Waarom de wereld al dan niet naar de vaantjes is

© Serge Baeken
Ruben Mersch
Ruben Mersch Filosoof en auteur

Het gaat steeds slechter met onze planeet. Dat is de boodschap van een recente wetenschappelijke publicatie.Klopt niet, zegt taalkundige en cognitief psycholoog Steven Pinker, die te gast is op de Boekenbeurs. Filosoof Ruben Mersch, auteur van Van Mening verschillen, dacht na over het grote gelijk, oogklepdragers en onze manke debatcultuur.

Eind vorig jaar werd een record gebroken. 15.364 wetenschappers ondertekenden een wetenschappelijke publicatie, het hoogste aantal ooit. De boodschap van het artikel, World Scientists’ Warning to Humanity: A Second Notice, was duidelijk: het ziet er niet goed uit met de wereld en veel beter zal het niet worden. Een stelling die geïllustreerd werd aan de hand van een brede waaier aan grafieken: bossen worden massaal gekapt, soorten sterven uit, de CO2-emissies pieken en de populatiebom staat op het punt te ontploffen. We zijn in een rotvaart op weg naar de grenzen van wat onze planeet kan dragen. De klok tikt, de tijd is bijna op.

We gebruiken feiten vaak zoals een zatlap een lantaarnpaal: niet als verlichting, maar enkel als ondersteuning.

Of toch niet. Op het moment dat de publicatie verscheen, bracht cognitief psycholoog Steven Pinker de laatste wijzigingen aan in zijn nieuwe boek, Enlightenment Now: The Case for Reason, Science, Humanism, and Progress, dat begin dit jaar verscheen.Pinker is het allesbehalve eens met die 15.364 wetenschappers. Volgens Pinker en zijn medestanders – Bill Gates noemde Enlightenment Now zijn nieuwe favoriete boek aller tijden – gaat het steeds beter met onze planeet en haar bewoners. Ook Pinker zet massaal grafieken in – ik telde er 75. Die hebben één ding met elkaar gemeen: sinds pakweg 1700 nemen alle goede dingen toe en alle slechte dingen af. Alles wordt beter. Nog nooit waren onze welvaart, veiligheid en levensverwachting zo hoog. Nog nooit waren lucht en water zo zuiver. Zelfs over de tijd die we aan de was en de plas moeten spenderen is er goed nieuws. Waren we daar in 1920 gemiddeld bijna 12 uur per week zoet mee, in 2014 was dat nog maar 90 minuten.

Beide groepen, de doemdenkers en de vooruitgangsoptimisten, kijken naar dezelfde werkelijkheid. Toch slagen ze erin om daaruit diametraal tegenovergestelde conclusies te puren. Het ene kamp ziet kommer en kwel, het andere bomen die tot aan de hemel reiken. Hoe kan dat? Wie heeft gelijk? En is er een manier om die kloof te overbruggen?

Steven Pinker

  • 1954: geboren in Montreal, Canada
  • Bekend als taalkundige, cognitief psycholoog, hoogleraar en auteur van wetenschappelijke boeken voor een breed publiek.
  • 2018: publiceert zijn recentste boek Enlightenment Now. Bill Gates is fan.

De werkelijkheid kneden

De wereld is een nogal grote plek. Je kunt er een enorme hoeveelheid data uit puren. Dat is al één reden waarom beide kampen vinden dat de feiten hun gelijk bewijzen. De optimisten verwijzen naar de dalende kindersterfte, de pessimisten naar de verzuring van de oceanen. Komt een positivo aandraven met een grafiek waaruit blijkt dat het aantal moorden daalt, dan zet een zwartkijker daar het stijgende aantal burn-outs tegenover. En al zijn statistieken niet de overtreffende trap van leugens, zoals vaak beweerd wordt, toch moet je er verdomd voorzichtig mee omspringen. Ze laten zich, mits wat kneedwerk, erg gewillig voor de kar van jouw gelijk spannen. Een grafiek met het aantal oorlogsslachtoffers per jaar ziet er best goed uit als je die in 1942 laat beginnen. Maar als je 1600 als startpunt kiest, krijg je een minder rooskleurig beeld.

Zelfs een en dezelfde dataset kun je op meerdere manieren bekijken. Pinker analyseert de evolutie van de welvaart en concludeert dat iedereen, ook de allerarmsten, erop vooruitgaat. Hiep hiep hoera! Zijn critici bekijken dezelfde data, geven toe dat de armen iets rijker worden, maar merken op dat in absolute termen de rijken veel meer winnen. Help, de ongelijkheid stijgt!

Dit kneedwerk kan nog subtieler. Als je de concentratie van zwaveldioxide in de West-Europese lucht in een grafiekje zet, zie je – en dat zal sommigen verbazen – een netjes dalende lijn. De verklaring volgens de optimisten: naarmate we rijker worden, hechten we meer belang aan een schone leefomgeving. We zijn bereid daar geld in te pompen en hebben ook de technologie om dat doel te verwezenlijken. Het gevolg: steeds schonere lucht. Onder meer bioloog en schrijver George Monbiot ziet dat net iets anders. Volgens hem heeft nieuwe en betere technologie er weinig mee te maken. Er is niet minder vervuiling, we hebben de vervuiling gewoon verplaatst. Steeds meer industrie wordt geoutsourcet naar landen waar de milieuwetgeving lakser is. Geen reden tot optimisme dus. De wereld is even vuil gebleven.

George Monbiot

  • 1963: geboren in Londen, VK.
  • Bekend als een vooraanstaand zoöloog, auteur en activist die erg actief is op het gebied van ecologie en politiek.
  • Schrijft veelal pessimistische boeken over de teloorgang van onze planeet en een wekelijkse column in de Britse krant The Guardian.

Zelfs als Pinkers critici schoorvoetend toegeven dat het met een aantal dingen de goede kant uit gaat, benadrukken ze dat beter niet hetzelfde is als goed. Een tienjarige uit Bangladesh die zeventig uur per week in erbarmelijke omstandigheden onze T-shirts aan elkaar naait, heeft volgens hen weinig boodschap aan de wetenschap dat het vroeger nog veel erger was. En een Afrikaanse moeder die door een falende gezondheidszorg haar kind heeft verloren, zal zich niet beter voelen als ze te horen krijgt dat de gemiddelde levensverwachting in Afrika de afgelopen decennia spectaculair gestegen is. De optimisten kijken naar de weg die we al afgelegd hebben, de pessimisten naar de lange tocht die voor ons ligt.

Een Afrikaanse moeder die een kind heeft verloren voelt zich niet beter als ze verneemt dat de gemiddelde levensverwachting in Afrika gestegen is.

De zatlap en de lantaarnpaal

Alvorens we een standpunt innemen verzamelen we eerst alle relevante feiten, waarna we na lang wikken en wegen zorgvuldig een oordeel vellen. Dat is een mythe over het menselijke denken die de afgelopen decennia door stapels wetenschappelijk onderzoek onderuitgehaald is. Vaak doen we het namelijk omgekeerd. Eerst nemen we een standpunt in en pas daarna gaan we op zoek naar de gegevens die bij dat standpunt passen. We gebruiken feiten vaak zoals een zatlap een lantaarnpaal: niet als verlichting, maar enkel als ondersteuning. Dat mechanisme zien we ook aan het werk in het debat tussen optimisten en doemdenkers. Aan de basis van de kloof tussen die groepen liggen twee verschillende wereldbeelden, twee uiteenlopende verhalen over de mens en zijn plaats op deze planeet.

Even karikaturaal: voor Pinker en zijn medeoptimisten is de mens en alles wat hij voortbrengt inherent goed. Vroeger was een mensenleven smerig, bruut en kort. Door het menselijke vernuft en vooral door de verlichtingswaarden, door rede, wetenschap en vrije markt zijn we erin geslaagd om die ellende te overstijgen en leven we, bijna toch, in de beste der mogelijke werelden. Volgens Pinker hebben we vooral meer nodig: meer rede en meer economische groei. George Monbiot en andere doemdenkers zien dat anders. Hun mensbeeld is iets minder rooskleurig. Vroeger was er volgens hen harmonie. Alles was peis en vree, tot de mens met zijn ongebreidelde kapitalisme en industrialisatie de hele boel naar de knoppen hielp. Volgens Monbiot hebben we vooral minder nodig: minder hebzucht, minder consumptie en minder economische groei. Deze wereldbeelden sturen het denken. Ze bepalen in welke vorm we de werkelijkheid kneden. Ze beïnvloeden welke feiten we relevant vinden en welke minder en hoe we die feiten interpreteren.

Menselijk vernuft of kalkoenillusie?

De vraag of er voornamelijk goed dan wel slecht nieuws te vertellen valt over onze planeet is belangrijk. Maar nog belangrijker is de vraag wat de toekomst voor de mensheid in petto heeft. Jammer genoeg is die vraag beantwoorden niet eenvoudig. Begin jaren tachtig selecteerde psycholoog Philip Tetlock 284 experts: economen, politicologen, geschiedkundigen. Hij bestookte hen met vragen. Zouden de grondstoffen op deze planeet over enkele decennia uitgeput zijn? Zou er een einde komen aan het apartheidsregime in Zuid-Afrika? Zou de olieprijs stijgen dan wel dalen? Twintig jaar en maar liefst 82.361 voorspellingen later begon hij aan zijn analyse. Zijn conclusie was duidelijk: experts kunnen het niet. Als je wilt weten wat de toekomst ons zal brengen, kun je evengoed een horoscoop raadplegen.

‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat’, aldus chemicus Niels Bohr. Maar scoorden in Tetlocks experiment sommige experts minder slecht dan andere? Hun opleidingsniveau bleek geen invloed te hebben op de kwaliteit van hun voorspellingen, net zomin als de discipline waarin ze opgeleid waren. Toch was er een factor die wel een grote invloed had: hun manier van denken. Enerzijds had je experts die het allemaal al wisten. Ze hadden één groot idee en interpreteerden de werkelijkheid in het licht daarvan. Die experts scoorden vreselijk. Een chimpansee die geblinddoekt een pijltje naar een dartbord gooit, doet het beter. Maar er waren ook experts die wisten dat ze niet alles wisten, die openstonden voor andere perspectieven en hun overtuiging bijstelden als er nieuwe informatie beschikbaar was. Die scoorden een stuk beter. Niet dat ze het altijd bij het rechte eind hadden, maar ze slaagden er wel in om het beter te doen dan die chimpansee.

Zowel Steven Pinker als George Monbiot lijkt in de eerste categorie te vallen. Beiden interpreteren de wereld vanuit één groot idee. De superioriteit van de verlichtingswaarden, van de menselijke ratio en de vrije markt volgens Pinker. De nefaste impact van de menselijke hebzucht en het neoliberalisme volgens Monbiot. Dat ene idee bepaalt hun toekomstbeeld. In het verleden en het heden kunnen we de werkelijkheid wel een beetje kneden tot die beter bij ons wereldbeeld past, maar die kneedbaarheid is beperkt. Zelfs een fatalistische doemdenker zal moeten toegeven dat de gemiddelde levensverwachting de afgelopen decennia wereldwijd gestegen is en ook een vooruitgangsoptimist als Steven Pinker kan moeilijk ontkennen dat onze CO2-emissies in een stijgende lijn zitten. De toekomst geeft je, net omdat ze er nog niet is, veel meer speelruimte om naar hartenlust je eigen wereldbeeld te projecteren. Want al moet ook Steven Pinker toegeven dat we momenteel meer CO2 uitstoten dan goed voor ons is, dat betekent volgens hem niet dat we moeten wanhopen. Volgens hem is de kans groot dat de mens, met zijn enorme vernuft en creativiteit, daar wel een oplossing voor vindt. Kerncentrales van de vierde generatie bijvoorbeeld, of CO2-captatie.

De pessimisten gaan er dan weer van uit dat alle negatieve trends zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen voortzetten. Iedereen die gelooft dat we tijdig een oplossing zullen vinden leidt volgens hen aan wat statisticus en risico-analist Nassim Taleb ‘de kalkoenillusie’ heeft gedoopt. Aangezien hij tot nu toe elke dag overleefd heeft, gaat een kalkoen ervan uit dat hij ook de volgende dag nog in leven zal zijn. TotThanksgiving Day aanbreekt, natuurlijk. Op dezelfde manier gaan optimisten ervan uit dat we, aangezien we tot nu toe altijd een uitweg uit de crisis gevonden hebben, er dit keer ook wel iets op zullen vinden. Roekeloos rozebrildenken volgens de doemdenkers. Volgens Monbiot kan wat lijkt op een aanhoudende verbetering van het menselijke welzijn wel eens uitdraaien op een tijdelijk intermezzo tussen de ene vorm van ontbering en de volgende. Resultaten uit het verleden zijn nu eenmaal geen garantie voor de toekomst.

Als je oogkleppen draagt, is de beste manier om meer inzicht te krijgen een gesprek met een andere oogklepdrager die het probleem vanuit een andere hoek bekijkt.

Karikaturen

Steven Pinker en George Monbiot zijn intelligente denkers met een enorme kennis en een groot respect voor de wetenschap. Toch lijkt het vaak alsof ze die intelligentie en kennis niet zozeer gebruiken om meer inzicht te verwerven in de complexe werkelijkheid, maar vooral om hun eigen grote idee te verdedigen. Hun denken is vaak monomaan, voor twijfel is er weinig ruimte. En als je precies weet hoe de vork in de steel zit, volgt daaruit dat diegenen die het niet met je eens zijn dom, ongeïnformeerd of zelfs slecht zijn. Zij weigeren het licht te zien dat volgens jou zo overduidelijk schijnt.

George Monbiot noemt Pinkers boek onomwonden slechte wetenschap. Pinker baseert zich volgens hem op anekdotes en onbetrouwbare bronnen om zijn punt te maken en beledigt zodoende de verlichtingsidealen die hij beweert te verdedigen. Het lichtzinnige optimisme van Pinker en zijn medestanders is volgens hem nefast. Door hun vertrouwen dat de markt en de rede al onze problemen zullen oplossen worden we in slaap gesust, en dat net op een moment dat we dringend in actie moeten schieten. Steven Pinker op zijn beurt omschrijft de mainstream milieubeweging, en dus ook George Monbiot, als ‘een stelletje misantropen die onverschillig zijn voor het leed dat veroorzaakt wordt door honger en ziektes, die nazi-achtige fantasieën hebben over een ontvolkte planeet en menselijke wezens vergelijken met ongedierte en kanker’. Door hun dogmatisme en hun verzet tegen de vooruitgang beletten deze dogmatici volgens hem dat de mensheid oplossingen vindt voor de problemen die zich voordoen.

Het vliegtuig en de parachute

Iedereen draagt oogkleppen. Onderzoek na onderzoek duidt aan dat we allemaal de werkelijkheid kneden totdat die ons beter uitkomt. Toch is het mogelijk om je blikveld te verruimen. Nicolas Boileau wist het in de zeventiende eeuw al: ‘du choc des idées jaillit la lumière’, uit de botsing van ideeën ontstaat het licht. Als je oogkleppen draagt, is de beste manier om meer inzicht te krijgen een gesprek met een andere oogklepdrager die het probleem vanuit een andere hoek bekijkt. Je hebt je tegenstander nodig. Hij ziet die feiten die jij negeerde. Hij wijst je op de hiaten in je redenering die jij met de mantel der liefde bedekte. Maar dan mag je je tegenstander niet herleiden tot een karikatuur en moet je beseffen dat ook zijn bijdrage aan het debat nuttig is. Je moet een tegenargument niet zien als een aanval die gepareerd moet worden, maar als een manier om je eigen inzicht te vergroten. Daar schiet zowel Pinker als Monbiot tekort.

‘Zowel optimisten als pessimisten dragen bij aan de samenleving. Optimisten vinden het vliegtuig uit, pessimisten de parachute.’ Gevleugelde woorden van de Ierse vrijdenker George Bernard Shaw. Ik ben het met hem eens. Ik weet niet welk lot ons als mensheid wacht, maar ik weet wel dat de kans dat we een oplossing vinden vergroot als we ons intellect en onze kennis niet inzetten om onze tegenstanders te verketteren, maar wel om samen op zoek te gaan naar de best mogelijke oplossing. Daarvoor hebben we zowel optimisten als zwartkijkers nodig.

Natuurlijk mogen we niet negeren hoeveel we al bereikt hebben. En Pinker heeft een punt als hij beweert dat we een groot gedeelte van die vooruitgang op het conto van de wetenschap en de vrije markt mogen schrijven. Vooruitgangsoptimisme is nodig. Het lijkt me geen bijster goed idee om niet aan de bouw van een vliegtuig te beginnen omdat je er al op voorhand van uitgaat dat dat ding toch nooit zal opstijgen. Maar dat optimisme mag ons niet blind maken voor de mogelijke risico’s. De klimaatopwarming, de verzuring van de oceanen, de steeds grotere concentratie van de rijkdom, het zijn allemaal problemen waarvoor een oplossing niet meteen voor de hand ligt. Je bent geen reactionaire luddiet als je, net zoals George Monbiot, eraan twijfelt of meer markt en meer rede voldoende zullen zijn om die uitdagingen te overwinnen. Als je niet zeker weet of jouw toestel luchtwaardig is, kun je beter een parachute meenemen.

Ann De Bie interviewt Steven Pinker zondag 11 november om 10.30 uur in de Boek-O-Drôme.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content