Wat was het drama van Faan?

De nu geheel verdwenen woonplaats van Rudolph de Mepsche.

Dimitri van Kesteren vraagt de redactie:

Dit drama speelde zich af op 24 september 1731 in het Groningse gehucht Faan in de huidige gemeente Grootegast. Vroeg in de ochtend verzamelde zich daar in het plaatselijke kerkje een grote menigte om getuige te zijn van de uitspraak in het proces aangespannen door Rudolph de Mepsche, hoogste rechter in het gewest Oostlangewoldsteradeel, tegen 35 jongens en mannen, die door hem waren opgepakt en verhoord op beschuldiging van sodomie. De zitting werd geopend door een goede bekende van De Mepsche, Henricus van Byler, de dominee van Faan, Niewkerk en Oldekerk en tevens de auteur van het pamflet Helsche boosheit of grouwelyke zonde van sodomie dat hij enkele maanden eerder had geschreven. Daarna klonk 22 keer het ‘aan een paal te worden geset, door de scherprechter doodgeworgd en voorts desselfs lichaam tot asse verbrand’. Twee verdachten werden veroordeeld tot levenslange opsluiting in een tuchthuis omdat zij nog maar dertien jaar oud waren. De overigen kregen vrijspraak.

Ook de stad Kampen ontkwam niet aan de homovervolging van 1730-1733.
Ook de stad Kampen ontkwam niet aan de homovervolging van 1730-1733.

Direct daarna werden de veroordeelden, onder wie ook Sicke Arents, die het hardhandige verhoor door De Mepsche in diens borg Bijma in Faan niet had overleefd, op zeven karren naar het Kaakheem op de Westergast te Zuidhorn gebracht, waar zij werden opgewacht door een cordon van zo’n tweehonderd soldaten die de orde moesten handhaven en de Groningse stadsbeul Antony Snijder. Nadat deze zijn werk had gedaan werden de lijken verbrand en hun as aan de wind prijsgegeven.

Het monsterproces van Faan stond echter niet op zichzelf. Tussen 1730 en 1733 zijn in de Republiek zo’n 366 jongens en mannen wegens homoseksuele handelingen ter dood veroordeeld. Deze klopjacht begon in Utrecht, nadat de bewaker van de Domtoren door een gat in de vloer van zijn kamer twee mannen in het vertrek daaronder had betrapt op onzedelijke handelingen. Het Utrechtse gerecht besloot daar werk van te maken. Verschillende mannen werden opgepakt, die al of niet onder martelingen vele nieuwe namen noemden, waardoor duidelijk werd dat er een uitgebreid netwerk bestond van sodomieten met een eigen codetaal en geheime locaties. De overheden reageerden geschokt en veroordeelden sodomie tot een halsmisdrijf met als een gevolg een ongekende klopjacht op deze plegers van wat wel de ‘stomme zonde’ werd genoemd, een tegennatuurlijke daad die zo pervers was dat daar geen woord voor kon worden bedacht. Over het waarom van deze plotselinge heksenjacht op homo’s in de toch zo voor die tijd tolerante Republiek is eindeloos gespeculeerd. Lees de studies van Gert Hekma, Theo van der Meer en Dirk Jaap Noordam.

Gedenksteen op het Utrechtse Domplein ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de homojacht.
Gedenksteen op het Utrechtse Domplein ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de homojacht.

Heeft u ook vragen?

Mail deze naar redactie@g-geschiedenis.eu

Partner Content