Hoofdredacteur Ruud Hendrickx over de Dikke Van Dale 2.0: ‘Ik weet niet of er nog een papieren editie komt’

Ruud Hendrickx © Debby Termonia
Marnix Verplancke

Het Van Dale-woordenboek gaat de weg van alle papier: het verdwijnt. Of beter gezegd, het vervelt steeds meer tot een nog veel dikkere Dikke: elektronisch, dynamisch en interactief. Al tempert hoofdredacteur Ruud Hendrickx te hoge verwachtingen: ‘Niet ieder woord kan in een woordenboek staan.’

‘Vandaag is ons hoofdproduct de website en niet langer het papier’, zegt Ruud Hendrickx, de taaladviseur van de VRT en hoofdredacteur van wat officieel het Van Dale woordenboek van de Nederlandse taal heet. ‘Ik weet dus niet of er nog een papieren editie komt.’

Veel moeite lijkt Hendrickx daar niet meet te hebben. ‘De site trekt een miljoen unieke bezoekers per maand, en digitaal heeft zoveel voordelen. In feite is een gedrukt woordenboek al verouderd wanneer het van de persen rolt, terwijl we de digitale versie maandelijks updaten. De online Van Dale biedt ook meer mogelijkheden. Meer woorden natuurlijk, maar het grootste verschil zit in het aantal opnoemers, woorden die wel vermeld maar niet gedefinieerd worden. Dat zijn vooral samenstellingen. In de papieren versie staan misschien vijf voorbeelden van soep, maar in de digitale kun je daar een paar honderd soepen van maken. Mensen verwachten immers van een digitaal woordenboek dat echt élk woord erin terug te vinden is.

Ruud Hendrickx

  • 1964: geboren in Tienen. Studeert Germaanse filologie en Nederlandse en algemene taalkunde aan de KUL.
  • 1990: gaat voor de nationale omroep werken. In 1998 wordt hij er taaladviseur.
  • 2009: wordt benoemd tot Vlaams hoofdredacteur van het Van Dale woordenboek van de Nederlandse taal.

‘Wat ook anders is in de digitale versie, is het tijdsbestek. Op papier beperken we ons tot woorden die maximaal 125 jaar oud zijn. Daar wordt dus in geschrapt, wat in de digitale versie helemaal niet nodig is. En dan is er natuurlijk nog onze wikifunctie. Iedere gebruiker die een abonnement heeft kan foto’s en illustraties uploaden. Je kunt het woordenboek ook zelf aanvullen. Je suggestie komt dan in een speciaal vakje terecht en als we het goedkeuren zelfs in het woordenboek.’

Hendrickx werd hoofdredacteur in 2009. De uitgever besefte dat de tijd voorbij was dat alle zegen van boven kwam – uit Nederland – en dat ook in Vlaanderen Nederlands werd gesproken. Dus werd overgegaan tot de aanstelling van twee hoofdredacteuren: Ton den Boon voor Nederland en Ruud Hendrickx voor Vlaanderen. Sindsdien is het Nederlands een taal die gevoed wordt vanuit meerdere groeipolen: Nederland, Vlaanderen, Suriname en het Caribische gebied. En zo worden woorden in het woordenboek ook gelabeld. Gedaan dus met het denigrerende ‘Zuid-Nederlands’. Zo’n tien procent van de woorden heeft nu het label Belgisch Nederlands, Nederlands Nederlands, Surinaams Nederlands of Caribisch Nederlands. De andere woorden zijn algemeen Nederlands. ‘Maar een taal is natuurlijk niet statisch’, zegt Hendrickx. ‘Die labels kunnen soms na een periode weg omdat we door uitwisseling elkaars woorden overnemen. Denk bijvoorbeeld aan ‘plat water’. Typisch Belgisch, zou je denken, maar het is aan het oprukken in Nederland.’

Net zoals de hoofdredacteur van een krant of tijdschrift bepaalt wat erin komt, doen ook Den Boon en Hendrickx dat. Zij stippelen het opnamebeleid uit. Naast hen is een bureauredactie actief die voor een aantal Van Dale-producten informatie bijhoudt en aanduidt waar het woordenboek bijgewerkt moet worden. ‘Daarnaast werken we ook met freelancers die kennis hebben van het deel van de woordenschat waar wij niets van afweten, zoals juridische of financiële terminologie. Zij kijken dan of de terminologie nog up-to-date is, wat natuurlijk een gigantische taak is. Nieuwe termen vinden we wel zelf, maar verouderde termen als verouderd labelen kunnen alleen experts.’

Leer jonge mensen een boek vastpakken en erin verdwijnen. En dat hoeft Het verdriet van België niet te zijn.

Hoe doe je dat, een nieuwe term vinden? Zitten jullie hele dagen kranten te lezen?

Ruud Hendrickx: De computer doet dat voor ons. Wij hebben afspraken met GoPress, de website waar alle kranten en tijdschriften op staan. Alle publicaties worden gescreend, waarna de computer ons lijsten bezorgt van de woorden die we niet hebben. Ieder kwartaal krijg ik gigantische tabellen met die woorden en de frequentie waarmee ze voorkomen. Dat is heel efficiënt om de geschreven taal tot in het kleinste detail te screenen. Intussen is dat ook uitgebreid met Twitterfeeds, omdat daar een ander register gebruikt wordt, maar we blijven wel met het probleem zitten dat gesproken taal moeilijk te pakken te krijgen is.

Dat is een kwestie van onze oren openhouden, en onze ogen, want op sociale media wordt vaak spreektaal gehanteerd. We kunnen dus heel veel woorden screenen, maar het probleem is verbindingen tussen woorden. Hoe ontdek je nieuwe uitdrukkingen of betekenisverschuivingen of -uitbreidingen? Dat blijft mensenwerk. ‘Delen’ is vandaag meer dan iets in stukken snijden en ieder een stuk geven, het betekent ook een bericht op Facebook verspreiden. Dat snapt een computer niet. We kunnen hem wel vragen welke woorden vaak in de buurt staan van andere, waardoor we een uitdrukking als ‘ronkende gitaren’ kunnen opsporen. Een ander woord dat we onlangs pas toegevoegd hebben is ‘mirakeloplossing’. Gek genoeg hadden we dat nog niet.

Wat neemt u op en wat niet?

Hendrickx: Omdat de gebruiksfrequentie erbij staat, weten wij meteen of een woord zijn plaats heeft gevonden in onze taal. Woorden die per kwartaal vijf keer of meer gebruikt zijn, verdienen aandacht. Dat zijn er zo’n drie- à vierduizend. Dan kijk je naar het vorige kwartaal. Bestond dat woord toen ook al? Als dat niet zo is en het volgende kwartaal blijkt dat ook niet het geval, dan hebben we te maken met een woord dat heel snel gekomen en weer gegaan is. Al doende krijg je daar feeling voor. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over een object dat zal blijven, zoals de smartwatch, dan aarzelen we niet. Die term blijft. Toch zeker een vijftal jaar, want het kan snel gaan. Wie herinnert zich nog de WAP-telefoon? Dat was de eerste telefoon waarmee je iets kon opzoeken op het internet. Niemand weet dat nog.

Wat doen jullie met woorden uit de jongerencultuur?

Hendrickx: Daar zijn we wat zuiniger mee. Die woorden zijn heel regionaal en veranderen om de haverklap, maar dat betekent niet dat je ze mag verwaarlozen, want soms nemen ouder wordende jongeren hun taal mee en wordt die algemeen. Hetzelfde geldt voor mensen met een Arabische of Turkse achtergrond. Lezers van Drarrie in de nacht, die roman van Fikry El Azzouzi, moeten kunnen opzoeken wat een drarrie is. Zo’n woord vindt ook makkelijk doorgang naar de jongerentaal. Kijk naar Ketnet. Wat verkiezen ze daar de laatste jaren als woord van het jaar? Anderstalige kreten, zoals ‘ewa’. Dat komt uit de film Patser en betekent zoiets als: hoe is het? Het staat nu in het woordenboek, net als awkward, bff, chill, cutie, dab, kapotgoed, ranten, yolo en zuigen in de betekenis van waardeloos zijn.

Vroeger zei men: ‘Als het niet in Van Dale staat, bestaat het niet.’ Dat klopte dus helemaal niet?

Hendrickx: Natuurlijk niet, omdat je in het Nederlands zo goed als onbeperkt samenstellingen kunt vormen. Je plakt twee woorden samen en je hebt een nieuw. Het idee dat ieder woord in een woordenboek zou kunnen staan is dus verkeerd. Je moet altijd keuzes maken. Bovendien is het een algemeen woordenboek en geen vaktaalwoordenboek. Mijn Nederlandse collega Ton van Boon heeft dat ooit mooi uitgedrukt. ‘In de Van Dale moet je de woorden kunnen opzoeken die een gewone sterveling tussen zijn geboorte en zijn dood tegenkomt.’ Die komt niet in contact met bijvoorbeeld nucleaire energie of met het kleinste onderdeel van een kerncentrale, dus dat hoeft er niet in. Wat je wél kunt zeggen is: als het in Van Dale staat, bestaat het.

Als uitsmijter: moeten we ons zorgen maken over de taalachteruitgang bij jongeren?

Hendrickx: Ja. Jongeren lezen veel minder. Men denkt dan dat dit slecht is voor hun taalontwikkeling, maar dat is niet zo. Je taal is vrij snel gevormd. Kinderen van zes of zeven jaar spreken Nederlands. Daarna vergroot je je woordenschat, vooral door te lezen. Wie niet leest, pikt dus geen nieuwe woorden op en kan zijn gedachten niet goed formuleren. Dus: leer jonge mensen weer lezen, en kom dan niet met Het verdriet van België voor de dag. Verketter de strip niet, of de literaire thriller. Leer ze een boek vastpakken en erin verdwijnen.

Partner Content