Van Caligula en Donald Trump

Hubert Van Humbeeck

Neem nu Caligula. Weinig mensen twijfelen eraan dat de Romeinse keizer die zijn paard tot senator benoemde goed gek moet zijn geweest. Toch leert deze Knack Historia dat recent onderzoek daar niet meer zo zeker van is. Zo is het goed mogelijk dat Caligula zijn paard tot senator benoemde om de senaat dwars te zitten. Dat het dus een politieke move was, tegen de instelling waarmee hij overhoop lag. Maar die zou uiteindelijk bepalen hoe de geschiedenis later over hem dacht.

Of neem Marie Antoinette. De vrouw van de Franse koning Lodewijk XVI, die met hem tijdens de Franse Revolutie werd onthoofd. Van Marie Antoinette weet iedereen dat ze zou hebben gezegd dat de Fransen, als ze honger hadden en geen brood, maar brioches moesten eten. Het is niet zeker dat die uitspraak van haar is, maar ze ging er wel de geschiedenis mee in. Opnieuw blijkt dat die beeldvorming niet klopt: Marie Antoinette was toch niet zo’n harteloos schepsel.

Er zijn meer voorbeelden die leren dat de reputatie van leiders vaak door hun politieke tegenstanders wordt gemaakt. Het is de overlevering die ze dan gek verklaart. Vaak is ook duidelijk dat wij vandaag gewoon niet weten hoe het er toen echt aan toeging. De gouden kooi waarin veel gekroonde hoofden hun leven doorbrachten, maakte hen wereldvreemd en bepaalde in veel gevallen ook hun gedrag. Bekend is, bijvoorbeeld, dat een aantal Habsburgse vorsten als gevolg van inteelt niet alleen fysiek bepaalde afwijkingen vertoonden, maar ook geestelijk.

Waren al die leiders daarom ook waanzinnig? In veel gevallen gebruikten ze bovenmatig veel geweld om macht te krijgen, te houden of te vergroten. Een gevaarlijke tiran is niet noodzakelijk gek. In een van de bijdragen in deze Knack Historia wordt de Amerikaanse historica Barbara Tuchman geciteerd, die schreef dat macht soms waanzin kweekt. En dat macht het vermogen kan aantasten om op een fatsoenlijke manier naar de mening van andere mensen te luisteren.

Dat het belangrijk is dat leiders soms worden tegengesproken, bleek eind vorig jaar nog, toen de Amerikaanse minister van Defensie James Mattis ontslag nam. Hij was, schreven waarnemers van het reilen en zeilen in het Witte Huis toen, nog ‘de enige volwassene’ in de omgeving van president Donald Trump. De enige die Trump soms tegensprak. Het is overigens – ook bij ons – een bekend fenomeen dat toppolitici zich na verloop van tijd doorgaans nog alleen omringen met mensen die helemaal van hen afhankelijk zijn en hen daarom alleen nog naar de mond praten.

Sinds de publicatie van de bestseller Ces malades qui nous gouvernent van de Franse journalist en historicus Pierre Accoce en dokter Pierre Rentchnick in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw trekt het onderwerp aandacht: zijn de mensen die ons lot bepalen fysiek en geestelijk geschikt om dat te doen? In de portretten die op de volgende bladzijden van politieke leiders worden geschetst, is de conclusie vaak dat ze aan paranoia leden of lijden, aan een al dan niet excessieve vorm van narcisme of gewoon aan hybris. De Britse filosoof Bertrand Russell wist al dat macht tot hybris leidt en de geest vergiftigt. Een treffend voorbeeld daarvan is, alweer, Donald Trump.

Dat wil niet zeggen dat er nooit echt waanzinnige leiders waren. Denk aan de Russische tsaar Ivan de Verschrikkelijke of, in onze tijd, aan de Libische kolonel Muammar Kadhafi. Anderen werden in de loop van de geschiedenis vaak door hun omgeving snel onschadelijk gemaakt. Uiteindelijk past ook in dit geval de boutade van Winston Churchill, dat democratie de slechtste staatsvorm is met uitzondering van alle andere. Waarbij moet worden aangestipt dat Churchill zelf aan een bipolaire stoornis leed.

Partner Content