Factcheck: 1,5% van alle spoedopnamen is het gevolg van een trampolineongeval

© iStock

Recent doken zowat alle media op de sensationele cijfers dat 1,5 op de 100 van alle opnamen op een dienst spoedgevallen het gevolg zou zijn van een ongeval met een trampoline. Zwaar overdreven lijkt het minste wat je daarvan kunt zeggen.

Even gewichtloos in de lucht zweven. Een heerlijk gevoel dat trampolinespringen zo prettig maakt. De joelende kinderen zijn het beste bewijs. Maar de grens tussen geweldig plezier en een pijnlijk letsel of erger is flinterdun.

In 2013 schreven we al dat teveel kleine trampolinespringertjes in het ziekenhuis terecht komen en dat we in principe veel van die ongevallen kunnen voorkomen. De bron was een onderzoek uit 2012 in het Tijdschrift voor Geneeskunde van Barbara Bosch van de dienst Kindergeneeskunde van de Universitaire Ziekenhuizen Leuven.

Er komen effectief nog altijd veel trampolinespringertjes in het ziekenhuis terecht en laten we wel wezen, elk ongeval met een trampoline dat vermeden kon worden, is er een teveel. Die preventie kan veel beter. Maar de alarmerende cijfers die de ronde deden, zijn van de pot gerukt.

De alarmerende cijfers die de ronde deden, zijn van de pot gerukt.

Dat trampolineongevallen goed zijn 1,5% van alle spoedopnamen is compleet onwaarschijnlijk. Laten we even wat cijfers bekijken. In België liepen in 2012 al meer dan 3.200.000 mensen een spoeddienst binnen. In dat jaar zouden zich dus een 48.000 mensen na een trampolineongeval in ziekenhuizen aangemeld hebben, ongeveer de helft van het aantal trampolineslachtoffers in de Verenigde Staten (een 100.000 per jaar), terwijl de bevolking van dat land met een 325 miljoen burgers (én goede statistieken) ongeveer 11 maal groter is dan de onze.

Opletten met cijfers

Die 1,5% komt waarschijnlijk uit het onderzoek van Bosch en wanneer we wat verder zoeken, blijkt dat we die best ook met een korrel zout nemen. Bosch vermeldt 2 studies, een uit 2007 en de tweede uit 2009. In beide gevallen slaan de cijfers echter over de opnamen in een kinderziekenhuis, niet over alle opnames over alle leeftijden heen van spoeddiensten van algemene ziekenhuizen. Dan spreek je toch over heel verschillende zaken. Het lijkt een onzorgvuldige formulering in het onderzoek, maar je hebt ten minste het voordeel dat de oorspronkelijke bronnen vermeld worden en je de zaken even kunt checken.

Onze media bleken nog wel enkele andere cijfers fout te hebben, misschien het gevolg van een slechte lezing van het onderzoek uit 2012 en van een nieuw onderzoek dat dit jaar in het Tijdschrift voor Geneeskunde verscheen. Was het gemakzucht van de media? Een kwestie van blind overnemen van gegevens van andere bronnen zonder zelf even dieper te zoeken? Komkommertijd zeker?

Het aantal opnames voor trampolines was in werkelijkheid 10 maal kleiner dan in de media beweerd werd.

De cijfers uit het recentste onderzoek slaan in ieder geval op de opname van (slechts) een 50-tal kinderen van 6 tot 12 jaar in 2015 op de dienst spoedgevallen van UZ Leuven. Het totale aantal raadplegingen op spoedgevallen van UZ Leuven, alle leeftijden bij elkaar, bleef dat jaar net onder de 55.000. Die 50 kinderen vormen dus minder dan 1 duizendste van die groep of 0,1%. Tienmaal minder dus dan in de media beweerd werd.

Het ging hier alleen om kinderen van 6 tot 12 jaar. Zij vormen de grootste groep van slachtoffers van trampolineongevallen. Waarschijnlijk schommelt hun aandeel ergens in de buurt van 66 tot 75%. Zelfs als je die andere gekwetsten mee optelt, raakt je dus nog helemaal niet in de buurt van 1 op 100.

Nog even dit, in het tweede onderzoek van UZ Leuven, werd slechts één zin aan de trampolineongevallen gewijd en zelfs het éne cijfer in dat éne zinnetje werd fout geciteerd. Tja.

Al even opmerkelijk, het aantal kinderen dat opgenomen werd met een voetbalkwetsuur lag in dat onderzoek meer dan dubbel zo hoog als dat voor trampolines. Meer komen we niet te weten. Is voetbal dan gevaarlijker dan springen op trampolines? Daar wijdt het onderzoek niet over uit.

We kunnen hier echter alleen maar uit besluiten dat voetballertjes volgens de Belgische pers gerust een enkel mogen verzwikken, een scheenbeenbreuk geschopt worden, tegen een doelpaal lopen en een hersenschudding oplopen of wat dan ook. Maar een buil oplopen op een trampoline? Ho maar!

De preventie moet beter

Toegegeven, we gaan hier zelf ook even uit de bocht en ongevallen met trampolines verdienen de nodige aandacht. Er zijn gevallen bekend van mensen die verlamd raakten of overleden, meestal omdat naast de trampoline op de grond vielen. Gelukkig was dat vroeger al eerder zeldzaam en lijkt dat aantal nog afgenomen sinds trampolines voorzien zijn van valnetten. Maar het kan nog steeds, bijvoorbeeld omdat het veiligheidsnet stuk of versleten is. Of omdat de opening in dat net waarlangs je op de trampoline stapt, niet behoorlijk gesloten is.

Eén ding is hoe dan ook duidelijk, de preventie kan en moet veel beter. Meer hierover in “Zatte nonkels moeten van de trampoline blijven”.

Toch even de loftrompet

We moeten trampolines ook niet te negatief bekijken. Er zitten best goed kanten aan. De kinderen bewegen tenminste, en zelfs behoorlijk intensief. Elk uur op de trampoline is er één dat ze niet voor een scherm hangen. Trampolinespringen is trouwens ook best een goede beweging voor volwassenen. De extra beweging, zonder gekke toeren, is immers een uitstekende en prettige training voor heel het lichaam. Bijvoorbeeld ook voor de suikerspiegel, iets waar veel volwassenen last van hebben. Helaas doen ze het niet veel, waarschijnlijk omdat ze het beneden hun waardigheid vinden, want het staat zo ongeremd vrolijk, te speels en niet ernstig genoeg. Spijtig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content