Tom Lanoye: ‘De Vlaamse beweging is de nieuwe Vlaamse elite geworden’

Tom Lanoye:'Als artiest kan ik politiek betekenisvoller zijn dan als actieve politicus.' © ID Photo Agency
Jeroen de Preter

Geen Vlaamse schrijver heeft zo zwaar gewogen op het politieke debat als Tom Lanoye. Hier volgt het verhaal van een politiek beest. Een beest dat, hoewel net zestig geworden, nog altijd kan klauwen en ook nog altijd tanden heeft. ‘Op een dag zullen de flaminganten inzien dat hun hele erfenis de afgelopen tien jaar vermorzeld is.’

16 februari 1989. In De Standaard verschijnt een opmerkelijk opiniestuk van CVP-kamerlid Eric Van Rompuy. De politicus gaat tekeer tegen een nieuwe generatie Vlaamse schrijvers, die hij ‘oppervlakkigheid’, ‘banaliteit’ en ‘nihilisme’ verwijt. Tot tweemaal toe valt de naam Tom Lanoye, lid van het kransje der ‘linkse yuppies’ dat uitmunt door zijn ‘permissiviteit’ en ‘elke band met de traditionele Vlaamse kultuur’ verwerpt. Aan het slot van zijn betoog roept Van Rompuy christelijke intellectuelen op tot een kulturkampf. Inzet van die strijd: ‘de revalorizatie van een aantal wortelende waarden die ons volk groot hebben gemaakt’.

Mia Doornaert zal ons door de strot worden geramd, alsof wij de ganzen zijn voor wie men ons houdt, en alsof de productie van foie gras tijdelijk weer is toegelaten.

Tom Lanoye

Het stuk bleef niet onopgemerkt. Later dat jaar mochten Van Rompuy en Lanoye de degens kruisen tijdens een debat aan de Vrije Universiteit Brussel. Het Kamerlid werd ook uitgenodigd voor een uitgebreid interview in Humo. ‘Dat was, hoe zal ik het zeggen, niet het beste interview dat ik ooit heb gegeven’, bekent Van Rompuy bijna dertig jaar later. ‘Het was niet zo verstandig om het nog eens uitgebreid over die kulturkampf te hebben. Ik had die term opgepikt in een geschrift van mijn broer Herman, die toen partijvoorzitter was, maar de precieze connotatie van dat woord kende ik niet. Mede daardoor ging de eigenlijke boodschap van mijn betoog wat verloren. Die was in de eerste plaats gericht aan de katholieke intellectuelen, die in mijn ogen onvoldoende tegengewicht boden aan de progressieven, die – met Lanoye en Herman Brusselmans voorop – wél een literaire stem hadden die gehoord werd.’

Ex-papenvreter

Sinds 1989 is er veel veranderd. Als de cultuurstrijd van weleer al tot enige vijandigheid had geleid, is daar nog weinig van te bespeuren. ‘Mijn respect voor de romanschrijver en dichter Tom Lanoye is in de loop der jaren alleen maar gegroeid’, zegt Eric Van Rompuy. ‘En ik denk dat we elkaar vandaag zeker vinden als het gaat over “de rechtse klootzakken” De Wever en Francken (N-VA). (lacht)

Ook in het andere kamp is van enige rancune geen sprake meer. ‘De middenstander in mij heeft het zeer gewaardeerd toen Van Rompuy ooit op de Boekenbeurs mijn oorlogsgedichten kwam laten signeren’, vertelt Lanoye. ‘En in zijn strijd tegen het duo Francken/De Wever kan ik me uiteraard wel vinden, al helemaal als hij daaraan ook de naam van Hendrik Bogaert (CD&V) toe zou willen voegen.’

Lanoye stipt aan dat hij ook op een andere, misschien wel fundamentelere manier wat dichter naar het ‘kamp-Van Rompuy’ is toegegroeid. ‘Ik ben niet meer de papenvreter die ik ooit was. Als ik in Gent zou wonen en mijn electorale keuze zou beperkt zijn tot Mieke Van Hecke (CD&V) en Siegfried Bracke (N-VA), zou ik zonder de minste twijfel voor Van Hecke kiezen. Nee, ik ben niet gelovig geworden, zeker niet. Maar de degout van het katholicisme die ik had overgehouden aan mijn jaren op het college is grotendeels verdwenen. Toen ik in 1996 als eerste homo in Vlaanderen een samenlevingscontract tekende met mijn partner René, is er een delegatie van de christelijke arbeidersvrouwen komen speechen. Dat leidde tot grote verontwaardiging bij sommige vrijzinnigen. Het was de eerste keer, en niet de laatste, dat ik de nuffigheid van de seculiere fundamentalisten in de ogen heb moeten kijken. Toen ik nog op de collegebanken zat, kon ik heel kwaad worden op de morele hooghartigheid van gelovigen tegenover ongelovigen. Vandaag is het bijna omgekeerd en hangen seculieren die denken dat ze een beter mens zijn omdat ze niet geloven me veel meer de keel uit.’

Achteraf bekeken, vertelt Paul Goossens, stelde Van Rompuys oproep tot een cultuurstrijd niet zo veel voor. Goossens, die niet veel later Lanoyes wapenbroeder zou worden in de strijd tegen extreemrechts, beleefde dat relletje als hoofdredacteur van De Morgen. Bepaald onder de indruk was hij niet. ‘Toen al klonk die oproep oneigentijds. Dat katholieke ethisch conservatisme was al op zijn retour, en werd zelfs binnen de CVP niet echt ernstig meer genomen. Wat interessant blijft, is dat die aanval iets essentieels vertelt over Tom, over wie hij was en ook altijd is gebleven. In tegenstelling tot klassiek links werkte hij niet met abstracte begrippen als “klasse” of “indexaanpassingen”. Hij deed aan politiek door te formuleren over en te zijn wie hij was: een dissident. Maar wél, en dat heeft hij ook altijd benadrukt, een Vlaamse dissident. Hij heeft op die manier het bekrompen beeld van de Vlaamse identiteit opgerekt en verhinderd dat conservatieve krachten het monopolie op de Vlaamse identiteit konden opeisen.’

Tom Lanoye

– 27 augustus 1958: geboren in Sint-Niklaas

– Studie Germaanse filologie en sociologie aan de UGent

– 1985: zijn proza debuut Een slagerszoon met een brilletje verschijnt

– 1997: scoort als dramaturg met Ten oorlog, zijn marathonbewerking van Shakespeare

– 2009: zijn roman Sprakeloos wint de Gouden Uil Publieksprijs

– 2014: ontvangt de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre

– 2017: Zuivering verschijnt, zijn elfde roman

‘Voor een marxistisch geschoold mens als ik was zijn compleet andere benadering een verrijking. En niet alleen voor mij. Met zijn on-Vlaamse lef, humor, vrijmoedigheid en gebrek aan respect voor de hiërarchieën heeft hij de identitaire ruimte vergroot. Aanvankelijk en in de eerste plaats voor de holebi’s, maar later ook voor moslims en andere minderheden. Daarbij hielp het dat hij niet, zoals Hugo Claus, in raadsels sprak. Tom is altijd klaar en duidelijk geweest, en in die zin ook moediger.’

‘Kunst veredelt’

Over de kulturkampf waar Eric Van Rompuy in 1989 om vroeg, kunnen we kort zijn: die is er niet gekomen. Of misschien beter gezegd: niet onmiddellijk. Want toch minstens in de verte lijkt Van Rompuys tirade aan het adres van de progressieve kunstenaars op die van Bart De Wever, enkele decennia later. Meer dan eens heeft de N-VA-voorzitter de afgelopen jaren de handschoen opgenomen tegen wat hij wel eens de ‘culturele elite met hun villa’s in Toscane’ heeft genoemd. Maar is de term ‘elite’ vandaag niet vooral misleidend?

‘Kunstenaars zijn de afgelopen jaren naar de marge geduwd’, beaamt Lanoye. ‘In het nieuwe Vlaanderen telt hun stem nauwelijks nog mee. Dat heeft te maken met een ongelukkige samenloop van enerzijds het revanchistische discours van de N-VA tegenover artiesten en anderzijds een neoliberale ideologie die alleen waarde toekent aan iets wat geld opbrengt. In wezen is dat een complete breuk met de Vlaamse traditie.’

‘Als ik optreed in de grote zaal van het voormalig socialistische bastion Vooruit in Gent, hangt boven mij, in grote letters, de spreuk “Kunst veredelt”. Bij het Vlaams-nationalisme hoorde tot niet zo lang geleden het cultuurflamingantisme, met een duidelijke opvatting over wat kunst zou moeten zijn. Helaas, Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA) had gelijk toen hij enkele jaren geleden in een interview het cultuurflamingantisme doodverklaarde. Zijn partij is er niet in geïnteresseerd, want cultuur subsidiëren is oppositie subsidiëren. Natuurlijk kun je je de vraag stellen waarom verreweg de meeste artiesten niet op die Vlaams-nationale lijn zitten. Maar de echte vraag zou de omgekeerde moeten zijn: waarom en waar is de Vlaamse beweging de steun van de artiesten verloren? Als kind van die beweging stel ik vast dat de zeer gerechtvaardigde strijd om taal, cultuur en sociale rechten de plaats heeft moeten ruimen voor law-and-order en marktreligie.’

‘De Vlaamse beweging is de nieuwe Vlaamse elite geworden, die luistert naar de kansrijken en stampt naar de kansarmen. Als Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) zich afvraagt waarom in Schotland en Catalonië veel artiesten wél achter het nationalisme staan, moet hij het antwoord misschien wel daar zoeken.’

Zonnekoningbenoeming

Even wat tegengas. Dat de meest dominante partij in Vlaanderen geen enkele interesse toont voor kunst en cultuur, is een stelling die aangevochten kan worden. Zo probeerde de partij de afgelopen jaren steeds nadrukkelijker haar plek op te eisen in de raden van bestuur van onze cultuurhuizen. En recent nog schoof de N-VA de onafhankelijke maar duidelijk rechtse barones Mia Doornaert naar voren om het Vlaams Fonds voor de Letteren te gaan leiden. Is zij niet het levende bewijs dat de partij zich ook op dat domein wil laten gelden?

Wie Lanoye nog eens lekker op z’n paard wil krijgen, moet hem zeker die vraag stellen.

‘Mijn probleem is vooral politiek. De Vlaamse regering bombardeert Mia Doornaert tot voorzitster van ons aller Vlaams Fonds voor de Letteren zoals de Amerikanen de democratie introduceerden in Afghanistan: door bij voorbaat de winnaar aan te duiden van vrije verkiezingen. Dat heet dan “deugdelijk bestuur”: je eigen regels bij het groot vuil zetten. Een kandidaat moet worden voorgedragen door een raad van bestuur, maar die is nog niet eens samengesteld! Een knap staaltje van oud-Belgische politieke cultuur, zoals inmiddels het hele beleid van de N-VA. De familie Frère bestendigen in haar macht bij de Nationale Bank? Ook dat bleek geen probleem voor de Nieuw-Vlaamse Elite.’

In 1996 sloten Tom Lanoye en René Los een samenlevingscontract af. 'Hij deed aan politiek door te zijn wie hij was', zegt Paul Goossens.
In 1996 sloten Tom Lanoye en René Los een samenlevingscontract af. ‘Hij deed aan politiek door te zijn wie hij was’, zegt Paul Goossens.© BelgaImage

‘Mijn tweede bezwaar is professioneel. Onze bestuurlijke notabelen zien het vast anders, maar ik ben onderdeel van een specifieke, veeleisende beroepsgroep. Stel: de voorzitter van het letterenfonds zou worden aangezocht door een headhunter. Mia zou toch geen schijn van kans maken? Welke diepgaande kennis bezit ze van de Nederlandstalige literatuur? Heeft ze een netwerk in ons boekenvak? Heeft ze een netwerk in óns Parijs: Amsterdam? Heeft ze expertise of ervaring opgebouwd als het gaat over de ingrijpende evolutie van print naar digitaal? Toegegeven: Joke Schauvliege (CD&V) was als minister van Cultuur nog erger. Dat schaap wist helemaal van toeten.’

‘Mijn derde bezwaar is puur persoonlijk. Zal Mia-de-voorzitter in staat zijn om zich te schikken in een neutrale, vertegenwoordigende rol? Of zal ze het fonds gebruiken als trampoline voor haar vaak islamofobe vapeurs? Als interviewer van Paul Scheffer op de Boekenbeurs beweerde ze en plein public dat ik in Humo had geschreven dat activiste Ajaan Hirsi Ali zelf had gevraagd om de doodsbedreigingen aan haar adres. Wekenlang heb ik een rechtzetting moeten vragen, met al mijn Humo-stukken in de hand. Pas nadat Peter Vandermeersch, de toenmalige hoofdredacteur van De Standaard, druk had uitgeoefend, hebben Scheffer en ik iets gekregen dat in de verte leek op een correctie.’

‘Als er iets is waar islamcritici niet tegen kunnen, dan is het wel kritiek: die mensen wanen zich op een kruisvaart, en dan is alles gepermitteerd. In 2002 nam Mia in De Standaard de verdediging op van Oriana Fallaci, de Italiaanse schrijfster en journaliste. Die werd officieel aangeklaagd voor haar anti-islamschotschrift De woede en de hoogmoed. Met dat proces was ik het ook niet eens, zij het op een andere manier dan Mia. Fallaci had geschreven dat moslims “zich voortplanten als ratten”. Dat was inderdaad “niet vleiend”, oordeelde onze toekomstige letterenvoorzitter, “het woord ‘konijnen’ zou vriendelijker geweest zijn”. Een mooie binnenkomer, als minister-president Bourgeois tijdens de volgende ramadan opnieuw aanschuift bij een verzoenende iftar! “Waarom kweken jullie eigenlijk als knaagdieren?” Maar wat heeft zo’n opmerking nog te maken met godsdienstkritiek?’

‘Toch is er één verheugend feit aan heel deze zonnekoningbenoeming. De N-VA bewijst dat Jan Peumans andermaal gelijk heeft: het cultuurflamingantisme ís morsdood. De flamingantische kerkfabriek hoest geen andere kandidaten meer op dan een belgicistische barones van in de zeventig. Ik ben natuurlijk niet objectief, maar ik had – uit mijn geboortestad – Nelly Maes verwacht. Een grande dame die geen zelfgevraagde adellijke titel nodig heeft om een grande dame te zijn.’

‘Kortom: ik vind La Mia ongeschikt, en mij zal ze niet snel vertegenwoordigen. Maar ik maak me ook geen illusies. Het gezichtsverlies bij haar niet-benoeming zou te groot zijn voor deze Vlaamse regering, onze machteloze minister van Cultuur (Sven Gatz, Open VLD, nvdr) op kop. Dus zal Mia ons door de strot worden geramd, alsof wij de ganzen zijn voor wie men ons houdt, en alsof de productie van foie gras tijdelijk weer is toegelaten.’

Tobbacks vergissing

Met Nelly Maes zijn we meteen in nog een ander hoofdstuk van dit verhaal beland. Maes was senator voor de Volksunie toen ze in 1991 mee de schouders zette onder Charta 91, een beweging die, in de nasleep van zwarte zondag, een vuist wilde maken tegen extreemrechts. Tot de beweging behoorde, behalve Tom Lanoye en Hugo Claus, ook Paul Goossens. Die zag vanaf de eerste rij hoe Lanoye zich steeds actiever met de politiek ging inlaten. ‘In die mate zelfs dat hij serieus heeft nagedacht over een heuse politieke carrière’, vertelt Goossens.

‘Wat Paul zegt is juist’, reageert Lanoye. ‘Je moet dat ook zien in de tijd. Ik voelde toen een enorme strijdbaarheid, die voortkwam uit een grote urgentie. Uiteraard was er de opkomst van het Blok en, in 1992, de publicatie van het 70 puntenplan, dat je niet anders dan fascistisch kon noemen. Maar er zat in die dagen ook een enorme energie en strijdbaarheid in de homobeweging, die zich moest weren tegen de psychose die de aidsepidemie op dat ogenblik had losgemaakt.’

Aanvankelijk vertaalde Lanoyes engagement zich vooral in columns voor Humo. Daarin riep hij op tot progressieve frontvorming, wat in 1994 resulteerde in Arm in Arm, een samenwerkingsverband tussen de Antwerpse groenen van Mieke Vogels en de Beweging voor Sociale Vernieuwing van Patsy Sörensen. ‘Dat die twee met elkaar gingen samenwerken, was allesbehalve vanzelfsprekend. Het water was bijzonder diep. Maar Arm in Arm heeft, zeker de eerste jaren, wél resultaat opgeleverd. We haalden meteen zeven zetels, waardoor zowel Mieke als Patsy een schepenambt kon afdwingen en ze ook echt konden wegen op het beleid. Zo hebben ze – bien étonnées – zowel de gescheiden afvalophaling als het homohuwelijk gerealiseerd. (lacht)

Ik ben minder stellig geworden. Zelfs als ik oordeel over het beleid van Theo Francken, durf ik vandaag enige nuance in te brengen.

Tom Lanoye

Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen zette Lanoye nog een stap verder door als onafhankelijke op de Agalev-lijst te gaan staan, zij het onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij geen mandaat moest opnemen. ‘Ik wist heel goed dat ik als artiest politiek betekenisvoller kon zijn dan als actieve politicus. Daar ben ik nog altijd van overtuigd, al vind ik vandaag wel dat ik beter niet op die lijst was gaan staan. Wie op een lijst gaat staan en verkozen wordt, zou dat mandaat uit respect voor zijn kiezers ook moeten opnemen. Maar goed. Van mijn engagement voor Arm in Arm heb ik nog geen seconde spijt gehad. Wat René en ik toen in het Antwerpse politieke laboratorium hebben klaargespeeld, was zeker niet onbelangrijk. Zoals gezegd: met het homohuwelijk en de afvalophaling hebben we iets blijvends gerealiseerd. En het experiment was ook een voorafspiegeling op de paars-groene regering, die niet veel later zou volgen.’

Het werd eerder in dit verhaal al even aangestipt door Paul Goossens: Tom Lanoye heeft altijd aan politiek gedaan door te formuleren over en te zijn wie hij was. Zeven jaar voor de paarse regering het homohuwelijk wettelijk mogelijk maakte, gaven Lanoye en zijn partner Réné Los een schot voor de boeg door in het Antwerpse stadhuis een samenlevingscontract te tekenen. Het duo oogstte daarvoor applaus, maar kreeg ook scherpe kritiek, misschien nog wel het scherpst uit onverwachte hoek. Zo liet SP-A-coryfee Louis Tobback in die dagen optekenen dat hij een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in het Leuvense stadhuis nooit zou toestaan. Tot vandaag heeft Tobback niets van die woorden teruggenomen. Lanoye: ‘Ik vermoed dat zijn verzet aanvankelijk was ingegeven door de gedachte dat de volkse socialist ethisch conservatief is, en dus tegen het homohuwelijk. Dat is een vergissing gebleken, en ik denk dat Louis dat goed genoeg weet. Precies het besef dat hij zich zo hard in de voet heeft geschoten, maakt hem zo kwaad op zichzelf dat hij zijn fout niet wil toegeven. Ik heb geen talent voor rancune, maar ik kan me daar nog altijd over opwinden. In wezen heb ik een grote bewondering voor Louis. Misschien kan ik me er daarom zo moeilijk overheen zetten.’

Ten tijde van de beweging Charta 91: 'Ik voelde een enorme strijdbaarheid, die voortkwam uit een grote urgentie.'
Ten tijde van de beweging Charta 91: ‘Ik voelde een enorme strijdbaarheid, die voortkwam uit een grote urgentie.’© ID Photo Agency

‘Het blijft me ook verbazen hoe makkelijk hij daarmee weg is gekomen. Stel je nu eens voor dat zijn mogelijke opvolger Mohamed Ridouani iets soortgelijks zou zeggen over het homohuwelijk. Die man zou toch voorgoed de politieke arena worden uitgejaagd?’

CVP-staat zonder God

Over naar de wereld van vandaag. Wie tijdens de paarse jaren geloofde dat de Vlaamse grondstroom voor eens en voor altijd een progressieve bedding had gevonden, weet al enkele jaren beter. Zo ook Lanoye. ‘We hebben ons daar behoorlijk op verkeken. Het zal niet makkelijk worden om opnieuw een krachtig tegenverhaal te schrijven, maar ik ben niet defaitistisch.’

‘Soms heb ik het gevoel dat we vandaag leven in een CVP-staat zonder God. De ideologie van vroeger is de idolatrie voor De Wever geworden. Daarachter schuilt een grote leegte, die op een dag zichtbaar zal worden. Op een dag zullen de flaminganten inzien dat hun hele erfenis de afgelopen tien jaar vermorzeld is. Wat is er met de leuze “Nooit meer oorlog” gebeurd? Met het cultuurflamingantisme? Met de strijd tegen België? Als je vijf jaar lang alle topposities in België bekleedt en het enige wat nog van je anti-Belgische discours overblijft is dat je debatfiches moet verspreiden waarin staat hoe je mandatarissen moeten reageren op een overwinning van de Rode Duivels, geef je eigenlijk toe: het is niet zo slecht om onder de knoet van België te leven. Het kan niet anders dan dat dat zal leiden tot een breuk. En die breuk zal net iets groter zijn dan die met Vuye en Wouters.’

Allemaal goed mogelijk, maar of die ontgoochelde kiezer zijn heil zal zoeken in een progressief en/of links verhaal? Gaapt de ideologische leegte minder diep aan de overkant? Lanoye zucht. ‘De bittere analyse moet zijn dat de sociaaldemocraten na de val van de Muur veel te ver zijn meegegaan in het verhaal van de Britse premier Tony Blair en de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder. Hier moet ik een bloemetje gooien naar Louis Tobback, die altijd gewaarschuwd heeft dat paars ooit zou eindigen in bont en blauw. (denkt na) Het zal erop neerkomen dat we mensen moeten laten inzien wat er werkelijk aan de hand is. Hoe ze op de Vogelmarkt staan te kijken naar een spelletje balletje-balletje. Terwijl onze nieuwe elite goochelt met symbolische dossiers als hoofddoek en boerkini, wordt de portefeuille uit de kontzak gehaald van de mensen die erop staan te kijken.’

‘Misschien moet ik hier alweer schuldig pleiten, en toegeven dat ik te weinig heb gezegd en geschreven dat we moeten kijken naar de bende die dat balletje-balletje organiseert. Kijk naar de nieuwe aristocratie, beste mensen. Kijk naar wie probleemloos de grens mag oversteken, en wie straffeloos drugs mag gebruiken.’

Amerikaans scenario

Het mag in de context van wat hiervoor gezegd is verbazen, maar Tom Lanoye houdt van politiek en de politici. Hij heeft die liefde ook nooit verborgen. Uit de jaren negentig dateert zijn even geestige als treffende apologie voor het politieke dier, een op velerlei wijze beklagenswaardige, maar ook mede daarom te koesteren soort. ‘Belgen verwachten van een politicus geen visie maar een geritselde bouwvergunning voor hun spuuglelijke huis’, schreef hij in de columnreeks Maten en gewichten. ‘Geen project maar een nepjob voor hun nageslacht dat net de school is uitgerold. Goed, je geeft hun dat. Je zult het zien: zodra ze je gekozen hebben, noemen ze jou de sjoemelaar. Zij kunnen het weten, ze hebben er zelf om gevraagd.’

Op zijn mededogen, respect en niet zelden zelfs bewondering kan de homo politicus nog altijd rekenen. ‘Het is meer dan ooit tegen de geest van de tijd in, maar mijn liefde voor politiek en politici staat pal overeind. Ik vermoed dat die liefde parallel loopt met mijn liefde voor het toneel. In beide disciplines gaat het over de grote persoonlijkheden en de kracht van hun formuleringen. Ik begrijp ook niet hoe je artiest kunt zijn én niet gefascineerd door de politiek. In de politieke arena vind je, in verhevigde vorm en allemaal op een hoop geveegd, verhalen over menselijk streven en verlies, hoogmoed en de neergang, engagement en manipulatie. Ik zou nooit de artiest zijn die ik ben als ik niet aandachtig naar dat schouwspel zou kijken. En ik blijf het belangrijk vinden om mij, als artiest, in dat schouwspel te mengen. Het is ook niet zomaar een spel. Het is een strijd voor de democratie. Dat is een strijd die je dag aan dag moet blijven voeren, net als de strijd tegen homofobie of racisme. Een paar momenten van veronachtzaming kunnen volstaan om terecht te komen in het Amerikaanse scenario.’

Gevaarlijke leeftijd

Tijd voor een slotakkoord, hier in de vorm van een vraag over de door Lanoye fel bewonderde Louis Paul Boon. In 1947 publiceerde Boon Mijn kleine oorlog, een bundeling notities die hij liet eindigen met het fameuze credo: ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.’ Dertien jaar later verscheen een nieuwe, herwerkte editie van dat boek, dit keer eindigend met een veel minder strijdbare vraag: ‘Wat heeft het alles voor zin?’

Van heftig engagement naar existentiële twijfel, bij Lanoye heeft het zeker niet zo’n vaart gelopen. ‘Al ben ik met het klimmen der jaren zeker minder stellig geworden’, zegt hij. ‘Ik denk dat Zuid-Afrika op dat vlak een goeie leerschool is geweest. Toen ik daar op m’n vierendertigste voor het eerst kwam, dacht ik heel goed te weten hoe het land in elkaar zat. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik er toen niet over geschreven heb, want het leven daar heeft me geleerd hoe ingewikkeld dat land wel is. (denkt na) Zelfs als ik oordeel over het beleid van staatssecretaris Theo Francken, durf ik vandaag enige nuance in te brengen. Ik heb er geen moeite mee om toe te geven dat ik zelf ook niet weet hoe je het probleem van de transmigratie oplost. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik moet zwijgen als Francken de geheime dienst van Sudan uitnodigt om hier, zonder enige vorm van protocol of afspraak, controles uit te voeren.’

Nog even terug naar het begin van dit verhaal, en de aanval van Eric Van Rompuy. ‘Vandaag zou ik nooit meer in die termen over Lanoye spreken’, zegt Van Rompuy. ‘Niet alleen omdat ik me toen niet altijd goed heb uitgedrukt, maar ook omdat Lanoye zelf veranderd is. Hij is gevoeliger geworden, menselijker, en minder nihilistisch. In zijn jongste boeken brengt hij een ode aan het leven, ondanks de dramatiek van het mensenleven dat hij erin beschrijft. In 2011 ben ik in de KVS gaan kijken naar Sprakeloos op de planken, een theatermonoloog over zijn dode moeder. Echt aangrijpend.’

Het is een mooie voorzet voor Paul Goossens, die van de gelegenheid gebruikmaakt om zijn jarige vriend te trakteren op een kleine waarschuwing. ‘Tom heeft een gevaarlijke leeftijd bereikt’, zegt Goossens. ‘Als je zo lang meedraait als hij, dreig je een gevierd Vlaams icoon te worden, en zo in de armen gesloten te worden van het establishment. Op dat vlak heb ik meer geluk. Ik ben natuurlijk ook een icoon, maar wel een verketterd icoon. (lacht) Voor je geestelijke gezondheid is dat een zegen.’

Dit artikel verschijnt 29 augustus in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content