Sigrid Spruyt doet na meer dan tien jaar haar verhaal: ‘De toestand is er in menig opzicht niet op verbeterd, integendeel’

Sigrid Spruyt toen ze nog werkte voor de VRT-nieuwsdienst. © VRT

Een dik decennium geleden verliet Sigrid Spruyt de VRT-nieuwsdienst. ‘Een schminkallergie,’ luidde de verklaring toen, maar in een gesprek met Knack naar aanleiding van het verschijnen van haar boek geeft ze de echte reden voor haar vertrek: ‘Er was geen bereidheid om aan zelfkritiek te doen.’ Knack biedt u het voorwoord van het boek aan.

Of ik het niet mis, is de immer weerkerende vraag, ook na tien jaar afwezigheid van het kleine scherm, en steevast sta ik dan met de mond vol tanden, of – beter gezegd – weet ik niet waar te beginnen. Het is namelijk een vraag – gesteld dat het er inderdaad een is – die zich niet zo een-twee-drie laat beantwoorden. Een kortaf ‘nee’ klinkt bot en kan de klus meestal toch niet klaren. Het is overigens heel goed mogelijk dat het eigenlijk geen vraag is, maar een vervormde echo van de vaste overtuiging dat ik ‘het’ wel zal missen, omdat dat nu eenmaal niet anders kan, ‘het’ zijnde de televisie, samen met de auto het gouden kalf van deze tijd. Telkens weer in de onmogelijkheid verkerend om de vraag kort en oprecht te beantwoorden, rest mij al jaren niets anders dan te proberen er mij van af te maken met een nu eens meer en dan weer minder geslaagde kwinkslag om de stoorzender meteen de mond te snoeren.

Mijn allergie was er niet alleen een voor de schmink, zoals af en toe wel iemand bevroedde, maar ook een voor het medium en bij uitbreiding voor de media.

Zelf wil ik het er namelijk nooit over hebben, over de wereld van klatergoud en nieuwigheden die ik heel bewust de rug heb toegekeerd. Mijn allergie was er immers niet alleen een voor de schmink, zoals af en toe wel iemand bevroedde, maar ook een voor het medium en bij uitbreiding voor de media. Ze was een uiterst geschikte en welgekomen dekmantel voor de zinvolle uitleg die ik toen niet wou geven, onder meer om niemand voor het hoofd te stoten, of erger: om niemand te kwetsen. Ik hou niet van afrekeningen en laten we wel wezen: ik heb ook vele mooie momenten in het Huis beleefd. Het was niet uitsluitend een verhaal van kommer en kwel. Zeker in den beginne niet.

In den beginne was het een jeugddroom die uitkwam; als nieuwslezer stond ik, in mijn eigen ogen en in die van anderen, op de hoogste sport van de ladder. Pas jaren later, ouder en wijzer, na veel meegemaakt te hebben, begon ik te beseffen dat die ladder tegen de verkeerde muur stond. Dit was een beeldspraak die ik weleens als een van de hoger vermelde kwinkslagen gebruikte, maar ik mocht bij herhaling ondervinden dat ze geen verheldering bracht. Mijn wanhopige poging om het niet-gemis gebald en afdoend in die ene zin te vangen werkte niet. Het publiek gaf daarentegen, ook nog na vele jaren, zelf geregeld warme blijken van gemis, van het missen van mij als nieuwslezer dus, en stilaan begon ik mij licht gegeneerd af te vragen of ik dan misschien toch geen uitleg verschuldigd was? Het fameuze the people’s right to know indachtig, dat de Amerikanen zo graag te pas en te onpas inroepen. Wat is daarvan waar? Het is beslist geen algemene wet, maar hoe dan ook geraakte de geest uit de fles: de vraag of ik diende te getuigen van die televisiewereld, waar ik eerst toe behoorde en dan uit onvrede uit wegliep, nadat ik voor mijn eigen geweten tot de slotsom was gekomen dat ik er niet langer deel van wenste uit te maken, laat staan er een uithangbord van wou blijven. Ik had alleszins een geprivilegieerde inkijk gekregen: moest ik de daaruit voortvloeiende inzichten voor mezelf houden of delen? Het liefst had ik me er volledig van losgemaakt en was ik er nooit meer op teruggekomen, maar dat bleek een illusie, al was het maar door die eeuwige vraag of ik het niet mis…

Zodra mensen je in een doosje hebben gestopt, etiket erop en klaar, wat een zeer menselijke onhebbelijkheid is, raak je er niet meer uit. En dus zat ik daar nog altijd, in dat nieuwsdoosje dat me zo beknelde. In dat geval kon ik evengoed een poging wagen om de zaak uit te leggen. Hoe dat beter doen dan een blik achter de schermen bieden? Geen intellectuele betogen. Daarvoor hield ik indertijd te weinig gegevens bij over de nieuwsfeiten en -aanpak, die toen voor mij te vanzelfsprekend waren. Wel mijn werkelijkheid, mijn reactie op het nieuwsbedrijf, onmiddellijk en minimaal gefilterd weergegeven door middel van mijn dagboeknotities. Daarin laat de groeiende weerzin tegen de stiel en de uiteindelijke onverenigbaarheid met mijn ziel zich het best begrijpen. Directe momentopnames zijn ook het eerlijkst en het meest waarheidsgetrouw, want zoals Jim Morrison zei: ‘Het moment is gezegend. Al de rest is herinnering.’ En herinnering is onbetrouwbaar, ‘als een hond die gaat liggen waar hij wil’, volgens Cees Nooteboom. Stefan Zweig sprak van ‘het magische zelfbedrog dat we herinnering noemen’, en Hermann Hesse zei: ‘De dingen vervormen gemakkelijk als je achteruit kijkt.’ Daarom wou ik zo min mogelijk achteruit kijken of reconstrueren, maar het verleden zelf laten spreken, mijn eigen dagboek herontdekken, geen memoires schrijven.

Tien jaar later lijkt mij een goed moment om een autobiografisch boekje open te doen, vooral omdat de toestand in medialand er intussen in menig opzicht niet op is verbeterd, integendeel.

Op persoonlijk vlak ben ik eind 2017 in handen gevallen van riooljournalisten van de ‘reguliere’ pers, die mijn huwelijk probeerden te ondermijnen. Kranten als beerput, gebruikt in privézaken.

Op politiek vlak was er de heisa rond ‘fake nieuws’ en ‘alternatieve feiten’, naar aanleiding van de verkiezing van de Amerikaanse president Trump, Facebook et cetera. Ze zou bijna doen vergeten dat het ‘echtheidsgehalte’ van het nieuws, dat met de niet meer te controleren sociale media en haar ’trollen’ snel verder afglijdt, al veel langer op een hellend vlak staat, ook bij de Vlaamse pers, Het Journaal incluis. In het slechtste geval met verzinsel, vooroordeel of overdrijving vermomd als feit, maar vaker nog met eenzijdigheid, door de zucht naar het negatieve en het sensationele. Want wat ís nieuws? Het is niet het evangelie dat iedereen zich herinnert uit de kindertijd omdat ie moest zwijgen wanneer het begon op radio en tv: ‘Sjt! Het Nieuws.’ Of dat heilig was omdat het gedrukt stond, zwart op wit. Het Woord. De illusie van Waarheid. Nee, het nieuws is mensenwerk, en mensen zijn feilbaar en zwak. Vallen ten prooi aan verleiding, van commercie bijvoorbeeld, de slag om de kijker.

Mijn start bij de openbare omroep in Vlaanderen viel samen met die van de commerciële omroep VTM. In twintig jaar tijd heb ik de nieuwsdienst zien evolueren van een redelijk onafhankelijk eiland naar een programma onder netmanagers, een show die elke dag gevuld moest worden, met moord en doodslag, of desnoods met het weer, want waar praten de mensen over? Juist. De evolutie van inhoudelijke keuzes naar kijkcijferdwang. De vicieuze vraag ‘Wat wil de kijker?’, de mediaversie van het politieke ‘Wat wil de kiezer?’, omdat er geen ideeën zijn, geen beleid, of omdat er niemand is die de verantwoordelijkheid wil nemen voor het werkelijk belangrijke, omdat dat altijd inspanning vereist en risico’s inhoudt. Informeren is entertainen geworden. Op den duur met irritante, irrelevante verhalen over wie het met wie doet of zou willen doen. Alles is zoetjesaan een soap geworden, de politiek incluis. De Wetstraat is Thuis, een tv-serie, wat ten koste gaat van belangrijke zaken die het eigenlijke onderwerp van het nieuws zouden moeten uitmaken. Datgene wat voor het leven van het publiek gevolgen heeft of kan hebben.

Als presentator ben ik vaak de dupe geweest van de omschakeling van het analoge naar het digitale tijdperk en van de onkunde en het onvermogen om daarmee om te gaan.

Er is ook de verleiding van de technologie: het speelgoed ter wille van het speelgoed zelf. We kunnen het, we gebruiken het, we doen het, ook al is er niets te melden. De technologie dient de snelheid en de vorm, maar gaat ten koste van de inhoud en de juistheid. Er is gewoon geen tijd meer voor check en double check en zo komt de journalistieke deontologie vanzelf steeds meer in het gedrang. Hoe minder tijd, hoe meer fouten. Nog meer fouten, want ze horen nu eenmaal bij elk mensenwerk: zich vergissen is menselijk. Iedereen die ooit zelf in het nieuws of de media is gekomen wéét dat de weergave nooit gelijk is aan de werkelijkheid en altijd fouten bevat. Dat zijn dan de onvermijdelijke fouten van het noodzakelijke kwaad dat de pers is, als onontbeerlijke tussenschakel tussen mens en wereld. Je kan namelijk niet alles hebben uit de eerste hand, de enige écht betrouwbare manier. En met elke tussenschakel vergroot de kans op fouten. Zeker als men de technologie niet meer kan bijbenen. Als presentator ben ik vaak de dupe geweest van de omschakeling van het analoge naar het digitale tijdperk en van de onkunde en het onvermogen om daarmee om te gaan. Groepswerk is maar zo sterk als de zwakste schakel. Naarmate de technologie nog belangrijker wordt, worden aan journalisten ook meer technische en minder inhoudelijk-kritische eisen gesteld. De middelen overschaduwen het doel. Van ex-collega’s hoor ik dat momenteel omkadering en sociale media voorrang krijgen op het eigenlijke nieuws.

Die doel-middelomkering maakt ook dat informeren ondergeschikt geraakt aan de tv- en nieuwswereld zélf. De virtuele wereld wordt belangrijker dan de reële. Ook de virtuele wereld van vedetten en van vergaderziekte, naar Amerikaans managementmodel, waarbij het eigen ik van de deelnemers het haalt op het algemeen belang. Grote bedrijven zoals de VRT creëren bovendien een Mexicaans leger, met een waterhoofd van ‘hiërarchisch superieuren’, die weinig of niets van waarde aanbrengen. Zij heersen over de uitgeknepen en tegen elkaar uitgespeelde troepen van ‘de vloer’, die het echte werk doen.

De virtuele wereld ook van journalisten en politici en hun ongezonde verstrengeling, berekende symbiose. Daar speelt de verleiding van de macht: de perverse relatie van gebruiken en gebruikt worden, op elkaar teren in de hoop op wederzijds voordeel. Hoe langer hoe meer is het de tv, vroeger meer een lakei van de macht, die nu maakt en kraakt, zeker wanneer het soortelijk gewicht van politici afneemt als logisch gevolg van de uitholling van de politieke macht door de allesoverheersende economie. Hier komt ook de verleiding van populisme om de hoek kijken. De slimme populist die spreekt in handige soundbites, hapklare brokken, demagogisch, hoe korter hoe beter, die is de lieveling van tv. Hoe sneller er gewerkt moet worden, hoe erger dit fenomeen wordt en de politicus die daar het beste op inspeelt, bespeelt de media, trekt aan alle touwtjes en wordt groot gemaakt. Gekoppeld aan minder inhoudelijk-kritisch ingestelde journalisten is dat een ramp. Trump is hét buitenlandse voorbeeld. En verantwoording afleggen hoeft niet, nooit, ook niet bij flagrante fouten of misbruik. De pers is almachtig. Macht zonder verantwoordelijkheid, het is het voorrecht van de hoer door de eeuwen heen, zoals de Britse premier Baldwin het lang geleden zei.

Er is uiteraard ook de verleiding van het sensationele. Die is van alle tijden maar in onze beeldcultuur groter dan ooit tevoren. In de slag om de kijker en gekoppeld aan bovengenoemde verleidingen heeft ze bijgedragen tot de geweldcultuur. Geweld maakt de hoofdmoot uit van de nieuwsitems, schoonheid is nagenoeg afwezig. Tv-journaals maken het (schaarse) mooie vaak ook nog lelijk en het lelijke nog lelijker. De werkelijkheid van tv is niet de hele werkelijkheid, maar mensen weten het niet: ze geloven al te vaak al wat ze horen, zien en lezen, en zouden versteld staan bij het zien van de totstandkoming ervan. Door welke mensen, in welke omstandigheden, met welke middelen. De kloof tussen werkelijkheid en weergave wordt groter, het streven om de werkelijkheid weer te geven kleiner. Er moet gescoord worden.

En ten slotte is er de verleiding van simplisme en denken in zwart-wit, ongenuanceerd, misschien wel een halve noodzaak op tv, waar ‘het wetenschappelijk hart moet bloeden’, zoals mijn lichting in haar opleidingstijd werd voorgehouden. Het is iets wat massamedia gemeen hebben met massapsychologie: werken met uitersten en tegenstellingen, Goed versus Kwaad, en zo onverdraagzaamheid aanwakkeren. Toen ik lang na mijn vertrek en na lang mijden van tv nog eens keek, na de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel, zag ik mijn oud-collega uit de bocht gaan toen ze een moslim toebeet of ‘DE moslims eigenlijk wel meeleven?’ Het was stuitend. ‘Wij’ (wie?) met z’n allen tegen ‘de moslims’. De tv ging voorop en schoot de jacht op gang. Het voelde als een kaakslag, pijnlijk als je denkt aan Mohamed El Bachiri, die bij de terreur zijn vrouw verloor en opriep tot Een jihad van liefde. Tv zou de vicieuze spiraal wel draaiende houden, van vreemde fanatici en die in eigen nat in de Nieuwe en de Oude Wereld, van losgeslagen Amerika tot in Antwerpen. Massamedia dragen een grote verantwoordelijkheid, zijn wegbereiders van oorlog of vrede, brengen oorlogsstokers aan de macht. En soms gelukkig ook El Bachiri’s op de buis. Of in dit najaar van 2018 de ontmaskering van Schild & Vrienden, zelfverklaarde lijfwacht van een N-VA-machthebber die voor de zoveelste keer uit zijn rol valt en daar in het verleden mee wegkwam, evenals zijn partij. Het is voorlopig de vraag of deze keer wel verbanden worden gelegd, dan wel of pers en publiek weer blijven steken in Glaubensunwilligkeit, wegkijken van de negatieve achterkant en zich associëren met de mooie façade. ‘De wereld wil bedrogen worden’, wil een oud Latijns gezegde. Het meestal niet-geciteerde vervolg luidt: ‘Laat hem dan bedrogen worden.’

Massamedia dragen een grote verantwoordelijkheid, zijn wegbereiders van oorlog of vrede, brengen oorlogsstokers aan de macht.

In mijn dagboek zit niet alleen ergernis over de aanpak van het nieuws, maar ook over problemen van alle werkvloeren, zoals machtswellust en pesten. En zaken die er – door de aard van het beroep – uitvergroot werden, zoals zelfoverschatting: overdreven sérieux waar het de eigen persoon betreft, belangrijk, zelfvoldaan en ijdel aan de ene kant, een gebrek aan beroepsernst aan de andere. Foute relativeringszin. Ongelijkheid tussen collega’s was er ook, met verschillende contracten van erg verschillende verloning: sterren-, ambtenaren- en tijdelijke contracten. Er was de gigantische, eengemaakte, vliegdekschipachtige bedrijfsruimte, waarvan men stilaan begint te beseffen hoe ongezond en contraproductief ze is. En last but not least was er het onophoudelijke pendelen naar Brussel in alsmaar erger wordende verkeerswaanzin, symbool bij uitstek van onze vernietigende maatschappij, bijna een rode draad in het dagboek. Meer dan eens was dat de druppel die de emmer dreigde te doen overlopen, met als triest hoogtepunt de keer dat ik bijna de auto aan de kant zette om uit te stappen en te wenen langs de weg.

Sigrid Spruyt anno 2019.
Sigrid Spruyt anno 2019.© Hatim Kaghat

De échte spreekwoordelijke druppel viel uiteindelijk toch op de werkvloer. Mijn geluksgevoelens vloeiden toen nog uitsluitend voort uit mijn privéleven, terwijl de arbeidsvreugde was afgebrokkeld in desillusie. Er waren tegenpolen ontstaan van extase en degout. Het dagboek beslaat deze laatste jaren, die van de allergie die me op den duur van het gezicht af te lezen was, en die van het onbehagen in de wereld van het nieuws. Onbehagen dat versneld groeide naarmate ik meer mocht aanleunen bij de wereld van de muziek, het verkleinde model van de harmonie van het hele universum, waar de nieuwswereld schril tegen afsteekt. Muziek verheft boven de wanhoop van de waan(zin) van de dag. Is de taal van de ziel. Van de schoonheid. Is een genezer die het onechte leven misschien eerst nog draaglijker, maar uiteindelijk net moeilijker maakt, niet vol te houden.

De werkelijkheid van tv is niet de hele werkelijkheid. De werkelijkheid van het ik evenmin. Dit zijn alleen mijn dagboeknotities over het werk, fragmentair en impressionistisch. Van mij afgeschreven stress en verontwaardiging vaak. Het positieve werd minder of niet opgetekend, vreugde en plezier op de werkvloer bleven onbeschreven. Een getuigenis met gaten. Met eerst een schets van wat voorafging.

Sigrid Spruyt

Berchem, september 2018

Sigrid Spruyt, Dagboek van een anker, Van Halewyck, 240 blz., 21,95 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content