De Reactor

Explosieve stof: Nietzsche en Wagner, de vrouwen en de nationaalsocialisten

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Wie al enigszins vertrouwd is met leven en werk van Friedrich Nietzsche, ontdekt in de biografie ‘Ik ben dynamiet. Het leven van Nietzsche’ van Sue Prideaux weinig nieuws, maar ze legt naar wel de juiste accenten in haar boek, dat bovendien erg onderhoudend geschreven is.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.

Vele biografen trappen in dezelfde, als het ware geprogrammeerde val: ze introduceren de persoon wiens leven ze vertellen of reconstrueren, van meet af aan als een wereldberoemd individu. De Engelse schrijfster Sue Prideaux begaat die fout niet. Zij laat ons kennismaken met de jonge Nietzsche, Fritz, een bijziende, ietwat onhandige, zweterige, stijf-beleefde student klassieke filologie, die uitblinkt in alles wat met Griekse literatuur te maken heeft, aan de piano over een uitzonderlijk improvisatietalent beschikt en ook wel van een partijtje zwemmen houdt.

We zien hem druk doende op een avond begin november 1868: Nietzsche maakt zich klaar voor een diner waarop hij de door hem vurig bewonderde Richard Wagner, die incognito in Leipzig verblijft, zal ontmoeten. Wat zal hij dragen? Zijn chicste pak? Of zal hij een rokkostuum huren? En welke schoenen zal hij aantrekken? Het regent pijpenstelen. Zal hij een koets laten komen of manhaftig met paraplu – die hij wel eens neigt te vergeten – door de regen waden? Met veel humor vertelt Nietzsche zijn lotgevallen van die avond in een brief aan zijn medestudent Erwin Rohde, die later met zijn studie Psyche binnen de kring van classici bekendheid zal verwerven.

Explosieve stof: Nietzsche en Wagner, de vrouwen en de nationaalsocialisten
© GF

Prideaux besteedt uitgebreid aandacht aan de jarenlange vriendschap tussen Nietzsche en Wagner. Nietzsches bewondering wordt gewekt als hij in 1868 een opvoering van Tristan und Isolde bijwoont; Wagner krijgt interesse voor Nietzsche wanneer zijn zus Ottilie hem vertelt dat ze een student op de piano een prachtige vertolking van de ouverture van die opera heeft horen spelen. De twee mannen ontdekken dat ze allebei gepassioneerd zijn door het werk van Arthur Schopenhauer.

De volgende jaren, en zeker vanaf zijn benoeming als hoogleraar aan de universiteit van Basel, zal Nietzsche vele weekends doorbrengen bij de Wagners in Luzern. In zijn laatste geschrift, de bizarre autobiografie Ecce homo (die pas in 1908 gepubliceerd wordt), zal hij de vakanties in villa Tribschen aan het Vierwoudstedenmeer, de kerstvieringen en de paasfeesten, waarop hij samen met Cosima Wagner in de tuin eieren verstopte, beschrijven als de gelukkigste momenten uit zijn leven. Als de Wagners uit Luzern wegtrekken en naar Bayreuth verhuizen, komt een einde aan die gelukzalige periode. Naar verluidt, kon Nietzsche nadien nooit over Tribschen spreken zonder dat zijn stem brak.

Toch zal hij in het jaar voor zijn mentale instorting twee venijnige opstellen over Wagner publiceren. Volgens Prideaux heeft dit weinig te maken met Nietzsches ontgoocheling over de wansmakelijke megalomanie van Bayreuth of met zijn tanend enthousiasme over Wagners opera Parsifal (1882), die de verlossing door het verguisde christendom predikt. De reden voor die plotse vijandschap vindt zij in een medische kwestie: Wagner had de ziekelijke Nietzsche, die aan afschuwelijke hoofdpijnen leed en ’s morgens vaak brakend wakker werd, een arts in Frankfurt aangeraden en die arts zelf geschreven dat Nietzsches kwalen volgens hem veroorzaakt werden door overmatig masturberen. Nietzsche kwam de inhoud van die brief, die eind jaren zeventig geschreven is, te weten na de dood van Wagner in 1883. Zijn antwoord was een in vitriool gedoopte contramine.

Gemene zus

Een ander probleem dat Prideaux uitvoerig behandelt, is Nietzsches zogenaamde misogynie. Die beschuldiging steunt vooral op een passage in Aldus sprak Zarathoestra (1883), waarin een oude vrouw de volgende raad geeft: ‘Ga je naar de vrouwen? Vergeet dan niet de zweep!’ Prideaux herinnert eraan dat Nietzsche zich tijdens het schrijven van zijn Zarathoestra-boek vernederd voelde door de affaire met Lou Salomé. Zij wees zijn huwelijksaanzoek af, omdat ze naar eigen zeggen niet in het huwelijk geloofde, ging er vervolgens met de Duitse schrijver-filosoof Paul Rée (1849 – 1901) vandoor, en trouwde enkele jaren later met de oriëntalist Carl Andreas (1846 – 1930). Later heeft Nietzsche begrepen dat vooral zijn zuster Elisabeth een heel gemene rol gespeeld heeft in het doorkruisen van zijn plannen met Lou. Voor het overige vertelt Prideaux graag en liefdevol over de vrouwen die Nietzsches gezelschap niet verfoeiden: Anna Redtel in Schulpforta, Mathilde Trampedach in Genève, Louise Ott in Bayreuth, Resa von Schirnhofer in Nice.

De echte gifslangen in Nietzsches leven houden zich schuil in het ouderlijk huis in Naumburg: zijn moeder Franziska Oehler en zijn zuster Elisabeth. Zijn moeder is een onverbeterlijke kwezel die het nooit verkropt heeft dat haar zoon niet in de voetsporen van zijn lutherse domineevader getreden is. Zijn zuster kweekt een onstilbare jaloezie ten aanzien van haar broer, zijn carrière aan de universiteit, de mannen en vrouwen met wie hij omgaat. In 1885 trouwt ze met de antisemitische agitator Bernhard Förster, om met hem een jaar later in Paraguay het raszuivere ‘Nueva Germania’ te stichten. Terwijl haar man zich dood drinkt, overleeft zij alle beschuldigingen van frauduleuze kuiperij. Nietzsche komt gaandeweg tot het inzicht dat zijn moeder en zijn zuster alles incarneren wat hij verafschuwt, en slaagt er toch niet in zich van hun laaghartige bemoeienissen te ontdoen.

Elisabeth komt in 1889 terug naar Duitsland als ze verneemt dat haar broer in Turijn op straat is ingestort. Nietzsche valt in handen van de vrouw die hij in een brief uit 1884 omschreef als ‘een wraakzuchtige, antisemitische gans’. Toch heeft hij allicht nooit beseft tot wat voor schandalige zwendel zij in staat was. Na de dood van hun moeder verhuist zij Fritz naar het door haar opgerichte Nietzsche-Archief in Weimar, de stad van Schiller en Goethe, om er zijn oeuvre te prepareren voor een fascistische interpretatie. Prideaux eindigt haar biografie niet in 1900, het jaar van Nietzsches dood, maar in 1935, het jaar van de dood van Elisabeth Nietzsche met de door Hitler bijgewoonde uitvaart.

Übermensch: geen Arische bruut

Het is niet de minste verdienste van haar boek dat Prideaux zich krachtdadig en ondubbelzinnig verzet tegen de recuperatie van Nietzsches oeuvre door het nationaalsocialisme. Nazi-ideologen, zoals Alfred Bäumler (1887 – 1968), wilden niets liever dan een brug slaan tussen Nietzsche en Hitler. Al schamperde de nazifilosoof Ernst Krieck (1882 – 1947) ooit dat Nietzsche een leidinggevende nationaalsocialistische denker had kunnen zijn, afgezien van het feit dat hij geen nationalist was, noch een socialist, en dat hij tegen raciale ideeën gekant was. Prideaux stelt op haar beurt met klem dat Nietzsche zijn hele leven de spot gedreven heeft zowel met het Pruisisch militarisme als met het Teutoons antisemitisme en dat de Übermensch absoluut niets te maken heeft met de SS’er of met welke Arische bruut dan ook.

‘Ik ben dynamiet.’ Prideaux ontleent haar titel aan een beroemde passage uit Ecce homo: ‘Eens zal de herinnering aan iets ontzaglijks met mijn naam verbonden worden, – aan een crisis zoals er nog nooit een op aarde is geweest, aan de diepste gewetensbotsing, aan een beslissing, teweeggebracht tegen alles wat tot dan toe geloofd, geëist, geheiligd was. Ik ben geen mens, ik ben dynamiet.’ Prideaux beluistert deze profetie niet als een apocalyptische dreiging, maar als de overwinningskreet van een man die zich van de morele en metafysische dwangbuis van de traditie wist te bevrijden en zo ons de stoutmoedige uitnodiging bezorgt om nieuwe werelden te ontdekken.

Wie al enigszins vertrouwd is met leven en werk van Friedrich Nietzsche, ontdekt in deze biografie weinig nieuws, tenzij misschien het onthutsende feit dat Elisabeth Nietzsche drie keer is voorgedragen voor de Nobelprijs literatuur. Wie naar een doordachte presentatie van Nietzsches filosofie zoekt, is beter af met de biografie door Rüdiger Safranski (2000). Maar Prideaux legt naar mijn idee wel de juiste accenten in haar biografie, die bovendien erg onderhoudend geschreven is.

Dirk De Schutter

Sue Prideaux, Ik ben dynamiet. Het leven van Nietzsche.

(Vert. Peter Claessens). Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2018, 455p.

ISBN 9 789029 523790

Partner Content