Artroze

CONSTANT PERMEKE 'De echtgenoten' (1932) is voor het eerst weer te zien na een lange restauratie. © La Boverie, Luik

Jan Braet kijkt naar kunst en het leven, in bloei en verval, zoals de rozen. Deze week de expo Meesterwerken in museum La Boverie in Luik.

Een opgekalefaterd klassiek tempeltje in een statig park langs de Maas, meer hebben mooie schilderijen niet nodig om zich in volmaakte rust te laten bewonderen. De keerzijde van de medaille is dat de kneusjes er lichtjes misplaatst ogen. En het zijn heus niet allemaal hoogvliegers die het museum La Boverie sinds de Wereldtentoonstelling van 1905 op de kop wist te tikken of in de schoot geworpen kreeg. Zelfs op de expo van meer dan 250 als Meesterwerken geafficheerde stukken beletten de mindere momenten – vaak te wijten aan slechts regionaal gewaardeerde kunstenaars of stijlen – een volgehouden demonstratie van het hoogste niveau.

Luik is Parijs niet, maar La Boverie deed zijn best om een beetje op het Louvre te lijken.

Nu, Luik is Parijs niet, al deed het museum La Boverie altijd wel zijn best om een beetje op het Louvre te lijken, zonder dat het zelf veel oude kunst van topklasse bezit. Bij de uitzonderingen behoort een met superieure beheersing uitgevoerd portret van Napoleon als Eerste Consul (1803) door neoclassicist Jean Dominique Ingres. Dat monumentale werk hangt voor de gelegenheid naast de imposante Oude Tuinman (1886) van de Vlaamse luminist Emile Claus, een doek dat de kracht van gezonde arbeid fêteert, ruim opwegend tegen de uitstraling van de machtsfiguur.

Deze confronterende opening van de expo is niet het signaal voor een consequent thematische benadering. Het pad verloopt gauw genoeg weer chronologisch, te beginnen met de gevierde renaissanceschilder van het prinsbisdom Luik en zijn vier panelen met delicaat gepenseelde Vrome vrouwen: Lambert Lombard, wiens papieren beeltenis samen met de biljetten van 100 frank is verdwenen.

De bloem van de collectie begint vanaf het avondrood der academische kunst en de opkomst van het impressionisme, en bloeit helemaal open bij de vroegmoderne stijlen, van expressionisme en kubisme tot suprematisme. Het grootste aantal meesterwerken verwierf het museum in 1939 op een beruchte veiling van ‘ontaarde’ kunst, door de nazi’s uit Duitse musea weggerukt en in Lüzern te koop aangeboden. De biedende Europese musea spraken onder elkaar af om geen exorbitante bedragen te betalen, en zo deden in één klap Marc Chagall, James Ensor, Paul Gauguin, Oskar Kokoschka, Franz Marc en Pablo Picasso hun intrede in het museum van Luik. Het was wachten op de kunstminnende zakenman en mecenas Fernand Graindorge, wiens schenking in 1981 ook helden als Henri Matisse, René Magritte en Hans Arp binnenbracht.

De meest recente aanwinsten zijn te danken aan een anonieme verzamelaar die werk van Picasso (twee koppen), van Robert Delaunay ( Formes circulaires) en vooral van Kazimir Malevitsj voor tien jaar in bewaring gaf aan het museum. De Naaimachine (1913) van Malevitsj is een kostelijk curiosum, makkelijk te verwarren met een klassieke Picasso uit diens analytisch-kubistische periode. In het tweede werk van Malevitsj zien we de pure suprematist aan de slag, zij het dat we in diens rode vierkant een staaltje Picturaal realisme van een boerin in twee dimensies behoren te zien.

Wat de Belgische kunst betreft, breidde de collectie van La Boverie zich niet verwonderlijk vooral in de breedte uit, maar er zitten gegarandeerd absolute Meesterwerken bij van Rik Wouters, Paul Delvaux, James Ensor of Marthe Wéry. En de in striemende omtrekken en invretende aardekleuren weergegeven Echtgenoten van Constant Permeke, voor het eerst weer te zien na een lange restauratie, stralen zo’n kosmische kracht uit dat het blijft verbazen dat deze Vlaamse expressionist internationaal brutaal ondergewaardeerd blijft.

Tot 18 augustus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content