Miranda Ntirandekura Aerts: ‘In mijn ideale wereld zou adoptie niet meer bestaan’

Miranda Ntirandekura Aerts: 'De nazorg schiet op alle vlakken tekort.' © Hatim Kaghat

Vijf jaar was ze toen ze door een Vlaamse vzw uit Rwanda werd weggehaald. Zo’n 500 andere kinderen deelden haar lot. Miranda Ntirandekura Aerts, vandaag klinisch psychologe, haalt fel uit naar internationale adoptie én naar de Belgische koloniale blik.

In de sobere praktijkruimte van klinisch psychologe Miranda Ntirandekura Aerts hangt sinds vorige week een kleurrijke mozaïek. Het kunstwerk, een replica waarvan u het origineel kunt bewonderen in het vernieuwde AfricaMuseum, is bij nadere beschouwing een bonte verzameling zeer persoonlijke foto’s, allemaal afkomstig uit albums van Rwandese kinderen die door Belgische gezinnen werden geadopteerd.

Een van die kinderen is de psychologe zelf. Net als – zeer ruw geschat – 500 andere Rwandese kinderen werd ze ooit uit haar geboorteland weggehaald door de Kempense vzw Zonder Grenzen. Adoptie, heet dat, al is de manier waarop de vzw tijdens de jaren tachtig en negentig te werk ging ook weleens een vorm van mensenhandel genoemd. Zonder veel zorgen over wettelijke richtlijnen trokken bemiddelaars van de vzw door Rwanda om er ouders te overtuigen hun kinderen af te staan aan Belgische families. Hun werd verteld dat hun kinderen dankzij die Belgische families ‘iemand’ zouden worden. De Belgische families betaalden, de kinderen kwamen. Nazorg was er nauwelijks. Dat het met de kinderen niet altijd even goed is afgelopen, laat zich raden.

Een kind van vijf dat plots op een vliegtuig naar Zaventem wordt gezet, wordt niet instant gelukkig.

Over het verhaal van deze Rwandese diaspora is nog altijd weinig bekend. Dat het nieuwe AfricaMuseum er de nodige aandacht aan wil besteden, heeft Miranda Ntirandekura Aerts zeker gecharmeerd. Toch moest ze, samen met haar collega’s bij de vereniging ‘Rwanda en zo veel meer’, eens goed nadenken of ze wel zou ingaan op de vraag naar samenwerking met het museum. ‘Wij stonden en staan nog altijd kritisch tegenover het museum’, vertelt ze. ‘Uiteindelijk hebben we “ja” gezegd omdat het verhaal van de Rwandese adoptiekinderen iets vertelt wat in het museum nog te weinig wordt benadrukt. België kijkt met een koloniale, paternalistische blik naar Afrika. Dat de vzw Zonder Grenzen, die ons naar hier heeft gehaald, tot ver in de jaren negentig kon doen wat ze deed, is daar een treffend voorbeeld van. Uiteindelijk konden die praktijken blijven bestaan omdat men dacht dat Rwandese kinderen sowieso beter af waren bij Belgische ouders. Met andere woorden: dit verhaal, dat het koloniale denken en interlandelijke adoptie verbindt, past perfect in het museum.’

Wat had het AfricaMuseum volgens u beter moeten doen?

Miranda Ntirandekura Aerts: Ik had liever een museum gezien dat ongefilterd zou tonen wat het kolonialisme precies inhield. In het Canvas-programma De Afspraak vertelde directeur Guido Gryseels dat het museum afstand wil nemen van het koloniale verleden. Misschien ligt daar wel de denkfout. Hoe kun je nu afstand nemen van zo’n pijnlijk en essentieel hoofdstuk van onze geschiedenis? Waarom is er niet gekozen voor een museum dat de geschiedenis in haar rauwe vorm toont, en zich ook expliciet een museum van het kolonialisme noemt? Nu wordt gesuggereerd dat dit museum Afrika laat zien. En dat doet het, ook na de vernieuwing, uiteraard niet.

Sommige stemmen in dit debat zeggen dat het museum nooit helemaal gedekoloniseerd kan worden zolang het geleid wordt door een blanke Belg. Hoezeer die er ook zijn best voor doet.

Ntirandekura Aerts: Zo’n man kun je niet zomaar buiten de deur zetten. Los daarvan: de vraag is of zo’n museum wel radicaal kan veranderen als de mensen die de belangrijke beslissingen moeten nemen dezelfde zijn als die van vijf jaar geleden. Dat een deel van de huidige staf nog altijd geen oog heeft voor alle gevoeligheden lijkt me duidelijk. Een klein maar treffend voorbeeld: in het museumrestaurant staan ook twee Afrikaanse gerechten op het menu, maar die worden wel bereid door de Lunch Garden-keten. Als je dan toch graag een AfricaMuseum wilt zijn, waarom zoek je dan geen samenwerking met een Afrikaanse chef? In Brussel zijn die echt wel te vinden, hoor.

Miranda Ntirandekura Aerts: 'Men vertrok van het idee dat een slechte adoptie nog altijd beter was dan geen adoptie.'
Miranda Ntirandekura Aerts: ‘Men vertrok van het idee dat een slechte adoptie nog altijd beter was dan geen adoptie.’© Hatim Kaghat

Ziet u in het AfricaMuseum een bewijs dat België nog altijd met een koloniale bril naar Afrika kijkt?

Ntirandekura Aerts: Dat lijkt me duidelijk. Zeker, de discussie over dekolonisatie wordt vandaag volop gevoerd. Men is duidelijk bereid om het erover te hebben. Maar om de verhoudingen ook echt te veranderen, moet je ook de machtsposities in organisaties durven te veranderen. Als het daarover gaat, houdt de discussie meestal op.

Dat de dekolonisatie ‘in de hoofden’ een stuk minder snel verloopt, bewijst uw persoonlijke verhaal. U was vijf toen u uit Rwanda werd weggehaald door de vzw Zonder Grenzen. Een goede reden om u daar weg te halen was er eigenlijk niet, tenzij je gelooft dat Rwandese kinderen sowieso beter af zijn in Belgische gezinnen.

Ntirandekura Aerts: Die gedachte zorgde er wellicht ook voor dat die vzw zo lang vrij ongestoord kon blijven werken. In 1990 kwam er een nieuw decreet voor de erkenning van adoptiediensten. Vzw Zonder Grenzen voldeed niet aan de vooropgestelde richtlijnen. Uit meerdere inspectieverslagen blijkt dat de inspecteurs van Kind en Gezin kritisch waren voor de werking van de vzw. De inspecteurs deden hun werk, en hebben er in hun verslagen vaak genoeg op gewezen dat Zonder Grenzen niet professioneel was en niet aan de richtlijnen voldeed. Toch is er pas zeer laat ingegrepen. Nog tot in 1997 heeft de vzw adopties uitgevoerd.

Mogelijk vertrok men vanuit het idee dat een slechte adoptie nog altijd beter was dan geen adoptie. En ik ben er nog niet zo zeker van dat daar vandaag heel anders over wordt gedacht. Vorig jaar nog zijn er verhalen verschenen over Congolese kinderen die in 2015 naar België zijn gehaald zónder toestemming van de ouders. Het gaat hier in wezen om ontvoeringen. Toch lijkt de kans me klein dat het tot juridische veroordelingen komt. De ouders van die kinderen hebben niet genoeg geld voor lange processen, terwijl de familierechtbank in België de vraag stelt of het wel een goed idee is om kleine kinderen die hier al drie jaar zijn terug te sturen naar hun vaderland. Stelt u zich eens het omgekeerde voor: Belgische kinderen worden ontvoerd door Congolezen, en drie jaar later zegt de Congolese familierechtbank dat het voor het welzijn van de kinderen het beste is dat ze niet naar België terugkeren. Denkt u dat het zou passeren?

U was vijf toen u van Rwanda naar België werd gehaald. Weet u nog welk effect dat op u had?

Ntirandekura Aerts: Aan de foto’s die er in die periode van mij zijn gemaakt, kun je zien dat ik er niet bepaald blij mee was. Een kind van vijf weet uiteraard heel goed waar het woont en wie zijn familie is. Als het dan plots op een vliegtuig wordt gezet, aankomt in Zaventem, en daar in een gigantische zaal ondergebracht wordt bij een van de vele witte gezinnen die er op je wachten, wordt het niet instant gelukkig.

Miranda Ntirandekura Aerts

– 1984: geboren in Butare, Rwanda

– Studie: Master in de klinische psychologie

– Coördinator van de Antwerpse praktijk PIP-KA2J

– Ondervoorzitter & vertegenwoordiger interlandelijk geadopteerden in Raadgevend Comité, Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA)

Weet u hoe de vzw Zonder Grenzen erin geslaagd is om u bij uw biologische ouders weg te nemen?

Ntirandekura Aerts: Dat was het werk van broeder René De Roeck, die voor de vzw de bemiddeling deed in Rwanda en echt kinderen ging ronselen in de dorpen. Mijn mama was een alleenstaande vrouw met vijf kinderen – papa werkte toen in Kigali – toen hij met zijn promopraatje langskwam. Haar kinderen zouden kunnen studeren in België, en ze zou met foto’s en brieven op de hoogte worden gehouden. Als we volwassen waren, zouden we terugkeren naar Rwanda, en kon ik misschien president van het land worden. Praatjes, natuurlijk, want adoptie werkt zo niet. Alle banden worden doorgeknipt. Hij wilde eigenlijk alle vijf de kinderen van mijn moeder meenemen, maar dat heeft mijn moeder altijd geweigerd. Uiteindelijk ben ik, de jongste van de vijf, naar België vertrokken. Het was ook moeilijk om daar niet op in te gaan. Het was voor mijn moeder een uitdaging om alle dagen genoeg eten op tafel te zetten voor al haar kinderen en hen naar school te sturen. Als een witte, katholieke pater dan met zo’n voorstel komt, wie durft dan nog “nee” te zeggen en haar kinderen voor zich te houden? Je zou je bijna een slechte moeder voelen.

Hebt u nog contact met uw adoptieouders?

Ntirandekura Aerts: Met mijn adoptiepapa en een deel van de familie aan zijn kant nog wel. Met mijn moeder is het contact veel moeilijker geweest. Ze is ondertussen overleden.

Weet u of uw ouders degelijk gescreend waren voor ze een kind mochten adopteren?

Ntirandekura Aerts: De screening was over het algemeen zeer beperkt. Zeker als de kandidaat-adoptieouders een katholiek getrouwd koppel waren dat voldoende financiële middelen had, werden er nauwelijks vragen gesteld. Terwijl dat natuurlijk helemaal niets zegt over de capaciteit om een kind van iemand anders en uit een andere cultuur op te voeden.

Weet u iets over de motieven van uw ouders?

Ntirandekura Aerts: Ik heb de vraag weleens gesteld, maar een concreet antwoord kwam er niet. Ik vermoed dat het te maken heeft met een genetische ziekte in de familie. Toen ze ontdekten dat een van hun kinderen aan die ziekte leed, besloten ze geen biologische kinderen meer te krijgen en is adoptie in beeld gekomen. Ik denk dat ze geen idee hadden hoe lastig dat wel kon zijn. Ze gingen ervan uit dat aanpassing vanzelf zou gaan. (rolt met de ogen) Een vergissing, uiteraard. Hoe kun je van een kind dat een eenvoudig maar gelukkig leven leidde bij de familie in Rwanda verwachten dat het als bij toverslag blij wordt bij een nieuwe familie aan de andere kant van de wereld? Blij heeft het mij in elk geval niet gemaakt. Dat maakt het misschien nog vreemder dat mijn adoptieouders niet veel later besloten om via dezelfde vzw nog een kind uit Rwanda te adopteren. Later heb ik in de dossiers een brief gevonden met hun argumentatie. Ze dachten dat ik me alleen voelde, en dat ik gelukkiger zou zijn met nog een broer erbij.

Die broer is er gekomen. Maar het is wel foutgelopen met hem.

Ntirandekura Aerts: Hij moet – we weten het niet precies – ongeveer zeven jaar zijn geweest toen hij naar hier werd gehaald. Een van de grote moeilijkheden was dat er geen fatsoenlijke kindstudie was gebeurd. Wat hij in Rwanda precies heeft beleefd, weten we niet. We weten wel dat hij, anders dan ik, alleen nog maar een opa had. Hij had gezien hoe zijn moeder om het leven is gekomen, en ook voor de rest had hij behoorlijk wat agressie gezien. Of dat de oorzaak was van zijn ontsporing, is gissen. Maar het was natuurlijk wel goed geweest als er bij zijn adoptie een onderzoek naar zijn verleden was geweest. Dan had men tenminste in gepaste zorg kunnen voorzien. Mijn broer had het van bij het begin moeilijk met gezag. Tijdens de puberteit liep hij weg van huis. Hij is in de bijzondere jeugdzorg terechtgekomen en begon te ontsporen. Vandaag zit hij in de gevangenis, voor zeer ernstige feiten.

Hoe kun je van een kind dat een eenvoudig maar gelukkig leven leidde bij de familie in Rwanda verwachten dat het als bij toverslag blij wordt bij een nieuwe familie aan de andere kant van de wereld?

Hebt u nog contact met hem?

Ntirandekura Aerts: Hij belt me af en toe. Die contacten zijn oké. Hij is rustiger geworden.

Kunt u verklaren waarom u er zo veel beter uit bent gekomen?

Ntirandekura Aerts: Ongetwijfeld ben ik geholpen door mijn eerste vijf jaar in Rwanda, die – anders dan die van mijn broer – harmonieus zijn verlopen. Ook onze verschillende persoonlijkheden zullen wel een rol hebben gespeeld. Ik ging graag naar school. Het was voor mij een veilige haven en ik redeneerde: als ik thuis snel weg wil, moet ik goede resultaten behalen om verder te studeren. Ik had mijn ontsnappingsroute goed gepland. Mijn broer ontliep de moeilijkheden thuis én op school, zonder plan. En wie kom je op zo’n pad allemaal tegen?

U ging in 2008 met dezelfde vzw Zonder Grenzen op ‘rootsreis’ naar Rwanda. Was dat wel zo’n goed idee?

Ntirandekura Aerts: Ik weet dat andere mensen daar heel slechte herinneringen aan bewaren, en ik heb er ook lang over getwijfeld. Die reis was absoluut niet professioneel georganiseerd. Maar uiteindelijk ben ik blij dat ik het gedaan heb, want ik heb mijn familie wel gevonden. Het is wel bij die ene reis gebleven. Ik had geen behoefte om nog eens het grootste deel van de reis in wees- en ziekenhuizen door te brengen en ballonnen en balpennen uit te delen.

Hebt u vandaag nog contact met uw biologische familie?

Ntirandekura Aerts: Ja. In het begin was dat wat zoeken. Toen ik in 2008 teruggekeerd was naar België verwachtte mijn familie heel veel van mij. Ze vroegen bijvoorbeeld om een auto te verschepen, of grond te kopen. Ook als ik daar ben, komen er vragen van familieleden van wie ik nog nooit heb gehoord, of telefoons van hele verre kennissen. Ik begrijp het wel, aan wie moeten ze het anders vragen? Maar ik ben geen bank, of – erger nog – een paternalistische Vlaming die even voor die arme mensen wil zorgen.

U bent Soeur Miranda niet.

Ntirandekura Aerts: (lacht luid) Nee dus. Ik laat die mensen liever in hun eer door hun zelfstandigheid niet af te nemen.

Ik had liever een museum gezien dat ongefilterd zou tonen wat het kolonialisme precies inhield.

Hebt u er al aan gedacht om terug te keren naar Rwanda? Misschien kunt u er zinvoller werk doen dan hier.

Ntirandekura Aerts: Ik vind mijn werk hier echt wel zinvol, maar die gedachte speelt in mijn hoofd, ja. In België is er een overaanbod aan psychologen. In Rwanda is er veel werk, en heb je een tekort aan psychologen en psychiaters. Ik hoop over enkele jaren iets in Rwanda te kunnen opzetten, in samenwerking met de lokale bevolking. Ik ga hen als Belgische psycholoog niet vertellen wat daar moet gebeuren – er is trouwens al een psychiatrisch ziekenhuis, in samenwerking met de Broeders van Liefde. Maar dat is ook weer zo’n voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. In Vlaanderen willen we het beste voor onze patiënten, en de spullen die we niet meer kunnen gebruiken sturen we naar Afrika.

U gaf onlangs een lezing voor de Vereniging voor Adoptiekind en Gezin. Daaruit sprak een pessimistisch beeld over interlandelijke adoptie. Is het een idee om er toch minstens een maximumleeftijd op te plakken?

Ntirandekura Aerts: Er zijn kinderen die als prille baby naar hier zijn gehaald, en die later grote problemen hebben gekend. Je hebt er die veel later kwamen, en vandaag een gelukkig en vrij zorgeloos leven leiden. De leeftijd is geen goede voorspeller. De vraag die je je bij adoptie moet stellen, is de vraag naar het adaptatievermogen dat je van een kind kunt verwachten. En voor alles moet je, zolang interlandelijke adoptie is toegestaan, de nazorg bewaken. Dat is mijn belangrijkste kritiek op de adoptie zoals die vandaag bestaat. Qua screening is er veel verbeterd, maar de nazorg schiet op alle vlakken tekort. Iemand die een kind heeft geadopteerd, krijgt twee huisbezoeken, en dan is het in de meeste gevallen afgelopen.

Zou interlandelijke adoptie beter worden afgeschaft?

Ntirandekura Aerts: In mijn ideale wereld groeit elk kind op bij zijn biologische ouders, en bestaat interlandelijke adoptie niet. Als dat niet kan, moeten kinderen opgevangen worden door jeugdzorg in hun eigen land.

Maar zolang die niet overal goed is uitgebouwd, blijft adoptie het enige alternatief?

Ntirandekura Aerts: Misschien zal het, voor een beperkt aantal kinderen, wel altijd een uitweg zijn.

Reactie VZW Zonder Grenzen

‘Het beeld dat mevrouw Aerts van onze vzw ophangt, klopt niet’, zegt voorzitster Imelda Degraef. ‘Het zijn leugens. Het merendeel van de kinderen die via onze vzw zijn geadopteerd, is ons dankbaar. Natuurlijk zijn er ook minder geslaagde adopties geweest. Ik weet over welke gevallen het gaat, en ik weet ook waar het fout is gegaan: bij de adoptieouders, de mensen die deze kinderen hebben opgevoed.’


Imelda Degraef bevestigt wel dat haar vzw eind jaren negentig haar erkenning verloor na negatieve adviezen van Kind en Gezin. ‘Ze hebben onze erkenning afgenomen na klachten van andere adoptieorganisaties, voor wie wij een doorn in het oog waren’, aldus Degraef.

Partner Content