebben, maar de rode niet. Een soort omgekeerd effect van wat Europese kolonisten destijds met Amerikaanse indianen hebben gedaan. Gelukkig zijn er aanwijzingen dat de Britse rode eekhoorns weerstand beginnen te krijgen tegen de ziekte van de grijze.

Aan de babbelende Sprookjesboom hingen een valse bonte specht en een echte Vlaamse gaai – gewoon ‘gaai’ moet ik tegenwoordig zeggen, want sinds de N-VA in onze federale regering zit is het ‘Vlaamse’ ook officieel van onze gaai gevallen. Ergens stond een valse ooievaar op een dak, die enkele blikken lokte, maar de echte ooievaar die over het park zeilde zag niemand. Aan een klok in het winkeltje van Gepetto (van Pinokkio) hing geen koekoek, maar een ijsvogel, een grapje van de maker waarschijnlijk.

Grappig was ook dat het muziekje bij de dansende Indische waterlelies uit het sprookje van Koningin Fabiola mij aan het melodietje van de jeugdreeks Kapitein Zeppos deed denken (een fantastische jeugdherinnering) en een deel van de muziek tijdens de adembenemende rondvaart in een oude (Perzische?) bazaar aan die van James Bond. Culturele crossovers, het werkt dikwijls, toch in mijn geval. Voor veel kinderen blijken sprookjes tegenwoordig trouwens iets van Disney te zijn, en niet van Grimm of Andersen.

Pakkend voor de ornitholoog in mij was dat een stationnetje met traptreintjes naar de blauwe reiger was genoemd, waar ik mijn doctoraat over maakte. We reden ook rond in een treintje dat ‘reiger’ heette. Dat was leuk. Echte reigers kregen we niet te zien, ondanks het feit dat die in Nederland op veel plekken helemaal niet mensenschuw meer zijn. Trop is misschien ook voor hen te veel – het was pokkendruk in De Efteling, geen goed biotoop voor een mensenmassahater zoals ik.

Geef mij toch maar de rustige pracht van natuurgebieden.

De grimmigheid in mij raakte in de loop van de dag in de greep van pijnlijke observaties van de mensheid. Mijn dochters behoorden tot de bezoekers die emotioneel geroerd waren door het zielige verhaal van het arme meisje met de zwavelstokjes – prachtig geëvoceerd in het sprookjesbos en nog altijd relevant. Het bleef in mijn kop spoken. De maatschappij is gedoemd keihard te blijven voor mensen die de pech hebben dat ze niet mee kunnen, zelfs in ons systeem dat steunt op een sociale zekerheid die herverdeling nastreeft. Het is een utopie dat we iedereen gelukkig kunnen maken – dat lukt zelfs niet in een pretpark.

Ergerlijk was dat er zoveel gerookt werd in het park, nochtans bij uitstek een plek voor kinderen. Je had van die onverlaten die poogden de rook voor hun eigen kinderen te minimaliseren door de hand met de sigaret zo ver mogelijk van hun eigen kroost te houden, maar daarbij compleet geen rekening te houden met het feit dat ze dan de kinderen van een volgend bankje of tafeltje in hun kankerverwekkende stinkende dampen hulden. Zelfs in de kleuterspeeltuin werd er gerookt. Dat de parkautoriteiten het roken niet gewoon verbieden, is onbegrijpelijk ouderwets en een domper op de vreugde van niet-rokers.

In de loop van de dag ergerde ik me steeds meer aan de in het park rondwandelende vertegenwoordiging van de mensheid – ergernis over mensen is een van mijn kwalijke kanten. Ik zag er steeds meer lelijkheid in. En bruutheid. En platheid. Gelukkig hebben de kinderen zich geweldig geamuseerd. Maar geef mij toch maar de rustige pracht van natuurgebieden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content